De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 327]
| |
No 191. Den 24. Augusty 1733. De Hollandsche Spectator.
Decipimur specie recti.Ga naar voetnoot1
Heer Spectator,
UW Vertoog over de Ceremonien, en rangziekte heb ik met vermaak en goedkeuring meer als eens doorleezen, en in 't zelve heb ik verscheide denkbeelden, omtrent die stoffe, die my duister en verwart door de harssenen hadden gedwaalt, ontwikkelt, en opgeheldert gevonden en my toegeeigent. 't Geen gy voor den dag gebragt hebt rakende de boersheid, en onkunde aangaande de weezentlyke beschaaftheid, die in die zotte pligtpleegingen dikwils onder een dunne schors verhoolen zyn, is door u in 't klaarste ligt geplaatst; Dog, laat my toe iets by uwe aanmerkingen te voegen, en u te zeggen, dat ik door ondervinding geleert heb, dat zulks wel inzonderheid plaats heeft, in beschaaftheden, en ceremonien, die van minderen, met eene inwendige zelf-toejuiching aangewent worden omtrent luiden van een verheeve staat, met de welken de anderen, zonder de onbegrypelykste dwaasheid, zig, in geenen deelen, kunnen gelyk stellen. Vermids nu myn oogmerk hier is myne gedagten omtrent dit onderwerp, door middel van uw werkje 't gemeen mede te deelen, en 't zelve liever door de levende lessen der voorbeelden, dan [82] door afgetrokke bespiegelingen wil onderrecht worden, hoop ik dat het u behaagen zal, 't volgend verhaal een' uwer Vertogen in te lasschen. In jonger jaaren leefde ik in eene aangename gemeenzaamheid met een Ambassadeur van een der eerste gekroonde hoofden van Europa, een | |
[pagina 328]
| |
man niet min onderscheide door zyn geboorte, en geheiligd Character, als door zyne geleerdheid, en de uitmuntende gaven van zyn geest. 't Was een bejaard Heer die reeds by verscheide andere Natien zyn meester gedient had, en die in de kennis der waereld niemand behoefde te wyken. Dewyl hy groote agting had voor luiden van verstant, had hy my op een tyd verzogt, een myner goede bekenden, dien ik hem, wegens deszelfs fraye geest, had aangepreezen, by hem te brengen. Deze man bezat waarlyk treffelyke talenten verzelt en ondersteunt door kennis en oordeel. Dog gelyk niemand zonder gebreeken is, had hy, schoon hy de groote waereld maar in zyn kabinet, dat de rechte school zekerlyk niet is, gezien had, zeer groote gedagten van zyne beschaaftheid, en hy myde met zo een' groote iever alles wat volgens zyn' gedagten naar plompheid en pedantery zweemde, dat hy door 't zelve zo angstig te ontwyken, niet zelden 'er in verviel. Hy verbeelde zig dat het grootste merkteeken van een Hoveling bestond in complimenten, en pligtpleegingen, en door deze dwaling was zyne verdienste, hoe aangenaam en beminnelyk in zig zelf, als met doornen en distelen t'allen zyden omzet. Wanneer ik hem by den doorlugtigen staatsdienaar introduceerde, vonden wy denzelven in zyn nagtgewaat, beezig met een nieuwe schikking in de meubelen van zyn boekkamer te doen uitvoeren; Alles lag 'er over hoop, en op een gestapelt, en behalven een houte [83] kist welke zyne Excellentie zelf tot een zitplaats verstrekte, was 'er niets om zig te zetten als een stoeltjes zonder leuning, en een oude armstoel. De Heer Marquis na aan myn Vriend gezegt te hebben, met de gulste vriendelykheid, dat hy al over lang gewenscht had kennis te maken met een man van zo veel reputatie, bad hem te willen zitten, 't welk na tienmaal met verschiet van bestudeerde complimenten, daar de eer, 't geluk, het voorrecht, de vryheid &c. op een waaren gehoopt tot overlopens toe, eindelyk gelukte, dog