De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 225]
| |
No 177. Den 6. July 1733. De Hollandsche Spectator.
Pessimum genus hominum Delatores.Ga naar voetnoot1
tacit.
ONder de Aanbrengers, van welken ik my verbonden heb, uitvoerig te handelen, vind men 'er, die 't zy ze waarheid, of verdigtzel voor den dag brengen, uit een beginzel van haat, van wraakzugt, of van eigen belang, om een plasdank te behaalen,Ga naar voetnoot2 en zig in een ontleedigde plaats in iemands gunst in te dringen, werkzaam zyn; Dog daar zyn 'er anderen, die veel verfoeyelyker moeten gehouden worden, wyl ze zig van zo een snood gedrag een louter spel en verlustiging maken. Gelyk nu de zuiverste en volmaakste deugd word bezeten by die geenen, die in de deugd zelfs hun loon zoeken, en gene andere eigenbaat bedoelen, als de heuchelyke vergenoeging, die, uit de betrachting van hun pligt, in hun gemoed te rug straalt, zo is het handtastelyk, dat de kwaadaardigheid, die tot eenige beweegreden heeft, 't genot van een inwendige voldoening in 't betrachten van 't kwaad, alle andere ondeugd die door hartstogten, en baatzoeking opgerokkend en ondersteunt word in hatelykheid verre overtreft, en met het waare merkteken van een helsche boosheid gebrand is. Zulks is ontwyfelbaar toepasselyk op het gruwelyk gespuis, dat vry talryk [210] zynde, zig behaagt, in, door hunne listige aanbrengingen, vyandschap en tweedragt te zayen; die in derzelven voorspoedigen uitslag groeijen, en als gemest worden, en welkers bloed, naar maate zy dat van anderen verhitten en aan 't gisten helpen, verkoeld, en verzagt word, en met aangenamer en | |
[pagina 226]
| |
lugtiger vryheid de aderen en vaten doorvloeit. Onder geen van beide die soorten, moet gesteld worden een Vriend van een bekende inborst, die goed vind zyn vriend te waarschuwen, aangaande 't geen tot deszelfs nadeel, gezegt, gedaan, of voorgenomen word, op dat dezelve in staat zy van by tyds de nodige maatregelen, tot verdediging van zyn eer of welvaart, te nemen. Dog wat indruk moet op een redelyk gemoet uitwerken 't gesprek van een persoon, die ons nauwlyks by aanzien, of by reputatie kend, en die door gene de minste redenen verpligt is een byzonder belang in ons te nemen, nogtans ons kwanswys uit liefde, en agting, komt zeggen, dat een vriend, een dienaar, een gunsteling, op welke men staakt maakt, ons agter den rug versmaad, en ons tracht kwaade diensten te doen? Waarlyk zo een aanbrenger verdiend reeds, zonder nader onderzoek, ten hoogste verdagt te zyn. Immers behoord niemand dwaas genoeg te wezen, om zig te gaan verbeelden, dat zyne onwederstaanbare verdiensten alle harten met geweld overrompelen, en van alle die maar van hem hebben horen spreeken, zyne gedesinteresseerde vrienden maakt; Aan d' anderen kant, diende ieder, die maar de geringste ervarendheid heeft, te weten dat 'er niets zeldzamer is, als eene onverdiende edelmoedigheid, die zonder de minste verpligting eens anders eer, en belangen, trouwhartiglyk geneigt is te handhaven. Velen nogtans, schoon anders niet van redelykheid ontbloot, hoewel ze juist aan zulke praatjes geen volstrekt ge[211]loof slaan, worden 'er eenigzins door in twyfeling gebragt; Hunne agterdogt, in hunnen boezem gesmoort, krygt aldaar dagelyks voedzel en nieuwe kragten, waar door hunne vriendschap of gunst allengskens verkoeld en aan 't kwynen raakt, 't geen met 'er tyd dezelfde uitwerking doet, als of ze van de waarheid der aanklagt, door bondige bewyzen waren overtuigt geweest. Wie ziet niet, dat iemand, die anderzins een liefhebber der regtvaardigheid kan wezen, aldus by trappen in 't gevaar gesleept word, van t'onrecht zyn gunst en liefde t'ontnemen den genen, die dezelven 't best verdienen en hem van de grootste nuttigheid kunnen zyn. 't Heilzaamste in zo een geval is, den aanklager, wiens gedienstigheid onze agterdogt zo waardig is, ronduit te vragen, of hy zyn' aanbrenging in des aangeklaagdens tegenwoordigheid staande zou durven houden; zo ja; zonder uitstel zulks in 't werk te doen stellen; zo neen; hem als een eerloozen, of ten minste lafhartigen, voor altyd ons huis te ontzeggen, en op staande voet den beschuldigden rondborstiglyk te openbaren, waar mede, en door wien hy, als onze agting onwaardig, beticht word. Op deze wyze zal men hem midde- | |
