De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 284]
| |
No 185. Den 3. Augustus 1733. De Hollandsche Spectator.DIkmaals heb ik deze spreuk van de wysgerigste der Roomsche Poëten hooren aanhaalen, om door een ontsaggelyk, en agtbaar voorbeeld aan de verfoejelyke dronkenschap een verschonende glimp te geven; Dog men moet door eene onbezonne iever voor zo een vuil gebrek vervoert weezen, om uit de woorden van dien wyzen digter zo een' onhebbelyken zin als met nyptangen te willen trekken. De natuurlyke beteekenis der zelve, zo als alle die geenen, die de waare kracht der Latynsche spraak kennen, met my zullen getuigen, is deze: Men zegt dat aan de deugd zelfs van den deftigen en gestrengen Cato de wyn dikwils een nieuw vuur bygezet heeft. Dit haalt Horatius aan, om een vriend die hy te gast genodigt had te doen zien, dat schoon dezelve als Ga naar voetnoot* doorweekt was in de lessen van den grooten Socrates, het zo een deftig wysgeer, op het spoor van den deugdzaamste der Romeinen, vry stond, met zyne vrienden zyn voorhooft te ontwolken, zyne Philosophische hardigheid af te leggen, en, door 't matig gebruik van den wyn, zyn wysheid aangenaamheid en leven by te zetten. Immers is [34] het niet bedenkelyk dat de verstandige Lierdichter zynen vriend Corvinus heeft willen wysmaken, dat de deugd uit de dronkenschap, haare onverzoenlykste vyandin, eenig voordeel kan halen, en in overlopende schaa- | |
[pagina 285]
| |
len vermeerdering van kragten putten. Dit is te ongerymd om iemand, die niet reeds, zonder 't behulp des wyns, van zyne zinnen berooft is, aan te porren tot een onmatig gebruik van die zielverkwikkende vogt, en dusdanige beweegreeden kan de minste uitwerking niet doen, als op iemand, die maar een beweegreeden zoekt, om zyn zwelgzugt te voldoen. 't Eenigste derhalven dat Horatius aan zynen wysgeerigen vriend heeft willen inboezemen, is dat de wyn met matigheid gebruikt, de zwaarmoedige dampen uit de herssenen verband, het bloed, en de levensgeesten met eene aangenaame vlugheid hunnen omloop doet verhaasten, de werktuigen van 't verstand versterkt, 't hart nieuwe kragten byzet, en aldus niet alleen het verstand, maar ook de moedigheid vermeerdert, en, 't een tot verheevener denkbeelden, en d'andere tot heerlyker verrigtingen bekwaam maakt. Dat dusdanig zyn de natuurlyke uitwerkingen van de wyn met soberheid gebruikt, kan niemand beter voelen, als menschen die 't naar ongeluk hebben van, door eene natuurlyke of gevallige ongesteldheid, aan eene door de grootste inspanning der reeden overwinnelyke zwaarmoedigheid onderhevig te zyn. Wanneer die droevige vlagen de ziel bestormen, kruipt het dikke bloet met traegheid door de aderen; 't word met horten en stooten voortgestuwt; 't Schynt zomtyds als stil te staan, en aan 't bedroge verstand eene schielyke dood aan te kondigen; de harssenen zyn door zware uitwaassemingen bedwelmt, en alleen geopent voor droevige verbeel[35]dingen. Alle de kwaalen en ongemakken, die moogelyk zyn, doen zig voor als waarschynlyk, en zelfs als onmydelyk; men vind zig als omringt van steyle bergen, en grondelose afgronden; 't Gemoed zoekt vergeefs zyne gewoone sterkte, het vind niets dan een meer als verwyfde zwakheid, men hoopt niets, men vreest alles, en 't minst gerugt dat 'er omtrent zo een elendig schepzel ontstaat doet het sidderen, en 't bloed naar 't popelende hart trekken, dat het niet verzwelgen kan. Dog zo draa eenige glazen zuivere en kragtige wyn de maag verwarmen, en in dezelve verwarmt worden, voelt men eene verkwikkende hette van daar zig door alle de bloedvaaten verspreiden. De levensgeesten worden verdunt, de zenuwen krygen weder haare behoorlyke toon, 't is als of een' aangename zon het onweder in de harssenen door 't verdryven van duistere wolken doet opklaaren; De reeden treed weder in de bezitting van haar zelve, en van de zinnen, die haare wettige heerschappy onderworpen moeten zyn. Zy beschouwt de voorwerpen in hun waare ligt en zo als ze weezentlyk bestaan; In een oogenblik worden de diepste kolken vervult, en de ontoegankelykste | |
