De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 152]
| |
No 167. Den 1. Juny 1733. De Hollandsche Spectator.
Hae, quas veras credis nuptias, non sunt.Ga naar voetnoot1
ter.
DE stoffe van 't misbruik der ouderlyke magt omtrent het huwlyk, is zo gewigtig en word door de meeste bejaarde luiden zo kwalyk begrepen, dat ik, niet zonder reden, belooft heb dezelve nogmaals te hervatten. Ik geloof dat ik den Lezer voldaan zal hebben, omtrent het onbetwistbaar recht, dat de Vaders hebben, om hunne Kinderen te belette na derzelver zin, tegens den hunnen te trouwen. Wanneer ze dit recht, gelyk maar al te veel geschied, met de uiterste strengheit zonder 't zelve door billykheid te matigen, ter uitvoer stellen, zo is het dikwils wel hard voor die geenen, die zulks lyden moeten; Dezelven worden onvriendelyk van hunne Ouders, de welke hunne tederste vrienden behoorden te zyn, behandelt, maar men kan met grond niet zeggen dat ze onrechtvaardiglyk behandelt worden. Dog heel anders is het gelegen met aan onmondigen een huwelyk tegens hun zin op te dringen. Een' Vader staat het, volgens de allernutste inzettingen, vry 't huwen tegens zyne goedkeuring dezelven te beletten; Dog 't is volstrekt tegens alle burgerlyke, natuurlyke, en uit de eerste beginzelen der reden [130] voortvloeyende wetten Kinderen tot een trouw denzelven tegens de borst stotende te dwingen. Ik weet wel dat Ouders in zo een geval voorgeven, dat ze hunne Kinderen niet dwingen, maar alleenlyk tot het geen den zelven 't nutste is overreden; Eveneens als of het dwingen, met het pistool, of de pook op de borst alleenlyk geschiedde, en men met recht ook geen dwang kon noemen de bedreigingen der Ouders, van hunne Kinderen uit hunne oogen, en genegentheid te verbannen, en zo veel hen mo- | |
[pagina 153]
| |
gelyk is tot den bedelzak te brengen? Op de zelve wyze zouden eenige dolle yveraards voor een' Godsdienst, die hen niet door eene redelyke overtuiging is aangeprezen, maar door 't geval als in de hand gestopt, durven zweren geen vervolgers te zyn, om dat ze niemand branden, hangen, en verjagen, schoon ze dagelyks door smaad, wederwaardigheden, en door het dwarsbomen van kostwinning hunne vyanden smart en verdriet aandoen. Ik wenschte dat diergelyke onrechtvaardige Ouders maar eens wilden begrypen, dat dusdanig t'zamenkluisteren van jonge lieden geen huwelyk kan genoemt worden, vermids het ware wezen van den trouw 'er aan ontbreekt. De vrye wederzydsche toestemming der huwenden maakt eigentlyk den band des huwelyks, 't welk nog meer eene vereeniging van zielen als van lichamen is; Het is alleenlyk die vrye, en gewillige toestemming, die door eene t'zamensmelting van de dierbaarste onderlinge belangen twee personen zo naauw verbind, en den een zo volstrekt des anders eigendom maakt, dat geen van beiden meer zig zelve toebehoore, en dat twee als een kunnen worden aangezien. Dus oordeelt over een zaak van zo eene groote aangelegendheid de Godsdienst zo wel als de rede, die beiden [131] door zo eene gruwelyke tyranny der Ouderen, met een' even strafbare baldadigheid beleedigt en onder de voet getreden worden; 't Is derhalven niet genoeg te verwonderen, dat menschen, die anderszins voor een eerlyk, en Godsdienstig geschat worden, zig aan zo een' onbehoorlyke, en 't recht van der Kinderen vrye geboorte omverwerpende dwang, schuldig maken. Te meer moet men 'er over verbaast staan, wanneer men overweegt, dat ze aldus op hunne