[pagina 227]
| |
len aan de hand geven, om zig, zo hy onschuldig is, te verantwoorden, en 't minste vermoeden tegen hem in onzen boezem niet over te laten. Het is niemand onbekend, dat nergens de verderfelyke aanbrenging met moedwilliger dwinglandy heerscht, als in Vorstelyke Hoven, daar ieder vyand van alle de anderen is, en allen in eene onophoudelyke worsteling zig bezig houden, om hunne mededingers een kans af te zien, en den voet te lichten. Nergens zou derhalven myne voorgeschreve behandeling voordeliger gevolgen na zig slepen. Een Koning immers, of een eerste staatsdienaar, die niet zelden de dadelyke Koning is, [212] behoefde maar, zo dra 'er iets tegens een benyd gunsteling, of aanzienlyk amptenaar, hem wierd in 't oor geblazen, op staande voet den verdagt gemaakte met zyn betigter te confronteren, en zo de beschuldiging niet kon goed gemaakt worden, den laatsten, naar de zwaarheid der beschuldiging, en voor 't minst met zyne ongenade te straffen. Door twee of drie voorbeelden van zo eene nutte gestrengheid, zou die verfoeyelyke kwaadaardigheid aan den band gelegt worden, en de groote gaven, en voortreffelyke hoedanigheden der nutste bediendens buiten gevaar gesteld, van door eene heimelyke ondermyning op 't onverzienst ter neder te ploffen, terwyl aan d'andere kant de Vorst zelf vermyden zou in de onrechtvaardigheid, hem zelf zo nadelig als aan de mishandelden, te vervallen, van dezelven onverhoord te veroordeelen. Aldus zou de waare verdienste zonder de minste vreeze van eene schielyke verrassing, gerust in 't betrachten harer pligten voortgaan, en ieder zou bemerken, dat om zig te verheffen eerlyker en den staat voordeeliger middelen, als de vuile konst van door den laster onschuldigen ter neder te werpen, aangewend moesten worden. Indien zo eene rechtvaardige en gemakkelyke rondborstigheid in Vorstelyke Paleizen zulke treffelyke uitwerkingen, die zig door geheele Ryken kunnen verspreiden, bekwaam is uit te werken, is het ligt te bespeuren hoe geschikt dezelve moet wezen om in byzondere huizen de rust en eendragt te handhaven. Ik wensche, dat de goede CereusGa naar voetnoot1, die te grooten Heer is, en te netelig van inborst om te dulden dat hy mondeling van zyn wangedrag hier omtrent onderrigt word, zig zelven by 't geen hy hier leest eens ter neer legge, en zig ontdekkende tot een rechtvaardiger behandeling van zyne dome[213]stiken overga. Hy is in den grond goedaardig, vriendelyk, en zelfs al te spraakzaam, met zyn volk, dog door | |
[pagina 228]
| |
vleyery te ligt ingenomen heeft hy zig als in eigendom overgegeven aan den valste en lafhartigste van zyn knegts, die zyn vertrouwling geworden met zyn gunst en ongunst speelt, en dezelven onder zyne makkers, naar zy wel of kwalyk by hem staan, en zelfs naar zyn grillig welgevallen, uitdeelt; Al wat hy aanbrengt word blindeling gelooft, even eens als al 't goed dat hy van zyn meester in deszelfs tegenwoordigheid zegt voor de loutere waarheid word aangenomen. Hier door gebeurt het dagelyks dat een arm kaerel, met wien Cereus daags te voren gelagt en gepraat heeft, met de koelste stuursheid word aangezien, en ieder ogenblik zonder reden toegegrauwt, terwyl het hem onmooglyk is te bedenken, waar in hy by geval mag misdaan hebben. 