[pagina 286]
| |
steiltens vereffent, en men ziet bloemen, en vrugten, daar de vermeesterde verbeeldingskragt niets dan distelen, en doornen bespeurd had. Geen wonder derhalven, dat zo een' ongelukkige naar zo een aangenaam en verkwikkend hulpmiddel haakt, 't welk hem aan zyn zelven als wedergeeft, en dat hy de verheugende wyn aanziet, als een der heugelykste geschenken des Hemels, die den mensch tot dankbaarheid kunnen verpligten; Ik durf verder gaan en beweeren, dat de rekkelykheid iets verschonelyks zoude vinden, indien die liefelyke en spoedige remedie eenigzins misbruikt wierd, om een elen[36]digen uit de rampzaligste toestand, die bedacht kan worden, te redden, en dat het in te schikken zou zyn, dat zelfs een wys en deugdzaam mensch zig eenigermate in die zoete verkwikking te buiten ging, indien de ondervinding hem niet deed gevoelen, dat dit dierbaar middel met overdaad aangewend door eene vreemde, en al te heevige beweeging, zo dra de zelve ophoud, de afgesloofde geesten, en 't vermoeide bloed, in een droeviger loomheid en stremming brengt als van te vooren, en dat aldus t'elkens de kwaal erger, en die geweldige verkwikking noodzaakelyker, en gevaarlyker word. Dog indien het geenzins tegens de reedelykheid en betamelykheid stryd met matigheid den droeven wyn te geeven, is het ook onbetwistbaar, dat het sober gebruik van die zielstreelende vogt, de wysten en deugdzaamsten, door de strengste reden niet kan onthouden worden. Honderdmaal heb ik de waarheid van de spreuk onzes grooten digters handtastelyk bevroed, wanneer luiden van waare verdienste in een vriendelyk gesprek, zelfs over de gewigtigste en weezentlykste zaaken, onder een matig glas wyn, zig onderling hunne aanmerkingen, en bespiegelingen mededeelden. In die gevallen heb ik gezien, dat verwerde denkbeelden zig allengskens ophelderden, en netter, duidelyker en kragtiger zig vertoonden, en dat uit de vervrolykte harssenen een nieuw ligt over de duisterste onderwerpen den klaarsten dag verspreiden; Gelyk ook het den wyn eigen is wel gebooren zielen te verteederen, heb ik in diergelyke geleegendheden gemerkt, dat al wat treffelyk, al wat de liefde der reeden waardig is, uit den verwarmden boezem, met een ongewoone kracht te voorschyn kwam, en dat de deugd van [37] den wyn, die met buitensporigheid gebruikt in de beste harten dezelve uitbluscht, eene verdubbelde warmte en levendigheid ontleende. In dit opzigt, zo wel als in veele anderen valt het niet licht, algemeene paalen van behoorlyke matigheid aan te wyzen. 't Is ooirbaar dat | |
[pagina 287]
| |
ieder zo veel het mooglyk is, onpartydiglyk, met zyne eige ondervinding raadpleege, en uit zyne beproefde kragten een rigtsnoer trekke van zyne byzondere soberheid. Ik zal my vergenoegen met als eene generale regel aan te wyzen, dat het een Christen, een waar reedelyk mensch nooit geoorloft kan zyn, zyne reeden 't jok van zyne verbeeldingskracht op te leggen, en zyne gezondheid, die onwaardeerbare schat, te verminderen. Ik verzekere my nogtans, dat in zekere onderscheide gelegentheden de verheuging, door de wyn verwekt, schoon ze nooit de vryheid heeft tot eigentlyk gezegde dronkenschap uit te