De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 255]
| |
De Hollandsche Spectator, sevende deel.[vignet met spreuk: Non Norunt Hæc Monumenta Mori] [G.F.L. Debrie in.t et del. Cl. Duflos. f. 1728]
Te Amsterdam, By Hermanus Uytwerf. | |
[pagina 257]
| |
No 181. Den 20. July 1733. De Hollandsche Spectator.
Parva, inquis, est res, at magna culpa; non
peccata, rerum eventu, sed vitiis hominum
metienda sunt.Ga naar voetnoot1
cicero.
IK heb een buurman gehad, die by de geheele waereld, en voornamentlyk by zig zelve, voor een zeer hupsch, en degelyk mensch te boek stond, om dat hy nog by anderen, nog by zig zelf wel bekend was. Niet dat ik zeggen wil, dat hy zig aan groove en aanstotelyke ongeregeldheden schuldig maakte, nog kwaade hebbelykheden, met de welke de deugd onbestaanlyk is, in zyn boezem voede. 't Was zelfs een man die onder de fynenGa naar voetnoot2 kon gerekend worden, hy verstond, zonder de oorspronkelyke waarheid der religie ooit in de grond onderzogt te hebben, de gemeene slenderGa naar voetnoot3 van de Godgeleerdheid; Hy las veel stigtelyke boeken, had een' gelukkige geheugenis, verzuimde zelden de preeken van de vermaardste Leeraars, en die gaaven ondersteunt door een gladde tong, zetten hem een genoegzaam gezag by, om oefeningen onder zyns gelyken te houden, en als een Godsspraak te worden aangehoort; 't Was echter niet minder als een fimelaar,Ga naar voetnoot4 en wanneer hy zig by luiden van de waereld bevond, deed hy mede neffens een ander, at, dronk en was vrolyk en geneuglyk [2] gelyk de rest, en | |
[pagina 258]
| |
ontzag zig niet door koddige grappen, kwinkslagen en vertelseltjes, ja zelfs wel door een aardig deuntje, 't gezelschap, naar zyn vermogen, te vermaaken. Daar liep zelfs, als het hem geen geld kostte, wel eens een roesje onder. 't Welk nogtans zelden tot een redelose dronkenschap uitspatte, en men kan zeggen dat hy zig in dusdanige omstandigheden van de waereldlingen nergens door onderscheidde, als door zyn gesteeve weezen, en teemendeGa naar voetnoot1 uitspraak, zo dat hy met een preekende stem, en Phyzionomy, die hy zig onafscheidelyk eige gemaakt had, de aardigste boerteryen voor den dag bragt. Deze gezel, die, schoon maar een timmermans knegt, de leerstukken van onze Godsdienst op zyn duimpje had en agter den anderen wist op te zeggen, hoe veel en welke tegenwerpingen tegen ieder der zelven, van partyen worden bygebragt, en door hoe veel oplossingen die zwarigheden, door onze Theologanten, worden ontzenuwt, had, met zo veel veragting, van de heidensche zedelessen hooren spreeken, dat, uitgezondert groove en hatelyke misdaden, welkers bloote naam in ieders ziel verfoejing verwekt, hy de minste gedagten niet had laten gaan omtrent de natuur, en de scheidspalen van 't zedelyk goed, en kwaad. Op een zekere tyd kwam hy my met beleeftheid eenige abrikoozen en persiken aanbieden, de schoonste die ik 't gansche jaar gezien had. Wanneer ik hem gevraagt had, hoe hy tog aan die keurige vrugten was gekomen, antwoordde hy my, zonder de minste verlegendheid of schaamte aldus: Je weet Myn Heer, dat de Heer .... myn naaste buurman, het huis, daar hy nog eenige maanden huur aan had, leedig heeft gelaten, om in een andere stad te gaan woonen, zonder naar 't zelve meer uit te zien. Nu weet je dat [3] zyn tuin, die met de beste vrugten rykelyk voorzien is, maar door een laage muur van myn erfje gescheiden is, zo dat ik gemakkelyk uit myn venster gezien heb, dat alles van de boomen afvalt, of op de zelven verrot, en verdroogt, 't welk my heeft doen resolveeren, om over de muur te klimmen, op dat ten minste iemant 'er eenig nut van hebben. Zo dra had ik zulks niet gehoort, of ik nam met een' statig gelaat het schooteltje met dit treffelyk ooft van de tafel, en verzogt hem 't zelve weder naar zig te nemen, vermids ik 't minste gebruik niet meende te maken van iets dat hy my met recht niet kon geven, dewyl hy 'er de minste eigendom niet aan en had. Hy stond op deze reeden verslagen als of hy door een donderslag was getroffen geweest. Maar Myn Heer, myn Heer, sprak hy eindelyk, nu zyt gy evenwel al te | |
