De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 106-150: 31 oktober 1732 - 3 april 1733
[pagina 234]
| |
No. 135. Den 9. February 1733. De Hollandsche Spectator.
Omnis, ex infirmitate, feritas est.Ga naar voetnoot1
seneca.
HOewel eenige schryvers zig vermeeten hebben ons een verhaal te geven van de verwonderenswaardige omkeeringen, en wisselvalligheden, door welke 't Persiaans gebied is geslingert geweest, zedert het begin van den opstand van den berugten Meriweis, is het waarschynlyk, dat ze ons veel meer gezegt hebben als ze zelf wisten, dat men in gansch Europa maar een ruw denkbeeld van die gansche zaak heeft, en dat duizend wezentlyke omstandigheden ons tot nog toe gansch onbekend zyn. Hoe de Kroonprins zyner vyanden handen ontsnapt is, weet niemand in deze verafgeleege landen regt te zeggen, dat hy 't geluk heeft gehad hunne bloeddorstige heerschzugt te ontvlieden, blykt alleenlyk by de uitkomst; Even zo weinig is men onderrigt wegens het droevig noodlot van zyn' koninklyke Vader; Men weet met zekerheid, dat hy van den Rykstroon gestooten is, dog of hy van 't leven, of van 't gezigt, door de moedwillige overwinnaars berooft is geworden, en of hy eene dezer mishandelingen in zyn paleis, of op de vlugt heeft moeten uitstaan, naar zulks kan eer, vol[114]gens eenige regulen van waarschynlykheid, geslagen worden, als 't zelve op beweeze waarheden kan worden gegrond. Hoewel ik ook geen volstrekt geloof kan slaan aan een manuscript waar van ik meester ben, en 't welk, volgens voorgeven, uit het Persiaansch vertaald is, en verscheide aanmerkenswaardige byzonderheden aangaande 't rampzalig einde van zo een gedugt alleenheerscher behelst, vind ik egter goed een gedeelte van 't zelve 't publik mede te delen. Scha Hussein, voor wien zyne slaafsche gunstelingen alles wat zyn | |
[pagina 235]
| |
rust, en vermaak stooren kon, zorgvuldiglyk gewoon waren te verbergen, en niets van den inbreuk der Tartaren, en van de algemeene opstand zyner onderdanen, tot nog toe wist, door de slag zelfs als gewaarschouwd, viel onbeweeglyk, als iemand, die van den donder geslaagen zyn ongeval onbekwaam is te voelen, op een sofa neder. Door eenige hartsterkende dranken als uit den slaap opgewekt, hoorde hy hoe langs hoe meer 't gewoel der geweldenaars, en 't naar gekerm der mishandelde burgery, zyn paleis naderen. Hy wilde zyne lyfwagten beveelen deze oproerigen voor de honden te werpen, dog zyne soldaten waren door eene laffe vrees verstorven, en hy vond zig alleenlyk omringt door laffe vrouwen, en verwyfde slaven. Een derzelver nochtans verstoute zig den Vorst in weinig woorden wegens 't nakend gevaar te onderregten, en de vlugt als 't eenig middel om 't zelve te ontduiken, hem aan te raden, terwyl 't hof nog niet aan alle kanten bezet was: By geluk begon zig de duisternis over 't rampzalig Ispahan uit te spreiden, en hem de naare nagt tot een gidze aan te beveelen. De Vorst ontdoed zig van zyne Koninklyke cieraden, bedekt zig met [115] een gemeen kleed, en de trouwste der bedienden van 't vrouwen-timmerGa naar voetnoot1 uitgekipt hebbende, ontsluipt hy door een heimelyke uitgang, en langs afgeleege straaten zyne leidslieden bekend, raakt hy de stad uit. Den gansche nagt, vordert hy weg, nu zyne beenen, voor de eerstemaal, door de vreeze gesterkt, gebruikende, dan van zyn geselschap wordende gedragen; Met het aankomen van den dag bevond hy zig vervallen onder eenige hutten van Drusen, een volk, wiens hart de zuiverheid van 't vuur, 't welk zy aanbidden, overtreft; Hier na eenige uuren door een geruste slaap, door zyne vermoeitheid gewiegt, genooten te hebben, nuttigde hy voor de eerste reize zyns levens, met honger, en derhalve met een waare smaak, de spyze, die eenvoudig en gering hem met de vriendelykste gulheid wierd voorgezet by dit deugdzaam volk, schoon hy ook aan zyne onthaalers bekend waar geweest, kon hy in veiligheid eenigen tyd geschoolen hebben, dog door zyne vreeze voortgedreven, wierd hy, voor een gering geschenk, niet alleen van de noodige paarden, maar ook van trouwe en afgerigte gidzen voorzien, die door wildernissen, en ongebaande wegen den Koning met zyne onaanzienlyke stoet in een Landschap door 't vyandlyk geweld nog niet overstroomt, en als in een zoort van veiligheid bragten. Gansch Persien was hem egter te nauw en 't geluk van buiten deszelfs landpalen | |