spatten, de ordinare maat eenigerwyze te buiten mag gaan. Ik ken luiden van eene agtbare deugd, die by gebrek van de menschelykheid genoegzaam, volgens haare onveranderlyke natuur, onderzogt te hebben, alle de levens gevallen in de zelfde palen van soberheid willen besluiten, en onder de zelfde strenge tugt van ernst en soberheid behouden. Ik heb deftige Leeraars, en andere by uitstek godvrugtige Christenen, op bruiloften, niet alleen in 't voorbygaan stichtelyke redenen hoorden te berde brengen, maar ook alle hunne krachten zien inspannen, om de gansche conversatie als met kracht en geweld tot ernstige stoffen te dwingen; Ik heb dezelven, in diergelyke omstandigheden, onschuldige boerteryen, door eene geringe verheuging uitgelokt, als onbetamelyk hooren verwerpen, en veroordeelen, en ieder teug wyn, die de besetsteGa naar voetnoot1 matigheid voorby streefde, als een zondige daat, bestraffen. 't Zal aan hunne meer als Catonische statigheid mogelyk vreemd voorkoomen, dat ik my stout maake hunne dwaling hier omtrent hun aan te toonen, door een aanmerkenswaardig voorbeeld van onzen grooten Leermeester, wiens zeedekunde, wat het weezentlyke der deugd aangaat, de strengste is die ooit is voorgeschreeven, dog die in alle andere betrekkingen, zo door zyne leere, als daden, alle de stuursche Philosophen met verontwaardiging schynt aan te zien, en jegens den zwakken mensch, de beminnelykste inschik[38]king, de vriendelykste toegevendheid goed vind te gebruiken. 't Gemelde exempel moet zig noodwendig opdoen in de aandagtige bespiegeling van 't eerste wonderwerk, verrigt door onzen Heiland, (om zyne goddelyke zending te bevestigen) op de bruiloft van Canaan in Galilea. 't Is niet te vermoeden, dat dit feest gehouden wierd by geringe, en behoeftige luiden, vermids ze moeten gedient zyn geweest van verscheide slaaven, mids een onder de zelven het ampt van Hofmeester waarnam, en by ge- | |
[pagina 288]
| |
volg het bestier over zyne makkers, en over de huisselyke zaken bekleedde. Het is derhalve bedenkelyk, dat 'er, tot diergelyke verlustiging, gezorgt zal geweest zyn voor een' reedelyke voorraad van wyn, 't welk door de gierigste tractant in zo een voorval zelden verwaarloost word. Nogtans 't zy de huisvader door de menigvuldigheid van onverwagte gasten overvallen was, of door eenig onvoorzien ongeluk, die voorraad was vermindert, de ledigheid der kruiken stuitte den voortgang van der genodigden vreugd. Hier op onze toegevende Heiland van zyne moeder verzogt zynde in dit gebrek te voorzien, barst niet uit in bitze berispingen van der gasten onmatigheid; hy beveelt hun niet, met de genuttigde vocht zig te vreeden te houden, en zonder de minste verheuging hun afscheid van den huiswaard te neemen. Geenzins, hy bewilligt met eene toegevende gulhartigheid in het verzoek van Maria, hy herschept water in wyn, en zelfs in zo een treffelyken en kragtigen wyn, dat de natuurlyke, die verbruikt was, by den zelven niet haalen konde, en dat de zelve met een verdubbeld genoegen van de bruiloftsgasten buiten twyfel moet gesmaakt zyn geweest. Zich te verbeelden dat de Zaligmaker zig hier van dronkenschap en daar uit spruitende zinnelooze vreugde, een begunstiger getoond heeft, zoude met de grootste oneerbiedigheid om ver werpen het Character van eene opperste wysheid, die zig nooit verloochent, en alles weet te evenmatigen, 't welk in zyn geheele gedrag van onzen grooten zedemeester zo oogenschynlyk doorstraalt. Vermids men in de gansche Evangelische Historie duidelyk bemerkt, dat het zakelykste alleen maar verhaalt word, is het alhier te vermoeden, dat de miraculeuse wyn niet genoegzaam