De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 166]
| |
No 169. Den 8. Juny 1733. De Hollandsche Spectator.
O lepidum caput, si cerebrum haberet.Ga naar voetnoot1
phaedrus.
DE Franschen zyn in een zeker opzigt het gelukkigste volk, dat op den aardbodem te vinden is, en men kan met waarheid staande houden, dat de ryksten, onder de meeste andere Natien, met recht jaloers kunnen zyn, over de aangename voorregten, die door de armsten zelfs onder dat volk genoten worden. Deze bezitten door een' gunst der natuur een' vrolyke vergenoeging 't geen het beste is dat door schatten kan verkregen worden, en dikwils voor de zelven niet te koop is. Een Fransman danst op hoosblokken, en lacht, zingt, en quinqueleert,Ga naar voetnoot2 met een stuk droog brood en een uyen in de vuist. Beschouw een klein gezelschap van die lugthartige natie, onthaalt op een stuk vleesch, en eenige weinige flessen wyn, en ge zult zien, dat ze op die geringe maaltyd zig meer verlustigen zullen, als anderen op tien prachtige bruiloftsfeesten. Uiter aard zyn ze zo zeer tot vreugd geschikt, dat de geringste oorzaken de zelve uit den open boezem lokken. De gesteldheid der lugt die gemengt met de dikke uitwazemingen van onze moerassen wy Nederlanders gedwongen zyn in te ademen, maakt dat wy in deze betrekking verre by onze lugtige [146] nabuuren te kort schieten. Wy zyn juist niet zwaarmoedig gelyk de Engelschen, Italianen, en Spanjaarden; Dog wy zyn eenigzins log; wy zyn wat de vrolykheid betreft, hard van natuur; fyne aardigheden hebben geen kragts genoeg om | |
[pagina 167]
| |
ons te bewegen, en 't moeten sterke koddigheden wezen, en, om zo te spreken, op brandewyn gezet, die ons aan het lagchen kunnen helpen. Wy voelen egter zo wel als iemand, hoe aangenaam het is vrolyk te zyn, en hoe meer de vreugd ons humeur schynt te ontvlugten, hoe groter dank wy weten aan luiden die ons dezelve weten te doen agterhalen, en die hun werk maken, van in ons lighaam de behaaglyke stuip, die men lagchen noemt, te verwekken. Gelyk het nu natuurlyk is, dat de meeste artzen gevonden worden, daar de ziektens meest in zwang gaan, zo is het ook geen wonder dat nergers meer als in ons Vaderland luiden gevonden worden, die hun best doen, om in de algemeene behoeftigheid van vreugde hunne goede mede-ingezetenen de behulpzame hand te bieden. Dat soort van volkje pronkt onder ons met den eernaam van snaaken, en ze zyn overal doorgaans zo welkom, dat men 'er malkander op als te gast noodigt, en dat de hoop van zig dood te lagchen, een onfeilbaar middel is, om iemand zelfs uit zyne affairens tot een gezelschap te trekken. Ik wil hier niet spreken van luiden die snaakerig zyn, of, die olyke snaaken zyn, als ze beginnen, en ze zelfs niet van een Nationale koddigheid, dewelke eigen is aan veelen onder ons, die met een stemmig, en zelfs onnozel wezen, dat tot lagchen niet te bewegen is, zog wezentlyke koddigheden, als by geval laten ontglippen; en wanneer ze een gezelschap daar door verrascht de leever als om prys zien schudden, zig houden als of ze niet konden be[147]grypen, wat 'er de reden van mag zyn. Deze koele manier van koddig te wezen, heeft geen vat als op die genen, die de natuur van de regte aardigheid kennen, en dat getal is zo gering, dat men kan zeggen, dat diergelyk zoort van snakery tot de algemeene vrolykheid weinig toebrengt, en by gevolg de moeite naauwlyks waard is dat men 'er van spreekt. Ik zal my maar ophouden met de zo gezegde snaaken der snaaken, alias snaaken in folio,Ga naar voetnoot1 die 'er by de heele waereld voor te boek staan, die by gene andere hoedanigheid bekend zyn, die 'er hunne professie van maken, en de bloote aankondiging van welkers naam in een gezelschap de wezens reeds in een lagchende plooi steld. Deze fraye geesten kunnen in verscheide soorten verdeeld worden; en ik denk door de uitvoerige beschryving van eenige Hoofdkaracters, 't allernadrukkelykst een denkbeeld daar van te kunnen geven. Ik heb de eer gehad van kennis te maken in myne jonge ja- | |
