De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 194]
| |
No 173. Den 22. Juny 1733. De Hollandsche Spectator.
Aurum per medios ire satellites amat.Ga naar voetnoot1
hor.
IK heb my verbonden, my verder uit te breiden omtrent het wangedrag van huisbediendens, dat op hunne Heeren als weeromstuit, en dikwils de pryswaardigste en edelmoedigste luiden van 't land zonder hun minste schuld met oneer overdekt. Het is denzelven derhalven van de uiterste nuttigheid des gewaarschouwt te worden, om door een' heilzame agterdogt in staat te zyn hunne verdiende roem voor alle besmetting te hoeden, en niemand kan of durft zulks veiliger zig onderwinden als de Spectator. Ik wil spreeken van een zeker onbeschaamd misbruik, dat in groote huizen, bewoond door luiden van 't hoogste gezag, is ingeslopen, en door 't welk eerlooze fielten van Domestiquen de ongelooflyke stoutheid hebben van de eer van hunne Meesters te zien, en te spreeken, aan de gaande en komende man te verkoopen; ze springen 'er me om, als het kermis-volkje, dat in een tent een Leeuw, een Tyger, of eenig ander vreemd gedierte aan de liefhebbers heeft te laten kyken, niemand zonder te betalen inlaat, en de beste plaats beschikt aan die geenen die het diepst in de beurs tasten. Is het niet van de gruuwlykste hardigheid [178] voor een man van fatsoen, en verdienste, de gunst van en party vuilikken van knegts te moeten winnen, eer zy zig den toegang tot den Meester kunnen openen! Men twyfele aan de waarheid van de zaak geenzins; ze is maar al te zeker, en ik heb verscheide reizen voor myne oogen gezien, dat Officiers van rang zig niet ontzagen op 't midden van de straat met de Hoed in de hand een laquay te | |
[pagina 195]
| |
groeten, hem op 't vriendelykste de hand te geven, en op allerlei wyzen als huns gelyk te behandelen; Dit kitteld de ydele eerzugt van die Seigneurs, op 't allergevoeligste, maar hunne gierigheid moet mêe worden voldaan, en ik ben ooggetuigen geweest van de schaamteloosheid van een van die Heertjes, die in zo een geval dorst zeggen; Ja maar, Myn Heer, dat is daar niet mee genoeg, voor al je beleeftheden en caressen kan ik geen pintje wyn koopen, je moet tot de zaak komen; je weet wat je me belooft heb, en je bent immers niet beter als je woord. Een zeer zoet compliment, dat nogtans op staande voet door 't schenken van eenige dukaten gevolgd wierd; Maar wat kan tog een knegt en zelfs een kamerdienaar, zal men zeggen, veel bybrengen tot de bevorderinge van een fatsoenlyk man? Dog men moet geen denkbeeld hebben van 't geen 'er in de groote waereld omgaat, om zulks niet te begrypen. Niet alleen kan hy hem, die zyn gunst gekogt heeft, doen weten de bestipte tyd wanneer zyn meester best te spreeken is. Niet alleen, wanneer zyn Heer t'huis is, en de zaak presseert, kan hy een request aannemen, en het den zelven op 't spoedigste, of in een goede luim ter hand stellen; Maar hy kan ook aan de mededingers zynen magtigen meester, als afwezend of bezet zynde verduisteren, en aldus uitwerken, dat ze hem niet komen te spreeken, als wanneer hy [179] reeds vooringenomen, en zelfs zyn woord kwyt is. Mogelyk zal iemand my hier op te gemoed voeren, dat dit wezentlyke diensten, en gunstbewyzingen zyn, en derhalven ook vergelding waardig; Dog hoewel ik niet geheel misprys die geenen die om in een' wettige pretensie te slagen, door eene volstrekte noodzaakelykheid gedwongen zyn van dusdanige lage middelen zig te bedienen; zulks belet niet, dat die veelverwige dwingelanden, en usurpateurs 't minste regt niet hebben, om met huns meesters gezag en crediet te speelen, en om aan wie het ook zy, ten behoeven der kooperen, de gelegendheid te ontrooven van hun goede zaak zo veel mogelyk is by denzelven te doen gelden. Dit spreekt van zelf en heeft het minste bewys niet nodig. Om van dit voorwerp een des te kragtiger denkbeeld te geven, zal ik 'er een merkwaardig staaltje van te berde brengen, van 't welk ik zelf in myne jonge jaaren oog- en oorgetuigen ben geweest. In het sterkste woeden van den voorleden oorlog, was ik by een van de grootste, deftigste, en deugdzaamste Regenten van ons gansche land ontboden, om hem in een gewigtige zaak, volgens myne geringe gaven, de behulpzame hand te bieden; Terwyl wy daar mede op 't ieverigste bezig | |
