De Hollandsche Spectator
(2001)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 196-240: 11 september 1733 - 12 februari 1734
[pagina 100]
| |
No. 203. Den 5. October 1733. De Hollandsche Spectator.
Naturam expellas furca, tamen usque recurret.Ga naar voetnoot1
ALle de menschen, durve ik zeggen, zonder onderscheid, de redelyksten zelf, zyn zo natuurlyk geneigt, zig zelven boven de waarde te schatten, dat ze zig verbeelden, minder toegevendheid, als anderen, van noden te hebben, en grooter te verdienen, en zig in verscheide gelegendheden voorrechten aanmatigen, die ze in hun evenmensch weigeren te erkennen. Ieder, byvoorbeeld, is zo van natuur geschikt, om van de voorwerpen, in dewelken hy het meest behagen, en belang neemt, anderen te onderhouden, dat hy nauwlyks kan in 't hoofd brengen, dat ieder niet van zyn smaak zy, en zyne verlustiging wie het ook zy verveelen kan. Zo dra nochtans een ander zig 't zelve regt toeeigend is hy deswegens te onvreeden, en denkt gegronde reden te hebben om wegens de verdrietelykheid van desselfs gesprek op het bitterste klachtig te vallen. Dit gebrek, hoewel niet geheel en al weg te nemen, zou zeer verzagt en gematigt kunnen worden, indien wy van kindsbeen af door een welberedeneerde opvoeding gewend wierden, ons altyd in onzes naasten plaats te stellen, en ons ernstig af te vragen, hoe het, in dezelfde omstandigheden, met ons zou gelegen zyn. Indien wy met die vriendelyke rekkelykheid hadden geleert gemeenzaam om te gaan, [178]wy zouden met een geduldiger inschikking het teemen aanhoren van een bejaerd man, die nergens anders mee ophebbende, als met de voorvallen van zyn jeugd, ons verzekert dat de abricozen, en persiquen grooter, schooner en smakelyker in dien tyd waren als nu, en in alles het sterkste geheugen toonden, alleen vergeet dat hy ons de zelfde | |
[pagina 101]
| |
historie tienmaal verteld heeft. Wy zouden door de vinger zien in een wezentlyke zieken, wiens onpasselykheid natuurlyker wyze het grootste voorwerp van zyne aandacht moet zyn, dat hy ons uuren agter den ander onderhoud van alle de omstandigheden en verscheide toevallen van zyne ongesteldheid, en door dat verhaal ons een mededogen afbeedelt bekwaam hem te troosten en te verkwikken; eindelyk wy zouden met minder gemelykheid eenige aandacht leenen, aan een teder moedertje, die al wat haare wichten doen en zeggen als ongehoorde aardigheden verteld, en die om te toonen, dat ze in dit gevoelen zig niet bedriegt, haare kinderen zelf te voorschyn doet komen om met alle de kunsjes en zoetigheden, die ze geleerd hebben, de vrienden te vermaken. Zonder de hevigste liefde, die 'er uitgedagt kan worden, zou immers een moeder, de nodige zorg voor een wigt in zyne eerste jaren op zig nemende, zig aan een verdrietiger slaverny als die aan welke een galeyboef geketent is, met goede willig en zelfs met de genieting van het zoetste vermaak, kunnen overgeven? en 't is wederom een noodwendig gevolg van die hevige en onmatige tederheid dat ze by uitstek moet vooringenomen wezen, met de aardigheid en kindsche verdienste van die zoete schepzeltjes. Indien weder aan d'andre zyde de bejaarde luiden, de zieken en teerhartige moedertjes, zig de hebbelykheit van zig in eens anders plaats te stellen [179] hadden eige gemaakt, ze zouden zig wat ligter laten verzadigen, met een matig voedzel aan hun eige liefde, werkzaam omtrent hunne tederst beminde voorwerpen, te geven, en begrypen, dat het niet onmogelyk is dat 't geen hun meest vermaakt te lang uitgerekt, anderen, die in de zelfde belangen niet zyn ingewikkelt, kan verdrieten, verveelen en walgen. Deze reflexien zyn my ontrolt, ter gelegendheid van den volgenden brief, die, zo hy niet wezentlyk door een moeder is opgesteld, tot schryver moet hebben iemand die de gesteldheid van de moederlyke ziel zeer wel heeft nagevorscht, en met eene levendige kracht kan uitbeelden. De styl is vry wat met Fransch gespekt, 't geen my doet vermoeden, dat het mogelyk het werk is van een Dame van fatsoen.