[pagina 259]
| |
naauw gezet. Immers is het beter dat wy die vrugten, die als verlaten schynen, tot onze verkwikking aanwenden, als dat ze zonder iemands nut verderven. Wat ongelyk doe ik hier mee aan den Heer, of aan iemand ter waereld? Ik doe zelfs wel, naar myn oordeel, dat ik die milde giften van den hemel niet te loor laat gaan. Hoor myn' goede buurman, antwoordde ik op die schynreeden, ik zie duidelyk, dat gy in dit stuk, uit puure onweetendheid hebt gezondigt, en geenzins met een kwaadt opzet; Dog dewyl gy behoort te weten, dat niets een Christen zo betaamelyk, en zelfs zo noodsaaklyk is, als een aandagtig, en naauwkeurig onderzoek van alle zyne pligten, hoop ik, dat gy niet kwalyk nemen zult, dat ik u een net denkbeeld geef van het onwettig bedryf, waar aan gy u hebt schuldig gemaakt. Ik beken, dat onze buurman, indien hy waarlyk voorgenomen heeft naar zyn huis en tuin niet meer uit te zien, niet wysselyk gehandelt heeft, met zyne vrugten aan 't verderf over te geven, en dat hy een verstandige [4] goedaardigheid zoude in 't werk gesteld hebben, indien hy aan Vrienden, of aan bescheide buuren, den toegang van zyne vrugtbaare tuin verleend had; Dog door die verwaarlozing verliest hy in generlei wyzen den eigendom van zyne vrugten, en neem zelfs, dat hy tegenwoordig zynde goed had gevonden de zelve aan de beesten te geven, of in het water te werpen, hy was 'er meester van, en hy zou nog aan u, nog zelfs aan den waereldlyken rechter, maar aan God alleen daar van rekenschap hebben moeten geven. Ik zal u niet vragen wat zekerheid gy kunt hebben, dat misschien de eigenaar zig beter bedagt hebbende, niet huiden of morgen iemant, van zynent wegen, zal koomen om de verwaarloosde vrugten te plukken. Dit zyn zaaken, daar een eerlyk man niet mede te doen heeft, vermids hem alleen staat te onderzoeken, wat hy volgens de stricte rechtvaardigheid doen en laaten moet; Ik zal u maar vragen, wat mogelyk recht van eigendom gy u zelve op zyn ooft kunt toeschryven? Hebt gy iets tot het betaalen van de huishuur toegebragt? Heeft de huurder toegestaan, dat gy over zyn fruyt zou disponeeren? Heeft hy ronduit verklaart, dat het tot den dienst zou zyn, van die de eerste zig 'er meester van zoude maken? Op wat bedenkelyke wyze komt het derhalven uw goed te weezen? Het zou tog bederven, zegt gy, en 't is zonde dat iets nuts te loor gaa; maar dat zyn nog uwe affaires, nog de mynen. De eigenaar, en niet wy, zal zulks moeten verantwoorden. Om recht uit te spreeken, de manier, op welke gy uwe handen aan dit gewas geslagen hebt, is niets anders als een' waare diefstal. Een diefstal! riep de man uit, in myne reeden vallende, dat gaat vry ver; zo dat ik dan als een | |
[pagina 260]
| |
dief by u te boek staa. Neen, myn goede buurman, hervatte ik, dewyl gy die onrechtvaardigheid, zonder opzet van een andere van 't zyne te berooven, gepleegt hebt, zal ik my wel wagten u zo een' hatelyke naam te geven; Dog uwe goede intentie verandert de natuur van de zaak niet; De daad is en blyft een weezentlyke diefstal, dewyl de zelve bestaat, in zig niet alleen eens anders goed, maar zelfs het bloot gebruik van eens anders goed, zonder formeele toestemming van den meester toe te eigenen, en dit is immers duidelyk het tegenwoordig geval, dat nog door een zeer gewigtige omstandigheid verergert word. Het zoude zekerlyk een diefstal weezen, indien de tuin, van uw erf, maar was afgezondert, door eene ondigte hegge, daar makkelyk was door te kruipen, of door een sloot, daar ligt [5] was over te stappen, maar nu hebt gy de gemeene veiligheid geschonden, met het beklimmen van eens anders muur, 't geen, volgens de strengheid der wetten, wanneer billyke rechters de onschuldigheid van 't oogmerk niet tot een' verschooning aannemen, met een publike en schandelyke kastyding kan gestraft worden. Deze reedenen, hoe onwederleggelyk, hadden moeite om door de