[pagina 196]
| |
waren, kwam een kamerdienaar, die den braven Heer zedert veertien a vyftien jaren naar deszelfs welgevallen gedient had, zagtjes het Cabinet in. Zyn Meester wierd eenigzins moejelyk in zyne bezigheden dus gestoort te zyn, en vroeg zyn' bediende, wat hy tog mogt te zeggen hebben? Daar is een Mevrouw Myn Heer, antwoordde hy, die u Hoog-Edelheid maar een ogenblik wenscht te spreeken. Heb ik u niet gezegd vroeg weder daar op zyn Meester, dat ik onmooglyk van dezen ogtend iemand spreeken kon? 't Is waar, Myn Heer, [180] hernam de Jongman, maar ik heb my ingebeeld dat U: H: Ed. kwalyk zou neemen, zo ik mankeerde Mevrouw .... Weduwe van den Lieutenant Colonel, die in 't laatste gevegt gebleven is, aan te dienen. Dat is wat anders, hervatte Myn Heer, daar heb je wel aan gedaan, breng Mevrouw aanstonds binnen. Met eenen stond hy op om haar te gemoet te gaan, leide haar met de hand in 't vertrek, en deed haar, eer hy haar toeliet te spreeken, in een leunstoel plaatsen. De deftige en bedrukte Weduwe zig in weinig woorden uitende, zei dat ze hoopte dat S:H: Ed. 't zyne wel zou willen toebrengen, om haare druk eenigzins te verzagten, met haare twee zoons, de een Vaandrig en d'ander Cadet, die op het spoor huns Vaders in 't zelfde gevegt zig loffelyk hadden gekweeten, in de aanstaande promotie te avanceeren. Na dat die braave Heer verklaard had, het deel 't welk hy nevens de gansche Staat in 't verlies van zo een waardig Officier, als ook in haar regtvaardige droefheid nam, en zyne bereidwilligheid om haar alle mogelyke dienst te doen, betuigde hy, dat hy verwondert was, dat Mevrouw hem zo laat was komen zien, vermids 'er niets voor haar' zoonen tegenwoordig meer te doen zou zyn, indien hy uit zig zelven de noodige maatregelen niet genomen had om haar 't gewenscht oogmerk te doen bereiken. U H: Ed. kan zig verzekeren, antwoordde de bedroefde Vrouw, dat zulks uit geen versloffing van myn kant komt, mids ik in den tyd van drie weeken meer als tienmaal, zo voor als na den middag U H: Ed. heb getracht te spreeken; dog ik ben zo ongelukkig geweest, dat my altyd is aangekondigt dat Myn Heer niet t'huis, of in affaires was, en hoe ik ook heb aangedrongen, om 't geluk te genieten van U H: Ed. maar een [181] enkel woord te zeggen, zulks is altyd vrugteloos geweest. Ik heb moeite om zulks te begrypen, borst de deftige Heer uit, schoon ik niet beter weet of ik ben alle dag te spreeken geweest, Mevrouw is my in al dien tyd nooit aangekondigt geweest, en 't geen my nog meer verwondert, is dat zulks van dezen morgen geschied, niet tegenstaande myne absolute orders, van ieder wie het ook mogt zyn, af te wy- | |
[pagina 197]
| |
zen. Mogelyk zal myn volk Mevrouw van te vooren niet gekend hebben; Dit is de reden niet Myn Heer hervatte de Dame; Dog zweeg daar op schielyk stil, rood wordende wegens de onvoorzigtigheid van zig te ver uitgelaten te hebben; dog gedrongen door een ernstig verzoek, dat in deze gelegendheid voor haar een bevel was, van rondborstig te uiten, wat tog de oorzaak van zo een zeldzaam geval zyn mogt, verklaarde zy, dat haar een middel was aangewezen om tot S: H: Ed. toegang te krygen en dat ze het zelve zeer kragtdaadig had gevonden, vermids het geluk van S: H: Ed. te spreeken haar niet meer als een ducaat aan de Portier, en een Pistool aan de Kamerdienaar gekost had. Op dit zeggen wierd Myn Heer rood van gramschap, en tastte naar de koord van de bel, dog zig bedenkende, de eerste gedagten Mevrouw sprak hy, die my ingevallen is, was, die schurken binnen te doen komen, om u