Myn Heer,
IK moet bekennen dat uwe nieuwe Correspondent van het 178 Vertoog in het naukeurig observeeren van het kinderagtig en mal onderhoud der moedertjes, en van zommige verwyfde mans, die zig zulks laten welgevallen, | |
[pagina 102]
| |
en 'er met plyzier deel in nemen, uwe functie zeer wel zoude hebben waargenoomen, indien hy de zaak maar niet al te sterk gepousseerd had; Hy kan zig met reden verblyden, wegens den goede dienst, die hy u heeft gedaan, vermids hy teffens de approbatie der meeste Lezers zal behaalt hebben, en den lof der bekwaamheid in het Characterizeeren, weggedragen, door het staaltje daar van gegeven, aangaande een bykans onafscheidelyk gebrek in de zwakke sexe. Hy mag zelfs zig streelen een ennuieusen,Ga naar voetnoot1 en verveelenden avond vergoed te zien door een compleete victorie over de laffe vrouwtjes, en een triomph die zo lang duuren zal, als uwe behaaglyke schriften [180] zullen gelezen worden. Ik wil zelfs met eene openhartige complaisanceGa naar voetnoot2 zyne eige liefde nog wel wat vleyen, en hem rond uit verklaren, dat hy het portrait juist en wel getroffen heeft, en ik die aan het berispte zwak niet weinig onderhevig ben, heb my daar mee zodanig vermaakt, dat ik my niet heb kunnen onthouden van helder uit de borst 'er om te lacchen. Ook meen ik 'er myn gebruik wel van te maken; en zo veel te zwygen als my moogelyk zal zyn, (al zou ik daar door verweezen worden, om een gansch half uur myn mond te houden,) van myn huishouwen, en kinderen, daar vreemde mans, en wel voornamentlyk overjarige vryers by zyn. Maar uit dien zelfden hoofde hoop ik dat zyn hypochonder humeur,Ga naar voetnoot3 schoon afkeerig van de natuurlykste neiging aller menschen, en nu op nieuw door my zo grof geoffenseert, de toegevendheid voor ons vrouwtjes zal hebben, van my toe te laten een kleine verdediging voor dezelven tegens zyne hevige critiques voor den dag te brengen, en eenige remarques tot onze verschoning wegens zo eene vergeeflyke, indien niet onschuldige verlustigingen te maken. Te meer denk ik, dat hy zulks niet kwalyk zal nemen, daar hy hier zo veel vooruit heeft, dewyl hy zig maar behoeft te verweeren, tegen een Vrouw, die gewoon met haar kinderen, en andere huishoudende vrouwen om te gaan, in de kracht van het raizonneeren ver te kort moet schieten tegens een man, die buiten twyffel alle natuurelyke zwakheden te boven is gekomen, en van de reden alleen afhankelyk, zig met een goed succes toegelegt heeft om dezelven op de aartigste manier als bespottelyk ten toon te stellen. Myn Heer schynt, naar zyn zeggen, zyn beurt redelyk wel gehad te hebben, in de voorpraat | |
[pagina 103]
| |
omtrent het nieuws door hem uit den Haag medegebragt, en [181] dat zekerlyk zaken van oorlog en vreede zal geraakt hebben, en door hem zeer staatkundig getracteert zyn geweest; Dog waren daar mogelyk luiden present geweest, die het secreet van de mis kennen,Ga naar voetnoot1 zouden mogelyk zyne politique discoursen zo belacchelyk den zelven hebben gescheenen, als daar na aan hem de malmoertjes praat; En was het dan zo onbillyk dat de sloven van Vrouwtjes ook eens haar tour kreegen om van hare liefhebbery te keuzelen,Ga naar voetnoot2 wyl het zwygen haar tog van alle mans voor zo onmooglyk toegeschreeven word; Als de mannen in gezelschap zyn, en alle lust hebben om een pypje te rooken, en een eenigen onder 't zelve, zulks verveeld, zal deze met eenig recht kunnen pretendeeren, dat het van allen om zynen 't wil gelaaten word? zo is het mee in het speelen, en in het praaten; De heele fout aangaande die laffe wyve conversatie bestaat, myns bedunkens, hier in, dat de onthaler zonder oordeel te werk gegaan heeft, wanneer hy by een familiaar gezelschap van gehuwde luiden goedgedagt