overreede ziel in Pieterbuurs boezem te dringen, om dat de persiken zo by uitstek goed waren, ten minste toonde hy my niet duysterlyk, dat het hem speet door my daar omtrent verlicht te zyn, en daar door de vryheid te verliezen van lekkertjes met zyn vrouw en kinderen van dat smakelyk ooft te smullen; Dat soort van liefde voor een' onkunde, die den mensch, kwanswys, toelaat te zondigen zonder kwetsing van 't geweeten, heb ik wel in wyzer luiden bespeurt, en zal ik ook, in een andere gelegentheid de verdiende roe niet ontgaan. Met de zelfde buurman, die vriendhoudende, en gedienstig is, heb ik eens een ander geschilletje gehad by occasie van een zeker gering karrewytje zo als die menschen spreeken, dat hy t'mynent gedaan had. Wanneer ik hem betaald had voor zyn' arbeid, vroeg ik hoe veel ik hem moest geven voor 't gebruikte houdt. Og niets ter waereld myn Heer, sprak hy, dat komt tusschen buuren zo naauw niet, en 't heeft my geen duit gekost, Gy hebt het dan van den baas vereert gekreegen, hernam ik, dat juist niet, was zyn antwoord; Maar we gaan zelden naar huis, dat we niet 't een of 't ander stukje hout, dat nergens veel toe dienen kan, mee brengen; en om u de waarheid te zeggen, wy hebben doorgaans ten naasten by vry brand. Wel dat is al een zoetigheid, buurman, hervatte ik; maar neem niet kwalyk, dat ik u zeggen durf, dat je bykans met my handelt, als Sint Krispyn met de | |
[pagina 261]
| |
armen, die 't leer stal, en de schoenen om Gods wil gaf.Ga naar voetnoot1 Zo heb ik het hier al weer verknoest,Ga naar voetnoot2 sprak Pieterbuur hier op met een waanwyze grimlag; Van de zomer heb je me belet persiken te eeten, en nu wil je niet hebben dat ik me 's winters werm. Je hebt misselyke gevoelens, Myn Heer, en 't is of je vermaak vind, in anders te denken als alle de andere menschen. Wel zo dat by u steelen hiet, zo zyn dan al myne makkers dieven, zo menige als 'er zyn, en waarom zou ik, meer als een ander, zo een vervalletje verzuimen. [6] Daar by zyn 't maar kleinigheden, die niet waard zyn dat m'er van spreekt, en die onze baazen in 't minst niet deeren kunnen, hoewel 't voor ons zoete buitekansjes zyn. Daar twyfel ik niet aan Buurman, hernam ik, Maar zeg me evenwel eens, of je wel gaarn zou hebben, dat je meester u ontmoete, wanneer je beezig bent met u van zo een buitenkansje te bedienen? Om Myn Heer de waarheid te zeggen, antwoordde hy, ik geloof dat het den baas gansch niet aan zou staan, en zelfs, dat hy het heel kwalyk zou neemen maar daar heeft hy zekerlyk groot ongelyk in, want hy is ook in zyn jeugd knecht geweest, en toen was hy 'er ruim zo gaauw by als de beste. Duizende onrechtvaardigheden, die aan eene onpartydige aandagt zig, gelyk ze in haar natuur zyn, opdoen, worden met de zelfde dwaze redenen, die men met een onbesuist vertrouwen als onverwinnelyk voor den dag brengt, verschoont; 't Zyn maar kleinigheden, en ieder doet het zo wel als ik. De dwaasheid van de eerste dezer verschooningen, en haare gevaarlykheid meene ik met alle de naauwkeurigheid, die in myn vermoogen is, in 't volgende Vertoog in een helder ligt te plaatsen; Dog de ongerymtheid van de tweede zal my nutte aanmerkingen genoeg verschaffen, om't overige van dit papier te vervullen. Hoe kan 'er iets kinderagtigers uitgedacht worden, als dat een misdaad van aard verandert, door de menigvuldigheid der gener die 'er zig aan schuldig maken? en nogtans vind men geen gemeener bewimpeling van allerlei slag van onordentlykheden. Betrapt men iemand op een leugen, in plaats van over zo eene vuile en onedele daad schaamrood te worden, zal hy met eene assurante tronie zeggen, dat aan een leugentje zo veel niet verbeurt is, en hy zal zelfs de heilige Schrift | |
[pagina 262]
| |