op het klein stoeltje, tot het welk hy niet geraaken kon, dan met agter zyn Excellentie heen te stappen. Ik zag dat de agtbare Minister zyne schouders ophaalde, en eene zekere gemelykheid in zyn weezen liet blyken, en zo draa hy my tot plaats te neemen genodigt had, zette ik my, na een diepe buiging, in de overgebleve leunstoel ter neder. Onderwylen raakte men in conversatie, in de welke alle de antwoorden van onze frayen geest konden doorgaan voor beknopte reedevoeringen, waar in hy al zyn voorraad van hoflykheid, en t'effens van verstand en kennis, die de gelegentheid kon dulden, te voorschyn bragt, zo dat hy zig volstrekt meester van 't gesprek maakte. Wanneer wy stonden | |
[pagina 329]
| |
te vertrekken, vergenoegde ik my wederom met een' statige reverentie, zonder een woord te spreeken; Dog myn vriend, die zig buiten twyfel trachtte voor te doen, als de geleerdste der hoffelyken, en de hoffelykste der geleerden, deede hier weder een volslage harangueGa naar voetnoot1 ondersteunt, op ieder zinscheiding, door allerlei soort van strykadesGa naar voetnoot2 tot de grond toe; Dog 't geen het mislykste was, wanneer hy merkte, dat we in 't uitgaan van den Marquis gevolgt wierden, keerde hy zig om, en bad zyn Excellentie, met de ernstigste en nederigste betuigingen, ons [84] die overtollige eer niet aan te doen, en hy merkte nog de onbetamelykheid van dit holbollig compliment niet, wanneer de staatsdienaar hem koeltjes antwoordde, dat zyn' oogmerk maar was zig naar een ander vertrek te begeven, gelyk hy ook werkelyk deed. Ik had zonder moeite bespeurt, dat de fraye manieren van myn' geestryken Vriend in den Ambassadeur een soort van walging veroorsaakt hadden, en vermids ik hem zeer gaarne had gezien in de gunst van dien deftigen Heer ingewikkeld, was ik op middelen bedacht, om hem, op de zagtste wyze, zyne wellevende boersheid te doen voelen; Dog terwyl ik het niet dorst waagen een man, die my in verstand en geest ver overtrof, lessen voor te schryven, hoorde ik met verbaastheid, dat hy de eerste het stilzwygen brak, om myn' rol te spelen, en my met berispingen aan boord te komen. Neem niet kwalyk, myn goede vriend, sprak hy, dat ik u zeggen durf, dat ik meer als eens wegens uwe manieren met zo een verheve personaadje, voor u schaamrood ben geworden. Hoe is het begrypelyk, Myn Heer, dat een man die zo lang aan Hooven verkeert heeft, misslagen tegens de wellevendheid begaat, waar in de plompste boer naauwlyks vervallen zou? Hoe is het u onder anderen in gedagten gekomen, zyn' Excellentie op een hard koffer te laaten zitten, en zonder de minste tegenstreeving u zelf in een gemakkelyke leunstoel neder te zetten. Na met een' koele aandagt naar zyne les geluistert te hebben vroeg ik hem alleenlyk of hy Don Quixotte wel met oplettendheid geleezen had, en gemerkt dat het werk met zaaken van de uiterste leerzaamheid doorzaait was; zyn antwoord was ja, maar waar ik met die onhebbelyke vraag tog heen wou. Gy zult misschien dan nog u wel in uwe geheugenis behouden hebben, hernam ik, 't [85] volgende geval. Wanneer op zekeren tyd die doolende Ridder met een zeker Hartog, die hem in alles de kap zogt te vullen, | |
[pagina 330]
| |
