De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 277]
| |
No 184. Den 31 July. 1733. De Hollandsche Spectator.
Laudat venales, qui vult extrudere merces.Ga naar voetnoot1
ovid.
Myn Heer, en Waarde Neef,
ZEdert gy my, op myn verzoek, een paard verkocht, of beschikt hebt, koom ik in geen gezelschap, of ik zie de luiden zig wenken, en meesmuilen, terwyl anderen, die wat vryer met my zyn, my opentlyk bespotten, dat ik my voor veertig pistoletten een ruin heb laaten aansmeeren, die, volgens hun al te gegrond gevoelen, 'er geen vier waard is. Dog ik ben zeer bedroogen, zo in dit geval uw gedrag niet veel bespottelyker is als het myne. Immers denk ik onwederspreekelyk te zyn dat het geen deugdzaam en redelyk is, agting, en daar en tegen, het geen redelykheid, en deugd bestryd, versmading verdient. Nu is het zeker dat het eerste Character in myne behandeling u aangaande t'allen zyden doorstraalt. In uwe hoedanigheden van Edelman, en Officier heb ik ondersteldt standvastige beweegreedenen opgeslooten te zyn, om op de stipste wyze de regtvaardigheid en oprechtigheid aan te kleeven, en in die van een [26] bloedverwant heb ik gedagt te vinden eene gedienstige bereidwilligheid, om my, die u nooit diensten in myne magt zynde geweigert heb, met de zelfde munt te betaalen. In dat vertrouwen heb ik U gezegt, dat my van den Heere B... het te paard ryden voor myne gezondheid was voorgeschreeven, dat ik my voor geen afgericht ruiter uitgaf, en graag een zagtzinnig beestje wenschte te bezitten, met het welk ik over weg niet behoefde te disputeeren, wie | |
[pagina 278]
| |
meester zou zyn, en 't welk my toeliet al rydende ergens anders op te denken. Nevens deze weezentlyke hoedanigheid eischte ik dat het 'er reedelyk wel uit mogt zien, vast op de beenen zyn, en een gemakkelyke stap en galop over zig hebben, en ik liet U volstrekt meester van de prys, wel verzeekerd van uwe bedreventheid in dat zoort van koophandel. Gy bood my met de uiterste vriendelykheid uwe hulp daar omtrent aan, en in het begin dacht ik reeden te hebben om wegens uwe edelmoedige dienstvaardigheid ten hoogste voldaan te zyn. Na dat gy my met alle teekenen van vergenoeging geschreeven had, dat gy in alle opsigten myne gading had gevonden, indien ik op de prys niet stond, bracht gy my zelfs dat ruintje dat zyn weergaa niet en had, en om my deszelfs deugdzaamheid door eige ondervinding te doen kennen, bood gy my aan 't zelve in uw gezelschap te bereiden, en het op allerlei wyze op de proef te stellen; Het paardje kwam 'er waarlyk wel uit; Het was levendig en aardig, zonder woest te zyn, en had alle de vereischte qualiteiten van zagtzinnigheid, en gehoorzame gemakkelykheid; zo dat ik my verbeeldde, dat ik met het verschoote geld u weder te geven, u niet recht betaalde, indien ik 'er geen waare gevoelens van erkentenis by voegde. 't Is waar dat na ruim een half uur met het beest nu gestapt, en dan zagtjes gegaloppeert te hebben, het zelve een duim dik schuim op het lyf stond, en dat het nu en dan eens struikelde; Dog gy stelde my deswegens gerust, met my te verzeekeren, dat het zweeten wierd veroorzaakt door zyn brandigheid, vermids het in eenige dagen niet van stal was geweest, en dat het knikbeenen nergens van kon komen, als dat het mogelyk in een gat getree[27]den had, of wel dat ik het niet genoeg op den toom had gehouden, want dat het anderzins by uitstek vast op de beenen was, en dat men 'er de waereld mede uit zou ryden. 't Zal u ook nog wel heugen, dat toen het ontzadelt was, ik wat verzet stond, mids het zeer ingezonken en zaalruggig zig voor deed; Dog zulks was niet met al; en nooit by kenners voor een gebrek in een braaf paard aangezien; Zo dra 'er de zaal op lag kon dat van niemand gemerkt worden, en 't kwam 'er van vooren des te frayer uit, en des te beter wierd 'er de ruiter door gedekt. Wat het beests ouderdom aangaat, gy kwaamt myn vraag daar omtrent voor met een schyn van gulle openhartigheid, en met my, als uit eige beweeging, te zeggen dat het van den tandGa naar voetnoot1 was; Dog dat gy het over lang | |