heeft een' morrigen ouwen gemelyken vryer te verzoeken, wiens naam zelfs een' natuurlyke afkeer voor diergelyke conversatie schynt mee te brengen. Hoe kan zulk een hater van 't menschelyk geslacht, die zelfs zyne ouders schynt te laken, om dat ze om hem ter waereld te brengen en op te voeden, zig in den echt verbonden hebben, tog te pas komen, by menschen, dewelken in die kweekery de grootste verlustiging vinden? Het gezelschap, dat onzen knorrigen vryer zo lastig viel, schynt van de grootste gemeenzaamheid geweest te zyn, want daar word door onzen berisper geen gewag gemaakt van een partytje ombre, of quadrille,Ga naar voetnoot3 't eerste voorwerp van de ordinaire societeiten,Ga naar voetnoot4 en daar onzen Heer mogelyk de vingers naar jeukten. Men ziet, dat het op een praatje was genodigt, en om een toegezonde presentje in vriendschap 't zamen te consumeeren. Dewyl derhalven de mans de eerste praat gehad hadden, waar van zouden de Vrouwtjes, die, zo het schynt, alle in haar kinderen waren, beter hebben kunnen spreeken, dan van de voorwerpen, daar haar grootste lust toe strekte? De Mevrouw die haar man zo canailleus bejegend, wegens haar | |
[pagina 104]
| |
Kareltje zyn besten rok niet aangetrokken te hebben, zal wis de eerste [182] Ga naar voetnoot* Mevrouw van haar geslagt zyn geweest, en dat Character zal door waare Vrouwen van fatsoen niet erkend, maar tot den lagen burgerstaat verwezen worden. 't Overige, 't is waar, is niets als ongezoute praat, maar de verbindende liefde, daar kinderen tusschen speelen, bedekt veel, onder menschen die alle van een consoortGa naar voetnoot1 zyn, en elkander de natuurlykste malligheden ligtelyk vergeven kunnen. Ik kan ook zeggen weinig mans gezien te hebben, die zig verwaardigen hunne kinderen te kennen, en met dezelve gemeenzaam om te gaan, die zig niet, al zo wel als de Vrouwtjes, vergaten als 'er gelegendheid was om van hunne knaapjes ook wat te vertellen. Immers is het wel te denken, indien de malle wyvepraat al de mans van het gezelschap zo verveelt had, als aan onze heekelaar, dat de onthaler wel wat tydiger gesproken zou hebben, van in een andere kamer een pypje te rooken, of een verkeertjeGa naar voetnoot2 te speelen, maar dewyl zy genoegzaam allen van 't zelfde temperament waren, wie zou 'er zich beleedigt, of benadeelt hebben gevonden, en zelfs zig niet wel gediverteert hebben, indien onze bediller van 't geen hy niet kend, om dat hy 'er geen gevoelen van heeft, slegts t'huis waar gelaten; Ik ontken niet, dat hem het gereutel van Minne, de malle praat met Saartje, de redeneeringen over de baker oneindig moeten verveelt hebben; Maar is hy zo groot een kindergek, als hy voorgeeft, misschien om te doen gelooven, dat het hem aan een goeden imborst niet hapert, zo kost hy, daar hy tog in de galey was, wel een korten tyd zig vermaakt hebben, met de drie jongetjes, die praten, speelen en zingen konden. Waren die niet groot genoeg, om hun vars ontloken oordeel, en geest, met aardige vragen te toetsen, zig met hunne natuurlyke en opgesmeukte antwoorden te vermaken, en met hunne zoete impromtusGa naar voetnoot3 zig bezig te houden? Waar in tog mag zyne geneigtheid voor jonge kinderen bestaan? Misschien in dezelven te berispen, en ernstige redeneeringen van hen te vorderen? en dan, geloof ik, zouden de meeste hem eer voor een | |
[pagina 105]
| |