schouderen laden een gruwelyke en hemeltergende misdaad, in de welke zy hunne Kinderen, als met een onwederstaanbaar gewelt doen nederstorten. Wat is dog anders een zo misnoemd aangaan van 't huwelyk, als een t'zamenschakeling van trouwloosheid en meinedigheid? Wat deugtlievend hart moet niet met een koude schrik bevangen worden, wanneer het zig verbeeld eene verslaafde maagd schoorvoetende tot den Predikstoel genadert, dewelke door haar geweten tegen gesproken, voor God, en de Gemeinte verklaart dat ze tot haar gemaal verkiest, en voor eeuwig eeren en beminnen zal een persoon, voor den welken zy niets gevoelt als haat, en versmading, en met welken zy wanhoopt ooit door den knoop van oprechte huwelyks liefde, verknogt te kunnen worden? My dunkt dat de waarheid van 't gezegde zo handtastelyk is, dat men van zyn zinnen berooft moet wezen, om niet absoluit overtuigt te zyn, dat zo eene logenagtige verklaring, door een soort van een eed | |
[pagina 154]
| |
bevestigt, de trouw om ver werpt. Terwyl ze de zelve schynt op te bouwen, en met hemel en aarde, die zo schaamteloos tot getuigen geroepen worden, op 't aanstotelykste de spot dryft. 't Zelfde moet toegepast worden op ontaarde menschen, die vry van de ouderlyke dwinglandy, dog lyfeigens van eene [132] onbezonne en onverzadelyke gierigheid zig boejen aan voorwerpen van hunne veragting; en welkers hevigste zielswensch in 't voltrekken van zo een verfoejelyk verbond is, dat ze hoe eer hoe liever van die schynvereeniging, door de dood van een hatelyke egtgenoot mogen ontslagen worden. Overreed door de ondervinding moet ik bekennen dat eenige van die huwelyken, door die tweederlei dwang aangegaan, zomtyds eenigzins schynen te slagen. 't Gebeurt, dat iemand tegens wil en dank met het voorwerp van zyn afkeer gehuwt, allengsken aan 't zelve gewend, en door onophoudelyke vriendelykheden aanlokkende manieren, en prysselyke hoedanigheden word ingenomen, en tot wederliefde door een zoet geweld geparst; Daar zyn 'er ook, die schoon ze van inwendige gevoelens, staande het huwlyk, niet wezentlyk veranderen, evenwel vreedzaam met een versmaad persoon leven, zomtyds door een wel geredeneerde eigenliefde en om zig buiten twist, huiskrakeel en onrust te houden; maar wel voor 't meest om na een korten tyd lydens, uit een laatste wil, t'hunnen behoeve, door liefkozingen, afgetroggeld hun voordeel te trekken, en middelen tot het aangaan van eene smakelyker trouw te verkrygen; Maar behalven dat de voorbeelden van zo een moejelyk bedwang, voornamentlyk wanneer het wat lang duurt, vry zeldzaam zyn, aan wat smarten, wat ziels pynen, wat helsche plagen is dat gedult zo beswaarlyk te oefenen den meesten tyd niet onderhevig. Is 'er tusschen de egtgenoten eenige gelykheid van jaren, zo is 'er geen middel om met eenigen grond van hoop door 't leed heen te zien, dog daar schynt wat meer kans te zyn, wanneer 'er een merkelyk onderscheid tusschen beider ouderdom is. Dog wat noemt men dog onderscheid [133] van jaren? 't Is waar een Juffer in de bloem van haar jeugd, die zig met een levend lyk van een tagtigjarig man door den egt keetend, kan op eene spoedige verlossing hopen; hoe bejaarder in dit geval, hoe voorzigti- | |
[pagina 155]
| |
ger door eigenbaat gehandelt word, volgens 't gevoelen van de Poëet Martialis:Ga naar voetnoot1 'k Wil met Lykoris tog niet paaren,
Zy is voor my te hoog van jaaren;
Dog 'k zou haar trouwen om haar kas
Indien zy nog veel ouder was.