[pagina 279]
| |
gekend had, en dat het veel zou zyn, zo het boven de agt jaren had. Hier op volgde myne betaaling, zonder de geringste beknibbeling, en verzelt met oprechte dankzeggingen, en een goed present aan uw' stalknecht, die, niet zonder reeden, het al grimlachende aannam. Dit bevroedde ik wel haast, vermids ik daags daar aan met myn ruintje naar myn hoeve willende ryden, na een uurtje wegs afgelegt te hebben, zonder het beest in 't minste te forceeren, of hard aan te tasten, 't zelve reeds buiten adem was, en ieder oogenblik zulke diepe strykadesGa naar voetnoot1 maakte, dat ik 'er den hals mee dagt te breeken, en zeer wel merken kon, dat men 'er mee uit de waereld zou kunnen ryden. Myn betrouwen op uwe edelmoedigheid, deed my in 't begin gelooven dat gy 'er zelf mede bedrogen waart geweest, dog uit die dwaling wierd ik wel haast gered, door een boere knegt, die u eertyds gedient had, en my verzeekerde, dat het wel agt jaar op uw stal was geweest, en dat het toen ter tyd, hoewel reeds van den tand, een van de braafste paarden was van de gansche Provincie. Zedert is my van verscheide kanten voorgekoomen, dat gy, onder uwe metgezellen in de paardenhandel, u wonder in uw schik toont met my zo aardig opgelicht te hebben, en dat gy deswegens van die fraye luiden als een van de sneedigste van de gansche bende met eer, en glorie word overlaaden. Dog, [28] dewyl ik in ander opzigten uwe edelmoedigheid ken, kon ik niet begrypen hoe het u mooglyk is, zonder van schaamte te sterven, diergelyke beleedigende loftuitingen aan te hooren. Ik ben niet onbewust dat de Roskammers zig geregtigt hebben geoordeelt, om, rakende hunne handel, in de algemeene zeedekunde een verandering te maaken, en uit eige gezag hun geheel gilt hebben begunstigt, met het voorrecht van hunne naaste bloedverwanten te moogen bedriegen; Dog ik weet ook dat 'er niets schandelykers kan zyn voor een man van geboorte als in dusdanig verbond van ongerechtigheid deel te neemen, en dat zo de goede trouw uit het overige van 't menschdom gebannen was, zy in den boezem der Edellieden, als in de veiligste schuilplaats, met vrugt gezogt behoorde te worden. Dog ik wil onderstellen, dat, indien het u gelukt was een paardentuisscher,Ga naar voetnoot2 of een verwaand kenner, by de neus te hebben, gy eenige schyn van verschoning, uit het doorslaande vooroordeel, zoud kunnen trekken. Dog in geval gy voor een oogenblik in u zelve wilt treeden, en met de natuurlyke billyk- | |
[pagina 280]
| |
heid, in plaats van met de wetten der paardekoopers, raad te pleegen, wat schyn van regtvaardiging zult gy kunnen vinden, noopens een bedrog aangewend omtrent my, die my schamen zoude met die onedele bende iets gemeens te hebben, en die erkennende myne onkunde, my aan uwe bescheidendheid, met het volmaakste vertrouwen heb overgegeeven? De bedriegelykste winkeliers ontzien zig, wanneer een kind met gelt by hen komt, het zelve in 't geringste te kort te doen, om dat het onmagtig is zig tegens bedrog te weeren. Ik ben juist met u in de zelfde betrekking geweest, en ik moet u beklaagen, meer als my zelf, dat het u mogelyk is geweest, en van 't hart heeft gekonnen, met myne onnozelheid uw voordeel te doen; stel u eens, zo gy durft, als in de tegenwoordigheid van onze brave gemeene voorvaders, en denk eens met wat een afgryzing zy aan zouden zien een nazaat die 't hart heeft zyn bloedverwant met zo eene laage lafhartigheid te misleiden, te beleedigen. Ik vergeef U egter die misdaad uit den [29] grond van myn hart, en indien deze myne bedenkingen een nutte indruk op uw verdwaald gemoed maken, zal ik my, over een verlies, dat daar toe eene heilzame gelegendheid heeft verschaft, oprechtelyk verheugen. enz.