met eige handen, 't geen ze op zo eene onwaardige manier u afhandig hebben gemaakt, te restitueeren; Dog ik laat zulks uit vermoeden, dat het u niet aangenaam zou weezen. Dog weest verzekerd, dat ik u en my zelven kort en goed regt zal doen. Verders bid ik Mevrouw gerust te weezen, omtrent de bevordering van haare brave zoonen, vermids ik 'er myn' zaak van maak. Naauwlyks was deze eenigzins getrooste Weduwe vertrokken, of Myn Heer na eenige mymering weder tot bedaaren gekomen trok aan de bel, en zyn kamerdienaar, die dusdanige guiteryen duizendmaal, zonder een' kwaden uitslag gepleegt had, kwam met een onbedeest weezen te voorschyn. Hem wierd aanstonds met een' zagtzinnige toon afgevraagt, waar by het toe mogt komen dat Mevrouw zo dikwils vrugteloos aan huis was geweest? Ik kan 't niet zeggen antwoordde hy, met een koel gelaat; Maar Myn Heer weet, dat de Portier een plompert is, die geen onderscheid tusschen luiden weet te maken. Neen, neen; borst zyn meester daar op uit, zyn' regtvaardigen toorn niet langer meester zynde; Neen, schaamteloze fielt, [182] dat is de reden niet. Leg neer hier aanstonds die pistool die gy van haar getrokken hebt, gelyk ik wil dat de Ducaat aan de Portier gegeven ook aanstonds hier zy, en 't een en 't ander haar zonder uitstel wedergebragt worde. Gy zyn niet alleen een dief van eens ander mans geld, maar ook van uws meesters eer; Daar by ben ik overtuigt, gy onbarmhartige schelm, dat, mids gy u niet ontziet, zo een' ongelukkige, en bykans behoeftige Vrouw geld, dat ze tot brood van nooden heeft af te parssen, gy van zulke eervergete fielteryen uw werk maakt; Dat aanstonds de Portier zyn rok werde uitgetrokken, en hy op staande voet buiten de deur werd gestooten; Wat u aangaat, | |
[pagina 198]
| |
ik beken, dat ik tot nu toe reden meende te hebben, om van uwe diensten voldaan te zyn; Dog hoewel ik aan u gewend ben, en 't my eenigzins hard valt u te missen, zo zal ik niet dulden, dat gy ooit weer onder myne oogen komt, of myn brood nuttigt, pak aanstonds uw goed by een, en zo gy niet kwalyk wilt gehandelt worden, draag zorg, dat ge voor 't middagmaal 't huis ruimt; En begin met zo aanstonds uit myn gezigt te gaan. Zo dra de misdadiger, die zyn Heer kende, en meer dood als levendig was, zonder 't minste woord tot zyn' ontschuldiging by te brengen, heen gedropen was, gaf Myn Heer, zynen zaaken tot een' anderen dag verschuivende, order dat alle zyne knegts binnen zouden komen; Ik vermeende duidelyk uit het ontzet gelaat van veelen te leezen, dat ze voor 't zelfde lot niet zonder reden bang waren, en hun Meester hen mede eenigen tyd sterk, en met een straf wezen aangezien hebbende sprak hen aldus aan: Gy weet Messieurs, wat 'er zo even gebeurd is, en ik kan niet twyfelen, terwyl ge zo een braaf voorganger gehad hebt, of ge zult u aan 't zelfde guitestuk, zo veel u mogelyk was, mêe schuldig gemaakt hebben. Dog dewyl ik zulks niet bewyzen kan, laat ik het verleden daar; dog zo iemant onder u, in het toekomende niet alleen iemand geld afparst, niet alleen, het zelve aangeboden zynde, durft aannemen, maar ook de stoudheid hebt den minsten burger, ten zy volgens myn absolut bevel, zonder hem aan te kondigen, weg te zenden, en zelfs 't minst onbescheiden woord te geven, dat ik weten zal, wat ik met u doen zal hebben. En die geen onder u, die, zo iets diergelyks voorvalt, het my op heter daad komt aanbrengen, kan verzekerd wezen van een goede vergelding, en van myn gunst; Hier mede vertrokken [183] ze, zommigen niet weinig verblyd schynende, dat ze 'er zo wel af kwamen. Wat den kamerdienaar aangaat, hoewel vervallen van de hoop van wel haast met een fatsoenlyk ampt te worden voorzien; dezelve was zo ongelukkig niet als men wel denken zou; Want schoon hy van zig zelf geen duit in de waereld had, zo had hy in een veertienjarigen dienst door alleen die zyn meester van nooden hadden, onder contributie te zetten, gelts genoeg by een geschraapt, om een van de vetste burgerofficien, waarvan hy rykelyk kon bestaan, een mooglyk nog bestaat, te kunnen koopen. Ik moet bekennen, dat de manier op welke die groote man zo eene hatelyke zaak behandelde my aan 't hart goed deed, en myne hoogagting voor den zelven verdubbelde. Hy had groot gelyk van aan de schuldigen den tytel van eerdieven te geven, dewyl ze denzelven wezentlyk verdienden; Want wat moet de burger tog denken, wanneer hem staaltjes van diergelyke ver- | |