Dog huwelyken van zo eene groote onevenmatigheid van ouderdom zyn zeer zeldzaam; inzonderheid by onzen Landaard. Maar men onderstel eens dat een Dogter van twintig jaren met een Man van vyftig besluit te paren, die een redelyke gezondheid geniet, en voor dewelken zy de minste genegentheid niet voelt nog ooit hoopt te hebben, kan ze zig wel met eenige grond kittelen met de verwagting van eene spoedige bevryding? Heeft haar gemaal niet bynaar zo veel kans om een jaar à twintig te leven als zy, en wat zal haar lydzaamheid in dien tyd niet al hebben uit te staan, zo zy wil trachten door eene algemeene en yverige believing een aanzienlyk deel in zyne erfenis te verkrygen? Ik wil hier geen gewag maken van de onzekerheid van zo eene verre boven de waarde gekogte fortuin, 't welk gebouwt, gedurende een' lange reeks van jaren, op gedienstige vriendelykheid, onophoudelyke zorg, en ingespanne pogingen door een eenige onoplettendheid, en zelfs door een onverdiende gemelykheid van een redelose gryzaard plotseling ter neder kan storten. Ik zal hier onderstellen dat ze boven hare verwagting door haar gemaals dankbaarheid beloond word. Dog haar beminnelyke jeugd is al kwynend door[134]gegaan; hare aangenaamste jaren zyn absoluit voor haar verloren; door eene onophoudelyke ongerustheid, en een geduurig bedwang van hartstogten, is haar gezondheid ontsteld, en zyn hare bevallighedeen verslenst geworden; ze is buiten staat om zo een dierbaar verlies eeniger mate te vergoeden, en, wil ze zulks beproeven, met een tweede trouwverbond aan te gaan, zal ze mogelyk, die jong zig aan haar eerste man verkogt heeft, bejaard, haar' tweeden moeten koopen. | |
[pagina 156]
| |
Ik heb in myn' jeugd hier ter stede tot een gemeenzaam Vriend gehad den bevalligen Chrysophilus,Ga naar voetnoot1 niet alleen zo een fraai en welgemaakt man als iemand zyner tydgenoten, maar ook versiert met heerlyke gaven, en treffelyke hoedanigheden, dog alle die natuurlyke schatten verloren zig in een onbepaalde zugt tot rykdom, niet om denzelve lafhartiglyk op te leggen, maar om 'er pragtig en edelmoedig van te leven. Hy had besloten schielyk ryk te zyn, en zulks moet hem, 't koste wat het koste, gelukken, de gemakkelykste en kortste weg daar toe was het huwlyk. Dog na aan verscheide teffens ryke en beminnelyke Juffers behaagt te hebben, zonder aan hare ouders te behagen, wierp hy zig als uit wanhoop in de armen van een verlepte dog schatryke weduwe, die hy door zyne lieftalige welsprekendheid zo wist in te nemen, dat de goede sloof 'er op gesturven zou hebben, dat de bezitting van haar hart 't eenigste voordeel was, dat hy bedoelde, 't welk haar des te meer aanzette om hem met een goed gedeelte van hare rykdommen te begunstigen[.] 't Huwelyk gaat aan en schynt een voorbeeld van liefde en vereeniging; geen man doodelyk verliefd op de schoonste vrouw zou meerder moeite aan kunnen wenden, om haar hoe langs hoe meer te [135] bekooren, als Chrysophilus om zyn verslenste besje te believen. Haar ongevynsde wederliefde was zo heftig, en zo sporeloos driftig, dat hy als geduurig op de pynbank van haar tederheid lag. Door haar' minnenyd was hy aan haar geboeit, en hy kon geen twee uuren van haar afblyvenGa naar voetnoot2 zonder van haar gevolgt te worden, en de bitterste klagten uit te staan; t'Zynent, waar hy zyn oog wende, ontmoette hy niets dan tronien van een' uitgekipte lelykheid, terwyl Mevrouw de nieuwste modes in den hoogste graad volgende zig zo kakelbont opflikteGa naar voetnoot3 als een Juffertje van agtien jaren, en door de levendigheid der kleuren van haar opschik haar eige verleptheid in 't helderste licht plaatsende, voor de buitensporigste van alle de oude zottinnen by ieder te boek stond. Naar mate hy oogenschynlyk verouderde, scheen ze dagelyks jeugdiger te worden, en na dat dusdanige slaverny duizendmaal onverdragelyker als die van een galeiboef vyf en twintig volslage jaren geduurt had, scheelde het weinig, of de bedoelde fortuin was hem op 't onverwagtst ontslipt; Mevrouw wierd door eene van hare verspieders op een valsche schyn verwit- | |