aan tafel zou gaan, weigerde hy halstarrig, en met de uitgezogtste complimenten, de plaats van eer, die de Hartog hem als dwong te nemen, te aanvaarden; Wanneer deze twist voor Sancho, die honger had, te lang duurde, borst de goede schildknaap in een schaterende lacht uit; Wegens de reeden daar van ondervraagt zynde, vertelde hy met boersche, en koddige omwegen, dat op een gebuurig Dorp een zeker Edelman een boer eens had te gast genood, en hem tienmaal aangeport, om zig aan 't hoger einde van den dis te plaatsen. Maar, vervolgde Sancho, de huisman, die toonen wou, dat hy zyn waereld verstond, en vreesde tegens de beleefdheid te zondigen, wou, 't koste wat het kost, op d'aangeweze stoel zig niet ter neder zetten. Dog de Edelman eindelyk all' die tegenspartelingen moe zynde, nam den boer by beide zyn schouderen, en smeet hem met geweld daar hy hem hebben wou. Hoe drommel heb ik het hier met de kinkel, sprak hy, zal ik langer geen meester in myn huis wezen; weet, vriend, dat ik hier je complimenten niet van doen heb, en dat hoe wy ook by malkander zitten, de plaats van eer altyd door my bekleed word. Ik twyfel niet, Myn Heer, voer ik voort met een schamper lachje, of gy begrypt volmaaktelyk de zin van onze schildknechts vertelzeltje; en je sult 'er zonder moeite uit kunnen opmaken, wie van ons beiden, by zyne Excellentie, voor boer heeft gespeelt. Dit Historitje, van den vroomen Sancho, dat my niet beter te pas had kunnen invallen, maakte kragtiger en spoediger uitwerking op 't gemoet van myn' geleerden vriend, dan verwagt zoude hebben kunnen worden van de klaarste, en onwederspreekelykste bewyzen, die ik bekwaam zou hebben geweest te berde te brengen. De spyt, gelyk het natuurlyk is, van [86] door een man van minder geest, en verstand gebotmuilt te worden, zou mogelyk in zyn boezem de weg van d'overtuiging geslooten hebben; maar hy kon zonder de minste schaamte of bittere vernedering den goeden schildknaap tot zyn Leermeester nemen. Na eenige oogenblikken gemymert te hebben, bekende hy openhertig, dat het niet onmooglyk was, dat hy wat al te ceremonieux was geweest, maar dat zulks niet belette, dat ik my aan te groote vrypostigheid had schuldig gemaakt. Het blyft altyd voor my, voer hy voort, een aanstotelyk denkbeeld, u in een leunstoel, en zo een groot man op een houte kist geplaatst te zien. Eer gy daar in bewilligde, dunkt my, dat het ten minsten uw pligt was, te vraagen of zyn' Excellentie niet liever van de fauteuil voor dezelve veel gemakkelyker gedient wilde wezen. Die vraag, myn lieve vriend, antwoordde ik hem, zou ten hoogste impertinent zyn geweest, want naar de bekende weg te | |
[pagina 331]
| |
vraagen is niets anders als met iemand den spot te dryven. Van de drie zitplaatsen, die in 't vertrek zig bevonden, had hy voor onze komst, reeds het koffer verkooren, schoon hy, buiten twyfel, zo wel als wy, bewust was, dat hy zagter, en met meer gemak in een leunstoel zou gezeten hebben, daar by hebben my al overlang de reeden, en de ondervinding geleert, dat men zig weezentlyk belagchelyke airs geeft, zo dikwils men met luiden zo ver boven ons verheeve, in een ceremonietwist zig inlaat, dat in diergelyke gevallen eene spoedige gehoorzaamheid aan beleeftheden, die als bevelen moeten aangezien worden, de rechte beschaaftheid is, en dat, waar diergelyke Heeren ook staan, of zitten, zy de plaats van eer altyd met zig brengen. Ik zag wel dat deze reedenen myn vriend overtuigden, dog ik merkte met een, dat hy met de grootste tegenzin zig gedwongen vond zig aan dezelven te onderwerpen; Geen wonder zeker; 't moest hem noodzaaklyk hard vallen, als drek en vuiligheid te verwerpen, 't geen hy als een schat van goud, en pronkjuweelen zorgvuldig vergadert had. Ik wil hoopen dat dit verhaal mogelyk al te wydlopig U E tot verder en nutter aanmerkingen over deze stoffe aanleiding zal verschaffen, en blyve met agting &c.