bullebak van een schoolmeester, dan voor een aanhalend en caressantGa naar voetnoot1 vriend, gehouden hebben. Dat Pietje een MirlitontjeGa naar voetnoot2 [183] zong, en daar over van het lachend gezelschap gepreezen wierd, schynt hem reeds een onfeilbaar teken van het bederf van den jongen, zo dat ik reden heb te denken, dat de kinderen wel haast van zyn slag van liefkozeryen zo wars zouden geweest hebben, als hy zig bevond van de praat van de heele vergadering. Al wat de jongens deden viel hem lastig en gaf hem stof om by zig te morren; Mogelyk had hy toen al in zyn' herssenen 't ontwerp van zynen brief, en wierd hy, in 't zelve aan een te rygen, telkens gestoord door het ravotten van die raasbeeren, die hem zyne fraaiste concepten deeden verliezen. Zyn' vergaderde hoofdpyn door al dat wyve gebabbel was met smakelyk eeten, goeden wyn, en een gulle onthaling niet te verzetten; Gelukkig dat zyn knecht zo vroeg om hem kwam! want die zette hem den tyd; Het gezelschap was hem zo veel niet waard, en de heusche verzoeken, en nodigingen niet kragtig genoeg, om den dienstbaren geest te doen wagten, tot dat men zonder verhaasting gegeeten en zyn afscheid genoomen had; hy moest zonder vertoeven opstaan, zyn knecht mogt in de keuken of in 't voorhuis, zulk slecht gezelschap gevonden, en zig even zo geennuieertGa naar voetnoot3 hebben, als hy in de eetzaal? Hy had hem ook tot een leidsman nodig, want met dit hooft vol morrende gedagten mogt hy anders tegen een lantaarnpaal, of in de burgwal geloopen hebben, en door dit ongeval 't gemeen van hem, en zyn geestigen brief hebben berooft. Hy moest om zyn bizarre en grillige kop te toonen alle wellevendheid den hals breeken, en bykans zonder adieu te zeggen zyn biezen pakken; En om wat reden tog? toen was immers het laffe gerel uit; de raasberenGa naar voetnoot4 waren naar bed, en de Minne in de kinderkamer; Toen kon Myn Heer weder zyne politique bekwaamheid toonen, en de vrouwen haar labeyenGa naar voetnoot5 betaalt zetten met hartige mannepraat; waar by zy geen een woord in het kapittel te brengen hadden. Neen onzen beleedigde grompot was 'er aan geleegen duidelyk te doen zien, dat hy verstoord was, en dat hy niet als verdriet in 't gezelschap vond. Het was te wenschen dat hy eens wist, wat het zelve | |
[pagina 106]
| |
agter zyn rug van dit onverwagt vertrek gesprooken moet hebben. Het zou buiten twyfel mee geen onaardig stof voor zyn pen zyn. [184] 't Is niet, Heer Spectator, dat ik diergelyke smakelooze wyvensnap, als prysselyk wil verdedigen; Verre daar vandaan; Al te zeer uitgerekt en ontydig geplaatst, is ze duldeloos, het praaten zonder onderscheid van tyd of plaats, van Meiden, Minnemoers, bakers, kinderen, is het walgelykste mal dat onze sexe eigen is; Dog in een genood gezelschap van 't zelfde slag, daar de mans met het zelfde gesprek zig mee vermaken, kan ik niet anders zien, of zo het niet buitenspoorig lang duurt, is het niet slegts verdraaglyk, maar ook geenzins ongevoeglyk, dewyl men by een komt, om zig te diverteeren, en het even eens is, waar mee, als men nog zyn gewisse, nog iemand beleedigt, en den meesten hoop behaagt; En kan deze kindergek, te weten in zyne eige oogen, zig onder zulke ouders en kinderen niet, voor een reis, een uur of anderhalf vermaken? Hy neem het dan niet kwalyk, dat ik en myns gelyken hem voor een olyken drogaard en kinder-bullebak te boek zetten. Raizonneer ik kwalyk, leer my beter, zyn myne tegenwerpingen zwak, verschoon ze in een vrouw die met een vergeeflyk vooroordeel voor haare kinderzaak pleit, en egter zig vermaakt heeft in haare nauwlyks vermydelyke malligheden zo natuurlyk, haar ten spiegel, afgebeeld te zien, maar wel wenste dat de Heer tractant wat meer oordeel had aangewend, of de schilder een gezelschap had weten uit te kippenGa naar voetnoot1 daar diergelyke conversatie min te pas kwam. Eindelyk sta my toe my met uwe eige spreuk: Dat de toegevendheid het zekerste kenteken van waare wysheid en deugd is, te verdedigen: Ondertusschen blyf ik met een standvastige lust om van uwe aangename vertogen te profiteeren,
Uwe geneege Vriendinne
Constantia Liefkind. [185] |
|