[pagina 236]
| |
zig te bevinden, kwam hem voor als een nieuw Koningryk. Na lang dwaalens geraakte hy in een kleine zeeplaats, en hoewel nauwlyks een denkbeeld hebbende van de zeevaart en van de ongemakken, en gevaren, waar aan dezelve onderhevig is, besloot hy zig aan de woeste baren over te geven in een zwak schip, bestiert door [116] drie of vier afgeleefde zeeluiden. Op de reize word het vaartuig van een orkaan beloopen, dewelke het tegens een rots slingert, en verbryzelt. Hoe ook met de schrik bevangen, grypt de Vorst, door een diergelyke neiging om zig te behouden, een stuk van het wrak, en word door de wind naar 't strand gedreeven, maar eer hy het zelve bereiken konde, zoude hy door verstyving, en uitputting van kragten bezweeken hebben, had niet een agtbaar Grysaard, door een rustig slaaf geholpen, zig in zee begeeven en den onbekende schipbreukeling al zwemmende ondersteund, en aan land geholpen. Scha Hussein was ondertusschen in een flauwte, die niet weinig naar de dood zweemde, vervallen; dog wanneer hy door alle mogelyke hulpmiddelen, die 't medelyden en de gastvryheid een deugdzaam en menschlievend hart in kunnen boezemen, zyne zinnen weer meester wierd, bevond hy zig nevens een zyner dierbare dwaalmakkers, op eenige vellen van wilde dieren geplaatst in een onderaardsch Grot, daar geen huisraad in was, als 't geen volstrekt tot een niet ongemakkelyk leven vereischt word. Eenige hartsterkende artzenyen, ondersteund door de vreugd van den Vorst, wegens de uitrekking van zyn rampzalig leven, herstelden hem wel haast in 't grootste gedeelte zyner kragten. Maar hoe onbeschryflyk was zyne verbaastheid, zo wel als die van zynen behulpzamen waard, wanneer zy by een toortsligt hunne oogen onderling op elkander hegtten. Geen van beiden kon zyn gezigt gelooven, zy kwamen malkander voor, als twee bedriegelyke spoken, en beiden hadden ze de zelfde moeite om hunne beklemde mond te openen. Zie ik niet, borst de eene uit, den elendigen Scha Hussein, door de Tartaren en door zyne oproerige on[117]derdanen van den throon en van 't leven berooft? Beschouwen myne oogen niet, antwoordde de Koning, myn' dapperen Veldheer Alicouli-kan: den welken myne regtvaardigheid ter dood had veroordeeld, dog myne goedertierenheid heeft behouden, en alleenlyk berooft van de stralen van ons Goddelyk gezigt. Is het mogelyk, ô Hussein, sprak hier op de deftige balling, is het mogelyk dat zo veel rampspoedigheden, zo veel nauwlyks ontworstelde gevaaren, u nog niet tot de heilzame zelfkennis gebragt hebben, en een rechtmatig denkbeeld van de waare grootheid ingeboezemd? 't Verlies van | |
[pagina 237]
| |
uw wyd uitgestrekt gebied maakt u op verre naar zo ongelukkig niet, als het byblyven van uwe Vorstelyke verwaandheid, en vooroordelen. Leer eindlyk denken, ô menschenkind, dat in uw verleide ziel de mensch zo lang door den Koning verstikt adem haale, en voor den dag kome. Gy spreekt van uwe regtvaardigheid en goedertierenheid aan my besteed. ô Groote Mahomet, welke gruwelyke deugden! Heugt het u niet, verblind schepzel, hoe gy den trouwsten, en mogelyk den nutsten uwer onderdanen hebt gehandelt. Gy had my de verfoeielyke eer aangedaan van my deel te doen hebben, in een van uwe dagelyksche suiperyen, waar uit duizenden van onbesuisde wreedheden, die u aan God en menschen hatelyk hebben gemaakt, zyn voortgevloeit. De groote Aly weet met wat een tegenzin, en zelf veroordeling, ik tot tweemaal toe de koninklyke schaal geleegt had, wanneer ze my voor de derde maal door u onverzettelyk bevel wierd opgedrongen. Ik dogt, dat myne menigvuldige diensten my ten minste het recht hadden verworven, van my niet in de schandelykste beestelykheid te werpen. Ik weigerde [118] derhalven met eene eerbiedige vrymoedigheid zo een onwaardig gunstbewys. Gy, niet min dronken van verwaandheid, als van wyn, vliegt op, en beveelt met de onreedlykste verbolgenheid aan verwyfde slaven, een oud held by de beenen uit uw gezelschap te slepen, aan stukken te houwen, en den honden voor te werpen. 