Hoewel het, myns bedunkens, niet te ontkennen is, dat myn Correspondent in 't verhaalde geval gelyk had, en [87] dat hy rechtschape denkbeelden heeft van de hoffelykheid, die omtrent de grooten moet aangewend worden, zal ik egter hier aanmerken, dat de beschaaftheid, volgens derzelver ontdekt character eenige verandering onderworpen is. Dezelve kan, by voorbeeld, bykans niet te eenvoudig wezen, met Heeren, die door hare geboorte, en opvoeding met hunne grootheid gemeenzaam hebben leeren omgaan; Dog ze vereischt vry wat meer pligtpleegingen, en handtastelyker onderdanigheid, wanneer men te doen heeft met Grooten, dien 't gelukt is uit het stof tot een verheeve rang zig te verheffen, die hunne aanzienlykheid nog niet wel kunnen beheerschen, en in een geduurige en netelige ongerustheid leven, omtrent de stipte bepaaltheid van eer, die met hunne grootheid evenmatig is. Dat slag van luiden weten niet hoe ze het met hun zelven hebben; 't Valt hun moejelyk zig van hunne staatsverwisseling volkomen te verzekeren, en niets behaagt hun meer, als door de manieren van die geen' die met hen omgaan, van dezelve geduurig meer, en meer overtuigt te worden. Ik zal hier een' tweede aanmerking byvoegen, die niet min wezentlyk is. Niets is zekerer, dan dat de manieren die de geredeneer- | |
[pagina 332]
| |
de beschaaftheid omtrent de Grooten gebruikt, dikmaals niets in't uiterlyke verschelen van de plompste boersheid. De daaden zyn de zelfden, dog de grond is verscheide, en een man die zyn' waereld weet, handelt wysselyk in diergelyke omstandigheden, wanneer hy doet voelen, uit welk beginzel hy werkzaam is. Een aanzienlyk man zegt tegens een kruier, dat hy zyn hoed opzette, de kruier doet zulks, 't zelfde compliment word gemaakt aan een beschaaft man, hy dekt zig ook, zonder tegenstribbeling, dog hy zal op d'eene of d'andere wyze doen blyken, dat hy die ongeregeldheid begaat uit bloote onderwerping, en om de dwaasheid te myden van met zyn meerder in een stryd van ceremonien te treeden. Met hoe grooter aardigheid, en snedigheid zulks word uitgevoerd, hoe de beschaaftheid met meer luister doorstraalt. 't Heugt my, by exempel, geleezen te hebben, dat zeker Hartog van Savoyen te Madrid zynde gekomen, om een' infante van Spanien te trouwen, van zyn schoonvader zelf met eene treffelyke staatsie wierd ingehaalt, en in de intreede aan deszelfs rechter hand geplaatst; zonder den Koning met laffe tegensporrelingen te verveelen, nam hy die eer aan, dog wanneer in 't voort[88]ryden zyn moedig paard mogelyk door de kunstige afgerigtheid van den bereider, geduurige lugtsprongen maakte, en nu aan d'eene, dan aan d'andere zyde, voor de schinkelGa naar voetnoot1 week, vroeg hem de Koning hoe het paard zo ongerust was; 't Zal buiten twyfel zyn, Sire, antwoordde hy, om dat het voelt, zo wel als zyn meester, dat het op de rechte plaats niet en is. Daar zyn zelfs gelegentheden, in de welken eene geredeneerde beschaaftheid, steunende op een algemeen gebruik in de groote waereld, de minderen dwingt van de verhevensten, zonder derzelver bevel af te wagten, de rang te nemen. 't Is een staale wet by alle die geenen die weten wat hoffelykheid is, dat een Heer, hoe groot hy ook zy, altyd de eer van zyn huis moet waaren, en nooit in 't zelve voor een ander, wie het ook zy, behalven bediendens, en die van hem volstrekt afhangen, de eerste in of uit een kamer te treeden; Daar omtrent derhalven te schoorvoeten, of de minste ceremonien te maken, zo zulks niet uit onkunde voortspruit, schynt een beledigend vermoeden te behelzen, dat de Heer van 't huis zelf zyn waereld niet verstaat, of trots genoeg is, om de regels van wellevendheid met de voet te treeden. In tegendeel resoluit weg hem voor te treeden drukt uit een' beleefde en verpligtende onderstelling, dat hy onbekwaam is | |
[pagina 333]
| |
van 't rigtsnoer der beschaaftheid in 't geringste af te wyken. Op de zelfde wyze gaat het door, dat de verhevenste personen, zo dra zy iemand de eer aandoen, van hun een plaats in hun koets te gunnen, nooit voor denzelven daar in zullen stappen; Daar omtrent derhalven weder ceremonieux te willen wezen, kan niet anders als voor een' grove onwetendheid, of voor eene onbedagtzame boersheid te boek staan. Ik heb doorgaans zelf in agt genomen, dat wanneer de aanzienlykste luiden meer als een vreemde, hoe gering ook, neffens zig in hun karos plaatsten, zy zelfs agter uit gaan zitten. Hier omtrent egter vermein ik dat de redelyke wellevendheid ons leert, de eerste plaatsen niet als volgens hun absolut bevel te nemen, de reden van dit onderscheid is, dat het de grootsten der waereld gansch niet deeren kan of ze de eersten of de laatsten in een rytuig treeden, dog dat agter uit te ryden den zelven een wezentlyk ongemak kan veroorzaaken. [89] |