[pagina 157]
| |
tigt, dat haar man een Juffertje onderhield, hier op moest hy 't bitterste verwyt uitstaan, verzelt met bedreigingen van een ander testament te maken. Dog dewyl Mevrouws bloed door een razende gramschap aan 't zieden was geraakt, en zy daar door in een zware ziekte verviel, had hy de tyd van zyn onschuld op 't klaarste aan te toonen, en wist haar door zyne geduurige tegenwoordigheid, en met eige hand haar de slaafagtigste diensten te bewyzen, zig zo volmaakt meester van haar gemoed te maken, dat zy hem eenige dagen voor haar overlyden algemeen erfgenaam van alle hare schatten maakte. Aldus vrygemaakt was hy niet ver van de vyftig, en besloot een Juffer van verdienste met zyn rykdom gelukkig te maken; Dog terwyl hy bezig was met een waardig portuurGa naar voetnoot1 op te zoeken wierp hem zyn lang opgekropt hartzeer in eene kwynende ziekte, die in hem wel haast de geldzugt met het leven uitdoofde. 't Geen ik nog heb aan te merken omtrent huwelyken door de ouderlyke dwang aangegaan, is dat de bedoeling zelfs van de kinderen meer rykdom, als hun tot een wezentlyk geluk noodzaaklyk is, te doen erlangen, dikwils de oorzaak is dat ze niet alleen in alle ondeugden, maar ook in armoede vervallen. MyzogunusGa naar voetnoot2 was voor zyn gedwonge [136] huwelyk met de mismaakte en kwaadaardige Amelia van een goede inborst, en onbesproke leven. Zo lang hy zyn' ontsachelyke Vader behouden heeft, smeulde t'zynent 't vuur van huisselyke tweespalt, en men zag 'er maar nu en dan eenige geringe vonkjes van te voorschyn komen. Dog na des ouden mans afsterven is 't zelve in een' volslagen brand uitgeborsten. Zyn huis wierd van hem als een' gevangenis, en zyn wyf als een beulin aangezien, en hy ontvlood ze beiden zo veel het doenlyk was; Om zyne ongeneugte te verzetten, was hy dagelyks met vrolyke borsten, die hem naar den mond praatten, en hem hielpen zyne vrouw voor den drommel wenschen, aan tafel, zonder eens naar zyne zaaken om te zien, en de meeste nachten bragt hy door by verderfelyke Vrouwluiden, die hy met geduurige giften overlaadde; zyn vrouw die hem 't kapitaal van zyn haat, met de renten, overvloedig betaalde, gewende zig ondertusschen aan sterken drank, door haar omgang met canailleuse buurwyven, die gansche dagen op haar vloer waren. 't Huishouden liep ondertusschen in 't wild, als mede de opvoeding der kinderen, den welken geen van beiden de Ouders door onderlinge haal | |
[pagina 158]
| |
liefde toedroeg, en door zo een hatelyk gezelschap dagelyks verbasterden, en verwilderden. Aan ieder kant wierd zo veel geld opgenomen als 'er maar te grypen of te vangen was, zonder op de zwaarheid der interessen agt te slaan, 't geen de byeengebragte schatten allengskens als een kanker verteerde. Na derzelver dood stonden de wederzydsche Vrienden als voor 't hooft geslagen, wanneer ze duidelyk bemerkten dat de schulden 't goed ver overtroffen, en dat de kinderen die niets geleerd hadden, om zig door de waereld te redden, zouden hebben moeten bedelen, zonder behulp van een ryke en liefdadige maagschap. Dit voorbeeld is niet van de seldzaamste; Altoos is het zeker, dat honderden van huisgezinnen veel ryker zouden wezen, hadden de ouders zo zeer niet getragt de zelven door gedwonge huwelyken te verryken, en hunne Kinderen toegelaten, met geringer schatten, liefde, eendragt, voorzorg, en spaarzaamheid tot de huishouding t' zamen te brengen. [137] |
|