P.S. De eenigste gunst, die ik, tot verzagting van myne geleede schade U denk te kunnen afvorderen, is dat gy my toelaat u het paard, 't welk my maar tot een last strekt, weder te zenden, om u de gelegentheid te geeven van een beest dat u zo lange, en trouwe diensten gedaan heeft, uit erkentenisse, voor 't overige van zyn kwynend leeven, de onbezorgde kost te doen erlangen. 't Zal u ten minste nut zyn om den hoop op uwe stal te vermeerderen, en een fraye figuur te maaken. Daar by zal het by u de plaats van een zeedemeester kunnen bekleeden, en zo dikwils gy uwe beestjes een visite zult geven, u myne welgegronde berispingen in de geheugenis herroepen. Niet min verfoejelyk, als dusdanige fielteryen in de paardehandel, door luiden van fatsoen aangewend, is de vryheid, die in zommige landen, menschen van de hoogste geboorte in zig zelven door de vinger zien, van door valsch speelen, hun pragtig leven te ondersteunen, of hunne staat, door voorgaande verkwistingen vervallen, weder op te beuren. Menschen van de hoogste geboorte! zal hier iemand zeggen; De Spectator wil hier buiten twyfel spreeken, van luiden die zig, zonder schaamte, voor Graven en Marquisen uitgeevende, en met een treffelyk equipagie voor den dag | |
[pagina 281]
| |
koomende, op hun ambachtGa naar voetnoot1 reizen, alle de Hooven van Europa doorkruissen, en overal, als rechtschape kapers, buit of slaag haalen. Ik weet wel dat onze groote steeden, inzonderheid onze Hofzetel, zelden van dusdanig gemaskert janhagel onvoorzien is, en ik heb my duizendmaal verwondert, dat onze grooten, na zo dikwils tot hunne schande, en schade zig met de zelven in eene gemeenzame levenswyze ingelaaten te hebben, geen ernstiger poogingen aanwen[30]den, om vreemdelingen, hoe treffelyk ook uitgedost, en schoon met de zwierigste tytels pralende, grondig te kennen, eer ze de zelven den toegang in hunne huizen, en in hunne familiariteit vergunnen. Dog 't is de moeite naauwlyks waard eenige aandagt te leenen aan schurken, die met beurzesnyders, gaauwdieven, en 't vuilste schuim van 't menschdom met recht geconfundeertGa naar voetnoot2 worden, en die ongevoelig voor zedekundige bestraffingen, hunne verdiende kastyding eerstdaags op schavotten, en in rasphuizen staan te ontmoeten. Niet dat ik deezen, waar onder de meesten geen andere kostwinning kennen, snoder en veragtelyker schat als menschen van aanzien, die zig aan de zelfde vuile stukken schuldig maaken; Het tegendeel is waar; Dog myn voorneemen is de laatste hier alleen te bedoelen, op hoop van hunne treffelyke opvoeding hun indagtig te maaken, en, door 't geen ze aan de luister van hun geslagt, en aan hunne eige aanzienlykheid schuldig zyn, in hunne overdenking te herroepen, eene edelmoedige en heilzame schaamte in den boezem weder levendig en wakker te maaken. Dat 'er diergelyke Edellieden van de hoogste rang gevonden worden moet by ieder bekend zyn, die met eenige opmerking gereist, en zelfs maar in eenige hoofdsteeden verkeert heeft. De vrouwen zelfs zyn in dit opzigt niet buiten schuld, en ik heb aan zeker hof een Dame gekend, die aan 't koninglyk bloed alleen den rang moest geven, aan de welke het onmooglyk scheen zig van zulke onedele streeken in 't spel te onthouden, schoon ze verdagt en zelfs op de daad als betrapt was geweest. Haar ordinaar spel was het Ombre,Ga naar voetnoot3 en, zo dikwils het haar beurt was te geven, wist zy met de uiterste behendigheid spadilleGa naar voetnoot4 in haar schoot te laaten glyen, en daar na met een vaardige handigheid by haare overige kaarten te vleien. Meest altyd won ze, en zo ze verloor, was het | |
[pagina 282]
| |