zal geweest hebben, om een gulzige zuipzugt te voldoen, of dat mogelyk de souvereine reeden tegens 't misbruik van zo [39] eene vriendelyke gift, door klem hebbende zeedelessen de gasten zal hebben gewapend, en aldus alle onordentelyke vreugde verhoed. Immers blykt het hier oogenschynlyk uit, dat 'er gelegentheden zyn, in de welke de waare religie, haare gewoone strafheid als temperende, eene buitengemeene verheuging niet afkeurt. Het heugt my dit voorbeeld eens bygebragt te hebben, tot overtuiging van een' norschen Jansenist die, indien men op zyn taal alleen had willen doorgaan, scheen te geloven, dat het gansche weezen van de Christelyke Godsdienst bestond in zig te berooven van al 't geen de milde Hemel tot verlustiging van den mensch geschapen heeft, en tusschen 't welk, en onze zinnen, een natuurlyke overeenkomst gevonden word, die 't Goddelyk oogmerk omtrent het gebruik van 't zelve ons op het duidelykst | |
[pagina 289]
| |
aanwyst. Deze kwanswys bezette Leeraar voelde zo eene onverwinnelyke afkeer voor het druivensap, dat het voor hem een' waare zelfsdoding zoude geweest hebben zyne lippen 'er aan te zetten. Dog van deezen tegenzin zig een verdienste makende, en zyne onbekwaamheid om in dit opzigt te zondigen, als een heiligheid, met een eigenlievend oog beschouwende was hy gewoon voor wynzuipers uit te schelden allen die maar de minste trap van vrolykheid, in die aangename vogt dorsten zoeken; Terwyl hy zig niet ontzag een hulpmiddel tegens de zwaarmoedigheid te haalen, uit het gebruik van de sterkste koffy, die hem nooit t'onpas kwam, en die den ganschen dag door, en zelfs een gedeelte van de nagt, op zyn studeerkamer zyne boeken gezelschap hield. Deze verkwikking vergaf hy zig zelf met de uiterste goedaardigheid, schoon dezelve zyn maag in de grond verdorf, het gansche weefzel van zyne zenuwen ontstelde, hem meer en meer mager, en dor deed worden, en zyn leven baarblykelyk ondermynde. Het aangehaalde mirakel maakte hem niet weinig beteutert, en hy wist niet hoe de zaak te draajen, om t'effens 't gedrag van zyn meester, en zyn gevoelen te rechtvaardigen. Eindelyk dagt hy de knoop gevonden te hebben, en hy hield met styve kaken staande, dat het niet anders weezen kost, of Christus moest aan het herschape water de verlustigende lieflykheid van den wyn gegeeven hebben, zonder den zelven de dronkenmakende kragt by te zetten; Het welk (zo niet een' contradictie) ten min[40]ste een tweede wonderwerk zoude geweest zyn dubbel waard dat 'er gewag van gemaakt wierd. Laudibus arguitur vini vinosus HomerusGa naar voetnoot1, zal men my misschien hier naar 't hooft werpen; waar op ik niet anders meen te antwoorden, als dat ik waarlyk zo een groot liefhebber van wyn ben als iemant ter waereld; Zulks gaat zelfs zo ver, dat ik een stuk kaas en brood met een goed glas wyn prefereer boven de heerlykste maaltyd door slegte en vaadsche wyn besproeit. Dog t'effens durf ik verklaaren, dat ik zo eene onverzoenlyke vyandschap van kindsbeen af tegens de dronkenschap gevoed heb, dat wanneer ik, zelfs onverhoeds, gelyk het de eerlykste gebeurt, zomtyds in die fout vervallen ben geweest, ik geduurende eenige dagen, zulks my niet heb kunnen vergeeven, en my zelve als onwaardig, menschen en zelfs het | |
[pagina 290]
| |
dagligt te aanschouwen, tot eene treurige eenzaamheid heb veroordeeld. 't Misbruik van die heuchelyke vogt zal ik eenige volgende Vertoogen, naar verdienste, trachten te verhandelen.
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 's Gravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar, Leeuwaarden, Strik; Franeker, Ennema. &c. [41] |