[pagina 168]
| |
ren, met den Heer Drollaard, en ik kan verklaren my noit beter in een Comedie zelf, als in 's mans gezelschap gediverteert te hebben. 't Is waar hy hadt de gansche praat alleen; Dog ik gunde hem van harte dat voorregt, vermids al 't geen ik en anderen zouden hebben kunnen voor den dag brengen, my als verlies voor de hand voorkwam, de loopjes, grapjes, vertelzeltjes, wagtten d'een naar d'ander niet; Daar by was 't meeste recht goed in zyn soort en 't weinige, dat in zig zelf juist niet veel om 't lyf hadt, wierd goed gemaakt door de natuurlykste gebaarden, toonen en veranderingen van gelaat, door dewelken de afgeregtste Italiaansche Acteurs laffe boerteryen weten te doen gelden; Ik kon my niet genoeg verwonderen over zo een vloeijende vrugtbaarheid van geest, die vier a vyf agtereenvolgende uuren, als een eenig oo[148]genblik deden verstuiven. Daar by moet ik bekennen, dat zyne snakeryen gansch niet kwaadaardig waren; De een of d'ander wierd nu en dan wel eens betrokken, gefopt, en in de hinderlaag van een dubbelzinnnig loopje gelokt, dog altyd zonder iets wezentlyks 'er by te lyden, en op eene wyze, dat hy, wilde hy den naam niet verdienen van geen boertery te verstaan, de eerste over zyn nederlaag moest lagchen. Ik haakte met ongeduld, om onze snaak hoe eer hoe liever weder te zien, en gelyk dat slag van menschen gansch niet karig met hun gezelschap is, inzonderheid voor die genen, die 'er 't grootste behagen in schynen te scheppen, genoot ik wel haast het zelfde geluk, en dat zonder de geringste vermindering van vermaak. De derde reize zelfs had ik reden om my wys te maken, dat zyne voorige koddigheden maar uit de slegtste doozen genomen waren; en dat de besten hoe langs hoe meer te voorschyn stonden te komen; Dog in onze vierde byeenkomst wierd ik, hoe ik met de man ook vooringenomen was, duidelyk gewaar, dat ik deerlyk bedrogen was. In het begin deed ik myn best om my te overreden, dat onze snaak zig in geen goede luim bevond; Dog ik merkte wel haast, dat het hem niet aan vrolykheid, maar aan nieuwe stof, om zyn goed humeur te oefenen, ontbrak; Alles, wat hy te berde bragt, was opgewermde kool, en 't was met hem als een uurwerk, dat afgelopen zynde weder opgewonden moest worden, om den zelfden gang te gaan. Zyn gansche voorraad van snakeryen was glad op, en ik wierd meer en meer overtuigt dat het geen ik voor een onuitputbare wel had aangezien niet anders als in een naauwe bekrompe regenbakje bestond. Had ik wat gemeenzamer met dien koddigen Heer geweest, ik zou hem als een [149] Vriend geraden hebben, 't zelfde gezelschap altyd maar weinige keeren te zien, en zelfs op zyn ambagt te gaan | |
[pagina 169]
| |