[pagina 199]
| |
foejelykheden ter ooren komen? Hy kan onmooglyk in 't hooft krygen, dat Domestieken de stoudheid zouden hebben, van de zelven te wagen, buiten weten van hun meester, en hy verbeeld zig, (niet dat de Heer den buit met zyn volk deeld, zo ver gaat zyn agterdogt omtrent de grooten zelden) maar dat zulks met oogluiking geschiedt, en dat ze wel lyden mogen, dat hun volk buiten hunne kosten net en proper voor den dag komen, en de fatsoenlykste burgers den loef afsteeken, of wel, dat de knegts op die profytjes gehuurt worden, en zig met des te geringer loon te vreede houden. Nogtans, gelyk de ondervinding my geleert heeft, zyn de Heeren doorgaans de laatsten, die dit wanbedryf hunner booden te weten komen, zo 't zelve niet voor eeuwig hun onbekend blyft. De oorzaak daar van is, dat sollicitanten, die door dit middel tot hun oogmerk gekomen zyn, of by een gunstiger occasie hoopen te komen, verre van te denken dat het met hun belangen overeenkomt, diergelyke bloedzuigers aan te klaagen, overtuigt zyn dat ze dat volkje onmooglijk missen konnen, en dat ze de geleverde waar, nog vry wat onder de waarde betaalen. De meeste grooten hebben derhalven in dit opzigt de minste agterdogt, niet omtrent het kwaad gedrag van hunne bedienden, die op zulke gemakkelyke profytjes hoe langs hoe meer verlekkerd, en merkende dat ze zo zagtjes, als zonder gevaar, hun toevloeien, het dagelyks grover en grover ma[184]ken. Hoewel 't my leed zou weezen eerlyke bediendens aan hunne meester verdagt te maken, moet ik egter zeggen, dat de laatsten zeer wyslyk zouden handelen, met het oog wat naauwkeuriger op hun volk te slaan, en zo veel mooglyk is na te vorschen, of de zelven geen onbetamelyke renten van hunner meesteren gezag en crediet trekken. Ik weet wel dat in voorname huizen zwaare profyten met kennis en toestemming der Heeren vallen. Dog zo dezelven in een huis daar agt a tien booden zyn honderd guldens 's jaars bedragen is zulks al vry aanzienlyk, en deze somme gevoegd by vyftig of sestig guldens aan huur, stelt een suinig en zeedig knegt in staat, om zig met 'er tyd van een fraai burger-kleed te voorzien, om goed linnen te verzamelen, en een kostbare snuifdoos, en keurlyk orlogie in de zak te draagen. Dog indien men 't gedrag van veelen dier Messieurs eens nagaat, bespeurt men zonder moeite dat het daar niet by en blyft; Daar zyn 'er die zulk hoog spel durven speelen, als hunne Meesters, en voor wien in een wynhuis geen drank te veel kosten kan, en ik heb 'er zelfs gekend, die een gekamert juffertje fatsoenlyk onderhielden, en dagelyks de lekkerste spys, die op de markt te vinden was, haar toebragten; 't Middel om diergelyke verteeringen uit te | |
[pagina 200]
| |
harden, moet ergens van daan komen, en het kan een deugdzaam en wys meester niet onverschillig weezen, derzelver bronader, tot zyn eige gerustheid, na te vorschen. Ik ben van voornemen in 't vervolg de schandelykheid af te schilderen van een ander misbruik omtrent de dienstboden, dat het gansche land door dermate de overhand gekreegen heeft, dat het eer te wenschen, als te hoopen zy, 't zelve door de kragtigste hulpmiddelen meester te worden, te meer dewyl de edelmoedigste Heeren, en Vrouwen 't zelve niet alleen door de vingeren zien, maar ook zonder ophouden, als met eige handen, voeden en aankweeken. Ik twyfel niet of myn scherpzinnige Leezer zal gemakkelyk bevroeden waar ik heen wil. [185] |
|