aanhaalen die zegt dat alle menschen leugenaars zyn, even eens als of men in conscientie verpligt was, nu en dan de waarheid te beleedigen, om Gods woord niet leugenagtig te maken. 't Geen aanmerkenswaardig is; Alle verscheide neeringen en hanteeringen hebben haare particuliere onwettelykheden, die ze zig kwytschelden, om dat dezelve met de heele meenigte van hunne makkers hun gemeen zyn. Een Koopman in alle andere opzigten onbekwaam, wie het ook zy te bedriegen, sluikt zonder de minste knaging des gemoeds, en waarom niet? De eerlykste kooplieden ma[7]ken van 't sluiken de minste zwarigheid niet, en om wat reeden zou hy zo wel dat profytje niet naar hem nemen, als een ander? De Huisbooden, die zouden durven zweren, dat ze hun volk eerlyk en trouw dienen, schynen met malkander in een' gespanne breeden raad beslooten te hebben, dat hunne meesters thee, koffy, wyn, zuiker &c. te ontvreemden uit de lyst der dieveryen moet uitgeschrapt worden; Hoewel deze deftige resolutie door de Heeren en Vrouwen niet onderteekend is, gaat de zelve nogtans door als een' staale wet; 't Geen koddig is, een meid of knecht, die in een bed, een stuiver, en zelfs een duit gevonden heeft, zal de zelve den eigenaar weder ter hand stellen, en een oogenblik daar na, zonder zig des in 't geringste bezwaard te vinden, de wynkelder, of de theebosch aanspreeken, en hun volk twintig maal zo veel schade toebrengen. Ja zelfs, als ze maar zorg draagen, dat ze 't wat schaplykjes maaken, denken ze dat men hun nog dankbaarheid verschuldigt is. Althans kan het geen zonde zyn, want alle de booden doen 't zelfde, en dat meer is, Catechisanten van beide de Sexen, die zelden iemant gaan bezoeken of ze ontdragen hunne meesters 't een of 't ander, dat voor de broeders en zusters verkwikkelyk kan zyn. Ik heb gansche devote huishoudens gekend, die, zo dra ze maar vier of vyf fyne domestiken aan hun snoer hadden, zig behouden kosten reekenen, en van 't voorrecht, dat de boden zig aanmatigen, om 't geen in huns meesters huizen eet- en drinkbaar is, zig toe te eigenen, niet alleen een noodzakelyke, maar ook een aangename voorraad 't gansche jaar door erlangden. Dog dit is niets in vergelyking van de onbepaalde vryheid, die de paardekopers zig toeëigenen, om oprechtheid en goede trouw, zonder kwetzing van 't geweten, onder de voet te treeden. Ik spreek niet alleen van Roskammers, die zig een kostwinning daar van maaken, maar ook van liefhebbers, die van paarden te koopen, te verkoopen, en te ruilen, een vermaak en tydverdryf maaken, en die zig zo wel als de Professoren van die wetenschap de wonderlyke privilegie toeschryven van hunne eige Va- | |
[pagina 263]
| |
ders te meugen bedriegen, schoon ze pretendeeren in alle andere opzigten de deugdzaamsten, in eerlykheid, geen hair breedt te wyken. Dit is wederom onder dat Volkje [8] by meerderheid van stemmen aldus vast gesteld, en ieder vind zyn rechtvaardiging in 't slinks gedrag van alle de anderen. Maar laat ons eens onderstellen, dat het die fraaye kooplieden geoorloft zy geweest door een stilzwygend verdrag elkander in deze betrekking van alle goede trouw te dispenseeren, en over een te komen, dat de kragtigste betuigingen, en zelfs de duurste eeden, voor klanken van betekenis ontleedigt zouden doorgaan, en dat elk, die zig door derzelver natuurlyke betekenis liet verleiden, aan zyne onbezonne ligtgeloovigheid alleen zou te wyten hebben, dat hy bedrogen wierd; Hoe zullen die hupsche luiden het tog stellen, om die dispensatie eenig gezag by te zetten? Wanneer ze de zelfde verfoeyelyke bedriegeryen in 't werk te stellen, omtrent die geenen, die buiten hunne bende zyn, en die met eene onbetwistbare reeden vorderen, dat, in alle de verscheide takken van koophandel, de zelfde heusche rechtvaardigheid plaats hebbe. Ik bezitte een franschen Brief, door een deftig Edelman aan een ander zyn eige neef omtrent dit onderwerp geschreven, en ik denk den Lezer te verpligten, met den zelven hem met de eerste gelegendheid meede te deelen, door my vertaald, volgens de fransche Briefstyl, en zonder het laf herhaal van onnodige tytels.
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 's Gravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar, Leeuwaarden, Strik; Franeker, Ennema. &c. [9] |
|