reizen, om nergers zyn' voorraad te overleven, en aldus de soberheid van zyne koddige schat aan niemand te ontdekken. 't Is meer uit eene natuurlyke ongerustheid, als wel uit reden van een al te bepaalde provisie van koddigheden, dat Garrulus,Ga naar voetnoot1 als of hy vleugelen had, in eene onophoudelyke plaatsverandering zweeft. 't Is als of hy de kunst bezat van hier en elders t'effens te zyn. Gisteren heeft men in een' zekere stad met hem gekortswylt, en van daag komt hy u weder op 't onverwagtst in een andere te gemoet. Hy is bekend, als de bonte hondt, en hy kend ook alle de fatsoenlyke luiden van 't gansche land. Schoon hy een man van geboorte is, groet hem ieder by zyn doopnaam. Waar hy zig ook bevind, hy valt in de conversatie als een Os in een byt, en maakt 'er zig volstrekt meester van; Men is zulks der mate gewoon dat het onmooglyk schynt het kwaalik van hem te nemen. Zo lang hy spreekt is het ondoenlyk te horen wat een ander zegt, en hy, die ieder in de reden valt, overschreeuwt met zyne schrale en gillende stem, allen die hem de zelfde pots tragten te spelen; Hy maakt zyne meeste snakeryen voor de vuist weg, en, al duurde 't gesprek een' ganschen nagt, zyn mond zou niet een oogenblik stil staan. Men moet egter bekennen, dat hy kwinslagen voor den dag brengt, die 't lagchen van een eerlyk man verdienen. Hy moet derhalven eene onbepaalde levendigheid van geest hebben? zal men zeggen. Niet meer als duizend anderen; Dog een' zekere stoutmoedigheid, die men, zonder hem zeer te verongelyken, onbeschaamtheid zou kunnen noemen, is hem als aangeboren. Zyne vlugheid word door geen ontzag [150] niet alleen voor menschen, maar zelfs voor eer of deugd, wederhouden, en gedwarsboomt; zyn gansche eerzugt vereenigt zig in de wensch van voor een snaak by uitstek door te gaan, en van zyne mededingeren de loef af te steken. Al wat 'er in zyne onbesuisde harssenen opkomt moet 'er uit; hy geeft zig geheel en al over aan zyne verbeeldingskragt, en ik twyfel niet of hy staat zomtyds, zo wel als anderen, verbaast wegens de invallen die 't blinde fortuin nu en dan 'er uit weet te schudden. Wie is opmerkend, en verstandig genoeg, om door de schors van zyne verzekerde gebaarden en doordringende stem heen te ontdekken, dat hy duizend sotternyen tegens iets goeds uitraafelt. Hy is en blyft een snaak in folio; Dat Officie heeft hy al twintig jaar met roem door 't gansche Vaderland bediend, en daar door een onbetwistbaar recht gekregen, om van lagchen te doen schateren alle | |
[pagina 170]
| |
die genen, die hun eer te lief hebben om voor ongevoelig aan aardigheden te willen te boek staan. Het gebeurt hem nogtans wel eens dat hy schoon wat op zyn lappen krygt, of door koele luiden, die hun kans afwagten, om hem, wanneer hy 'er 't minst om denkt in de vlugt te schieten of van anderen, die zyne eige gaven en bekwaamheden in een hoger graad bezitten. Van 't laatste heb ik eens een aardig geval gezien in een beroemt Koffihuis, daar hy een' helen kring door zyne koddigheden rontom hem had doen slaan die ieder oogenblik verdikt en verdubbeld wierd. Dog in de hevigste loop van zyne glorie, en vergenoeging, wierd hy schielyk gestuit door een wezen, dat zig op 't onverzienst aan hem vertoonde, en dat hy op staande voet kennende wierd; Want de snaken van Professie hebben gemeen met de valsche spelers, dat ze 't gansche land door el[151]kander kennen, 't woord stierf hem schielyk in den mond, zyne lippen verbleekten, en zyne verlegendheid, die in zyn gelaat alom doorstraalde, was deernis waardig; De zorg nogtans voor zyne gevaar lopende reputatie deed hem alle mogelyke pogingen aanwenden, om zig van zyne bedeesdheid te herstellen, en zulks gelukte hem dermaate, dat hy zyn vyand met een onverschrokke trony te gemoet trok; en hem met koddige postuuren, en strykagien na den staat van deszelfs gezondheid vroeg. Zo dra de ander dit compliment met een overbluffende drolligheid beantwoord had, viel hy onzen snaak plotseling op het lyf, en vroeg denzelven naar de omstandigheden van verscheide toevalletjes, die voor den man niet zeer luisterryk waren. Hy wierd met de zelfde munt betaald; Ieder spande alle zyne kragten in om de overhand, daar zyn gansche roem aan hong, op zyn tegenparty te krygen. 