't Is vergeefs dat hy zyn iever in 't oppassen van zyn Heer verdubbeld; dezelve is wars van zyne diensten, en schynt zelfs gebelgt over des ongelukkigen Jongmans vermeerderde vlyt; Waar op natuurlyk volgt dat de aangeklaagde duidelyk bespeurende dat zyns meesters genegendheid van zyne oplettendheid niet afhangt, zig verwaarloosd, en door eene groeijende nalatigheid zig in der daad deszelfs agting onwaardig maakt. In geval Cereus zig hier leerd kennen verzoek ik hem myn raad zonder uitstel op te volgen, en de eerste reize, dat iemand weer door zyn vertrouwling word swart gemaakt, de zaak in den grond te onderzoeken, en ik durf hem verzekeren, dat 'er dingen voor den dag zullen komen, waar van hy noit het minste gedroomt heeft. Dog om zig aan diergelyke navorsching te onttrekken, gebruiken veele aanbrengers een verfoeijelyk kunsje, daar veele eerlyke luiden door misleid [214] worden, en in derzelver strikken vallen. Ze komen iemand aan boord met een misterieuse trony, en na veele omwegen, om deszelfs nieuwsgierigheid te verwakkeren, verklaren ze hem, dat ze iets aan hem ontdekken hebben, daar hem ten hoogsten aan gelegen is. Dog onder voorwending dat het niet billyk zou zyn, dat ze met hem dienst te doen, in ruzie zouden raken, en zig vyanden op den hals halen, verbinden ze hem, door de sterkste beloften, en zelfs wel door een eed, de zaak voor zig zelf te houden, en alleen tot een rigtsnoer van zyn gedrag te nemen; Zo dra ze zulks hebben verkreegen, en hunne vuilaardigheid in dier voegen denken buiten schoots te hebben gesteld, stortenze hun venyn in de ingenoomen boezem, die dikmaals door 't zelve hoe langs hoe meer geknaagt en verteerd word. Om die godlooze streek regt te doen kennen, en teffens het gemakkelyk middel om haar vrugteloos te maken, zal ik hier een voorval van die natuur te berde brengen; 't geen my zelf, en wel nog onlangs, | |
[pagina 229]
| |
gebeurt is. Een zeeker man, die ik zelfs by reputatie niet kende, dog door den welken ik verscheide reizen met de uiterste vriendelykheid op straat was gegroet geweest, kwam my onlangs op 't onverwagtst bezoeken. Naar my met loftuitingen te hebben opgehoopt, en verzekerd dat hy al over lang hartelyk gewenscht had onder 't getal myner vrienden te zyn, beet hy my in 't oor dat zo ik de goedheid wilde hebben, van in een heimelyk vertrek met hem een half uurtje te spreeken, hy my toonen zou hoe zeer hy trachtte myn dienaar te wezen. Zyn verzoek involgende leide ik hem in myn studeerkamer, in dewelke hy niet binnen trad, zonder alvorens zyne oogen naar alle zyden te hebben gewend, om te zien of niemand ons kon beluisteren. De deur na ons hebbende toegetrokken, bragt hy my tot grooter verzekerdheid, in een hoek van 't vertrek, en sprak my aan met een zagte stem op de volgende wyze: “Ik heb met zo veel lof van uwe verdienste horen spreeken, en daar door zo een zuiveren, en gedesinteresseerde hoogagting voor U gekreegen, dat ik my niet kan onthouden U een zaak van 't uiterste belang voor u, hoewel ze gansch buiten my is, te openbaren; Dog dewyl ik verzekerd ben, dat gy te billyk zyt om niet te beletten, dat de dienst, die ik voornemens ben u te doen, my in eenig ongemak inwikkele, bid ik U my de sterkste verzekering te geven, dat het geopenbaarde by u zal blyven, en dat gy, zonder [215] aan iemand 'er iets van te melden, met het zelve uw voordeel zult doen.” Hier op wilde hy my tot een soort van een eed verpligten, dog, wyl ik hem betuigde dat het eedzweeren myn gewoonte niet was, was hy te vreede, dat ik hem aan de hand een volstrekte stilzwygendheid beloofde, en myne nieuwsgierigheid, door zoo een misterieuse behandeling gaande gemaakt, parste my om hem hier in te voldoen. Aldus gerust gesteld hervatte hy het woord: “Ik weet, zeide hy, dat gy zedert veele jaren een trouw vriend van AristusGa naar voetnoot1 zyt, en op zyn agting staat maakt, maar 't is my leet u te moeten zeggen, dat uwe gulhartigheid door hem misbruikt word, en dat hy u door een' valsche schyn van vriendschap bedriegt; Voor eerst weet ik en hondert anderen met my, dat in alle gezelschappen daar met lof van uwe talenten en hoedanigheden gesproken word, hy dezelven zo veel mogelyk is, zoekt te verkleinen; Dog 't geen meer klem heeft is eene conversatie, die ik met hem gehad heb al wandelende, ter occasie dat ik u van verre ziende, hem betuigde hoe geneigd ik was om met zo een wys en deugdzaam man als | |