't Is waar, dat aan 't bedaren gebragt door de eerlykste, en wyste uwer hovelingen, gy my na de eerste mishandelingen, 't leven liet behouden; Dog misleid door afschouwelyke vleiers, myne vyanden, en nog meer de uwen, beroofde gy my van myne eerampten en goederen; Gy zond my in ballingschap, en met my ô kwalyk bedagte Hussein! alle krygstugt uwer legers, alle order en geschiktheid in de Staats-regering, en met een alle liefde en agting uwer onderdanen voor hunnen Koning. Onder dit vrypostig gesprek, welkers weerga nooit te voren Scha Husseins ooren getroffen had, wierd hy nu rood, dan bleek; spyt, gramschap, en wraak vermengden zig in zyne verwoede oogen: Hy zag zynen gebannen Veldheer aan, als of hy hem door zyn gezigt, tot het stof der aarde, met het welk hy hem gelyk stelde, wilde doen wederkeren! Durft dan, schreeuwde hy eindelyk uit, een veragt slaaf zyn geboren Koning en Heer zo smadelyk honen? Gelukkig, zyt gy, ô laatdunkende booswigt, dat ik my verwaardig op uwe varsche weldaden eenige agt te geven, zonder die verpligting, had ik mynen getrouwen Jeffer, dien de zee my schynt gelaten te hebben, om uwe baldadigheid te straffen, al lang geboden op u aan te | |
[pagina 238]
| |
vallen, en u den dood, die uwe ongehoorzaamheid voorheen verdiend had, met verdubbelde smarten te doen uitstaan. Ali-can, na die oplopende taal, on[119]beweeglyk, en met een schampere lach te hebben aangehoort, stil uwe ongegronde toren, sprak hy, ô rampzalige! en door alle uwe ongelukken niet verbeterde Hussein, en zo 't u onmooglyk is de reden het oor te lenen, sla ten minste uwe oogen op uw onmagt. Ziet gy niet omtrent my drie van myne zoonen, en zo veele dienaren; bespeurt gy niet, dat ik hier meester ben, en niet gy? Neem zelfs, dat wy beiden ons hier alleen bevonden, en gy onbedagtzaam genoeg waart, om myne gewaande oneerbied te willen straffen, zyt gy dwaas genoeg om u te verbeelden, dat ik dulden zou, niet alleen dat gy my 't leven benam, maar ook dat gy my door de minste belediging, onteerde. 't Zou 'er maar op aankomen, wie van ons beiden de behendigste, de sterkste, en kloekmoedigste zou wezen, en 't is kwalyk te denken, dat een mensch onder Vrouwen en nog laffer slaven opgevoed, wien 't geweerGa naar voetnoot1 altyd tot eene onnutte last gestrekt heeft, die zig door aaneengeschakelde wellusten verwyft, en ontzenuwt heeft, een krygsman, die, schoon onder den helm grys geworden, door gedurige oefeningen en den zwaarsten arbeid zyne meeste kragten heeft weten te behouden, zoude kunnen verduren. Gy hebt de stoutheid, ô moedwillig mensch! my uw slaaf te noemen. Hoe! hebt gy my in den oorlog uw krygsgevangen gemaakt, en aldus 't recht van eigendom op my verkregen? Hebt gy my door uw geld gekogt, of heeft eene uwer slavinnen my in uw Paleis gebaart, en my aldus berooft van vryheid, en uw wettig goed, ter waareld gebragt? Ik ben vry geboren, gelyk gy ô Hussein; 't Is waar, gy zyt myn Koning geweest, en ik uw onderdaan; dog dewyl gy den genen, die de stevigste stut van uwen throon was, van onder [120] den zelven weg hebt gerukt en buiten uw gebied geworpen, hebt gy zelf den band, die ons verknogtte, onwaardiglyk gebroken. Ik ben u niets meer verschuldigt, en ik bevind my met u in dezelfde gelykheid in dewelke de natuur alle menschen kinderen ter waereld brengt. Deugd en gaven van ziel en lighaam kunnen voor tegenwoordig alleen eenig onderscheid tusschen ons maken. Zo u eenige wysheid over is, dank onzen grooten Propheet, dat ik niet heerszugtig genoeg ben, om myn overmagt omtrent u te misbruiken, en niet wraakgierig genoeg om u, die my als uw slaaf denkt te kunnen handelen, den hals onder eene wezentlyke slaverny te doen buigen. Ik twyfel zelfs, | |
[pagina 239]
| |
of de reden dit gedrag in my niet zou regtvaardigen ...
De rest hier na [121] |