't Gesprek wierd wel haast een louter gerel,Ga naar voetnoot1 daar niemand een woord van verstaan kon; men ging by beurten van het duitsch tot het fransch over, om geen wapenen onbeproeft te laten; Dog de nieuwe snaak die met eene ongelooflyke kragt van long begaaft was en wonder wel van de tongriem was gesneden praatte onsen man voorby of hy stil stond; daar by wist hy al 't geen hy bybragt, met zulke schampere grimlagchen, en met zo een uitjouwend gelaat, te verzellen, dat de ander wel haast in confusie gebragt wierd, begon te hakkelen, geheel en al van zyn stuk raakte, en eindelyk gedwongen was 't hagje te laten glyen, zagtjes af te druipen, en zynen verwinnaar 't slagveld te laten behouden, terwyl deze hem op zyn aftocht vervolgende met potsige reverentien hem nog hondert | |
[pagina 171]
| |
steken na de dood van zyne snakery gaf; Ik twyfel niet of dit beklaaglyk voorval zal den overwonnen van zyn nagtrust berooft en voor een tyd stom gemaakt hebben. Althans is het zeker dat Hy daags daar aan zo een hatelyke stad al verlaten had, met inzigt, naar alle schynbaarheid, om elders zyn schade te gaan vergoeden, en op min kragtige tegenstrevers zyn' droevige nederlaag te wreeken. Den overwinnenden Held in tegendeel was 't behaalde voordeel zo wel tien pistolenGa naar voetnoot1 waard als een duit. Zyn aanzigt gloeide, en zyne oogen glinsterden van vreugd; ook kon hy baarblykelyk zien, dat zyn ontzag en aanzien by 't gezelschap merkelyk hadden toegenomen. Ieder verhief hem tot den Hemel wegens zyne [152] schrandere, en weergalooze geestigheid, hoewel my van een Vriend in een hoekje verteld wierd, dat hy in den loop van zyne snakeryen meer als eens een diergelyke tegenspoet ontmoet hadt, van wegen een beroemd overvlieger, die hem om de vinger kon winden, dien hy op geen pieken en stond, en daar hy banger voor was als voor de drommel. Hier uit was het my makkelyk op te maken, dat het Character van snakery, de onbeschaamtheid alleen uitgezondert, doorgaans meer in 't lighaam, als in de ziel huisvest, en dat de victorie aan de koddigste postuuren, de sterkste stem, en de gladste tong onmooglyk missen kan. Indien men 'er met de aandagt op letten wil zal men zonder moeite bespeuren dat de zelfde gaven en hoedanigheden, schoon in een verscheide graad, de gansche verdienste der snaken van professie uitmaakt. Om dit in de uiterste handtastelykheid te doen bemerken, zal ik in 't vervolg eens eenige staaltjes bybrengen, van de middelen, die 't meest door hen aangewend worden, om hunne glorie te staven, en te vermeerderen; En met eenen zal ik pogen aan te toonen, hoe men zig tegens hunne aanvallen 't best versterken, en dezelven 't veiligst afslaan kan. 't Moet zekerlyk aan eerlyke en hupsche luiden niet onverschillig wezen het speeltuig van d'een of d'ander schaamteloze snapper te zyn, die hen, zonder dat ze het in 't minst verdienen, aan de bespotting van gansche gezelschappen, daar de waare aardigheid van een laffe snakery niet onderscheiden word, ten prooi durft geven. | |
[pagina 172]
| |
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 's Gravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar, Leeuwaarden, Strik; Franeker, Ennema. &c. [153] |
|