weinig en niemand kon de reeden van zo een standvastig geluk begrypen. Een vreemd Edelman van eene uitmuntende begaaftheid, wiens beurs van de behendigheid van onze Dame meenige gevoelige neepen geleeden had, kwam eindelyk agter het loopje, en vond goed 't zelve [31] op een heusche wyze aan 't gezelschap te ontdekken. Terwyl zy gaf, veinsde hy op haar in 't minste niet te letten, dog wanneer zy tot aan de laatste kaarten gekoomen was die ze zelfs moest hebben, haar schielyk by de hand vattende; zagt Mevrouw, sprak hy, gaat niet voort; 't spel is vergeven; daar blyven voor u maar twee kaarten over; en daar zal 'er buiten twyfel een gevallen zyn; Hier heb ze al, voer hy voort, de zelve uit haar schoot nemende en omkeerende, en 't geen gevallig is, 't is juist spadille. Dog 't is een kaart van groot gewigt, en 't is geen wonder dat ze naar onderen is gezakt. By diergelyk spel worden doorgaans geene zwaare sommen verlooren, en daar worden wel andere streeken aangewend, om aanzienlyke winsten te doen. 't Is waar de grooten van die hanteering noemen zulks geen valsch speelen, maar verstandig speelen, en 't fortuin wat helpen; Dog door die verbloeming veranderd zo eene schandelyke fieltery geenzins van natuur. Ik heb eens het ongeluk gehad van onder zo eene gansche bende van hoog welgeboore dieven te vervallen, met een jong Heer, die schatryk was, en op wien het voornamentlyk was gemunt. Wy hadden de minste achterdogt niet op zulke aanzienlyke lieden, die ons zedert een geruimen tyd, zonder van speelen te reppen, met alle mogelyke beleeftheden overladen hadden; Zo dat, wanneer wy na de maaltyd verzogt wierden, tot tydverdryf, om een beuseling, een burger spelletje; waar aan 't gansch gezelschap deel kon hebben, te speelen, wy zulks van harten toestonden. Zommige van die Heeren deeden kwanswys maar mee uit complaisance,Ga naar voetnoot1 en kenden de kaarten naauwlyks, maar ze wisten zo behendig 't spel te doen oploopen, dat stuivers in honderden van Dukaaten veranderden, en dat myns makkers goudbeurs bykans geheel in de loop bleef.Ga naar voetnoot2 Nog vry erger zou het afgelopen hebben, had ik myn tyd niet waargenomen, om het spel af te breeken, en myn vriend door een wenk te waarschuwen, dat wy op eene onveilige haaven waren. Dog wat gebeurt 'er! Des anderen daags ontfongen wy de visite van een man die agter de tafel had gestaan | |
[pagina 283]
| |
vry mager in de [32] plunje, en die buiten twyfel 't zyne van de winst niet hebbende gehad, ons, onder schyn van eene eerlyke gedienstigheid, kwam onderrichten, dat de Heeren, die reeds naar eene andere stad vertrokken waren, ons door vals speelen bedrogen hadden. Hier op haalde hy een spel kaarten uit den zak, en toonde ons op het duidelykste, hoe derzelver handeloosheid, om de kaarten te doorschieten, de doorsleependste behendigheid was geweest, om ieder net het spel, 't welk zy wilden, in handen te geven. Hy bood ons ook aan, voor een geringe prys, ons in alle de slinksche streeken, die met kaarten en dobbelsteenen konden gepleegt worden, te onderwyzen, en wanneer wy zulks van de hand weezen, noemde hy ons vyf of ses der voornaamste Heeren van 't hof, dewelke die nutte kunst van hem geleert hadden, dog die wetenschap maar gebruikten om de laagen der bedriegers te myden, en in staat te zyn van een' defensiven oorlog in't speelen te voeren. Na dat wy egter 't hof wat beter hadden leeren kennen, wierden wy gewaar, dat die aanzienlyke schurken zo verdagt waaren, dat geen luiden van de natie meer met hun wilden speelen, en zy gedwongen waaren alleen op vreemdelingen jagt te maaken.
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 's Gravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar, Leeuwaarden, Strik; Franeker, Ennema. &c. [33] |
|