[pagina 230]
| |
gy, Myn Heer, kennis te maken, en daartoe zyn hulp verzogt. Zoud gy wel gelooven, dat hy daar op zyne schouderen ophalende, my met een schampere grimlach toevoegde, dat het niet alle koks zyn, die lange messen dragen, en dat zo gy het tiende deel van 't verstand bezat, dat gy u toeeigend, gy de wyste man van den aardbodem zou zyn, en wat zyn deugd aangaat, voegde hy 'er by in dezelven adem, ik weet dat hy zyn werk maakt, van overal de eerlykheid en oprechtheid met loftuitingen te overladen; Maar dat zyn maar doekjes voor het bloeden; Die grootspreekers aangaande de deugd zyn de rechte luiden niet, en ...” Vermids ik terwyl hy dus lostrok, hem sterk, en met een verontwaardigend oog in 't gezigt zag, ontroerde hy zig, en naar een weinig gezweegen te hebben: “Ik denk immers niet, sprak hy dat Myn Heer zig verbeeld dat ik hem wat op de mouw spel en my voor een loogenaar aanziet.” Ik ben niet gewoon, was myn antwoord, my van groove uitdrukkingen te bedienen. Ik wil ook wel gelooven, dat Aristus zomtyds verpligt is geweest in my gebreeken, die ik ruim zo veel als een ander bezit, te erkennen. Dog zulks is met onze vriendschap niet strydig. Voor 't overige vraag ik u zelf wat billyker is, een vriend, wiens Character onbesproken is en van my zedert twintig jaren beproeft, te mistrouwen, of U, die [216] my onbekend zyt, en met welken ik voor de eerste maal van myn leven spreek? “Ik had niet gedagt, voegde hy my hier op toe, rood wordende van spyt, op deze wyze beloont te worden; Dog Myn Heer hoeft my niet te gelooven of hy wil; Ik denk nochtans dat gy uw woord zult houden, en niets aan Aristus van myne ontdekking melden.” In het tegenwoordig geval, sprak ik, hoeft gy daar omtrent de minste zwarigheid niet te maken, dewyl al 't geen gy my bekend hebt gemaakt, de geringste indruk op myn gemoed niet uitwerkt, dog ik moet u zeggen, Myn Heer, en ik zou u raden zulks wel te onthouden; Dat zo het u gelukt had myn betrouwen op myn boezemvriend, door Uw aanbrengen te doen waggelen, kan ik u verzekeren dat ik niet tegenstaande myn gegeven woord, my op staande voet naar hem toe zou hebben begeven, om de waarheid van uwe beschuldiging na te vorschen, ('t geen ik, zonder handtastelyk tegens de plicht van ware vriendschap te zondigen, niet zou hebben kunnen nalaten) en hem niet alleen het aanbrengen maar ook des noods, en zo anderzins niet agter de zaak te komen was geweest, den aanbrenger zou hebben ontdekt. Gy schynt hier over verzet. Dog, voer ik voort, zo gy u wel bedenkt, zult ge begrypen, dat niet alleen een plegtige belofte, maar zelfs een eed die door iemand, zonder zig aan ondeugd of onrechtvaardigheid | |
[pagina 231]
| |
schuldig te maken, niet kan worden nagekomen, mag en zelfs moet gebrooken worden. Indien ik by voorbeeld onvoorzigtig genoeg was geweest, om dezen ogtend op myn woord van eer, en zelfs by eede te verzekeren, dat ik den eersten, die my van daag een myner vrienden zou pogen verdagt te maken, met een goede rotting ten huize uit zou slaan, zoud gy de uitvoering van zo eene roekelooze belofte wel kunnen goedkeuren? Dit bygebragte exempel stond het mannetje dat teer, en buiten staat van veel tegenweer is, mager aan. Hy spoede zig weg, zonder eens te durven morren, stoof de trappen af, geduurig als een haas omziende, en wanneer ik hem op myn gemak navolgde, om hem uitgelei te doen, was hy door de openstaande voordeur reeds op straat geraakt, en een ogenblik daar na uit myn gezigt. Deze geschiedenis heeft nog eenige gevolgen na zig gesleept, die niet min leerzaam zyn, en bekwaam om de waare inborst van dat gevaarlyk slag van schurken tot in den grond te ontdekken. [217] |