De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 106-150: 31 oktober 1732 - 3 april 1733
[pagina 221]
| |
No. 133. Den 2. February 1733. De Hollandsche Spectator.
Quam iniqui sunt patres in adolescentes judices!Ga naar voetnoot1
terent.
IN een voorgaande vertoog heb ik belooft uitvoerig te handelen over 't vaderlyk gezag; en deszelfs waar, en met de reden overeenkomstig gebruik. Dat het gebied van ouders over hunne kinderen het natuurlykste is, dat in de gansche menschelyke t'zamenleving bespeurd word, is een waarheid die boven alle bewys is, en 't is niet min zeker, dat het zelfde gebied zo volstrekt noodzaaklyk is, dat het zelve verwaarloost zynde 't menschelyk geslagt, met een gewisse ondergang, veroorzaakt door eene onmydelyke overstroming van ondeugden, zou gedreigt worden. De kinderen zyn redelyke schepzels, dog, daar de kennis, de andere dieren nodig, zig in korten tyd opheldert; en in haar volle kragt voor den dag komt, ontwikkeld zig de reden in 's menschen kinderen, by geringe, en als onvoelbare trappen; De ziel in die tedere schepzelen verknogt aan werktuigen haar onbekend, word by een zeker Schryver niet onaar[98]dig vergeleken met iemant, die by een clawier geplaatst zyne vingers, nu op den een dan op de ander toets slaat, en allengkens eenige accoorden en eenig overeenstemmend geluid merkt, en aldus een traaglyk voortkruipend begrip van 't regt gebruik van dusdanig instrument verkrygt; In zo eene onvolmaakte toestand is het ten hoogste noodwendig, dat een kind, aan wien het onmooglyk is zig zelven te bestieren, de wil van zyne ouders voor zyne eenigste reden erkenne, en door de bekwaamste middelen verpligt worde de zelve, in alles zonder onderscheid, zonder tegenmorring, en zelfs, voor eenen zekeren tyd, zonder tegenredenering opvolge. Dog door dezelfde grond- | |
[pagina 222]
| |
stelling is het baarblykelyk, dat naar maate het dagligt der reden in de ziel der kinderen doorbreekt, het billyk is, dat het volstrekt vaderlyk gebied zig matige, zyne beveelen hoe langs hoe minder op eene bloote wil gronde, en zig meer en meer verwaardige de natuurlykste, maar ook met een de beminnenswaardigste onderdanen, in de beweegredenen van zyn gedrag in te laten, en dezelven aldus, door hun eige overtuigt oordeel, te bestieren, en aan hun pligt te verbinden; Waar uit weder ogenschynlyk volgt, dat 'er een zekere bepaalde tyd moet wezen, in welke ondersteld word, dat der kinderen reden haar volkoomen rypheid en kragt verkreegen hebbende dezelven, aan 't vaderlyk gezag voortaan niet meer nodig, mag ontrekken, en aan de heerschappy van hun eigen oordeel overgeven. Men verwerre myne denkbeelden hier niet; Hoewel ik staande houde, dat het vaderlyk gebied op zekere jaren geheel moet ophouden, beweer ik wel ernstiglyk, dat de eerbied en 't ontzag voor ouderen, [99] verre van op te houden, en zelfs te verminderen, in redelyke en deugtlievende harten, met kennisse en voordeel behoorden aan te groeyen, en dat een kind door 't geen, als zyne grootste belangen en zyn pligt hem voorkomt, verpligt zyns vaders raad van de hand te wyzen, 't zelve met de grootste betamelykheid hoorde te doen, en de spyt daar door verwekt met alle mogelyke gedienstigheid en vriendelykheid moedt zoeken te verzagten. Ik twyffel zelf niet aan de verpligting die op de bejaarde kinderen legt, van met een lieflyke onderdanigheid hunner Ouderen gevoelens, liever dan hunne eige op te volgen, in omstandigheden, waar in niets zeer wezentlyks te wagen is, en eer een gering ongemak of verlies te ondergaan, als dezelven eenige smert of bitterheid aan te doen. Ook moet ik zeggen dat een koude schrik en grilling my 't hart bevangt, wanneer ik hoor ('t geen maar al te veel onder ons, zelfs by fatsoenlyke luiden, in zwang gaat) ontaarde kinderen met hunner ouderen raad de spot dryven, dezelven naar de besorging hunner eige zaken verzenden, en de tweede oorzaken van hun bestaan met bitse en veragtende bejeegeningen te keer gaan, en tot in het innigste der ziele bedroeven. Aan de andere kant zou ik ook gevoeglyk oordeelen, dat ouders, op de gezette tyd, met een goede gratie van 't vaderlyk gebied beslooten af te staan, en dezelven, behalven in zaken van gewigt, waar in ze een zagtzinnige en niet een beveelende raad, noodzaaklyk mogten agten, ongemoeit met der zelver affaires lieten omspringen; Het tegengestelde gedrag van zommige talmagtige bedillende en heerschzugtige oude luiden is een van de gemeenste redenen, die scheidingen en verbitteringen | |
[pagina 223]
| |
verwekken tusschen [100] die genen, die met de sterkste en nauwste banden van liefde aan elkander totter dood toe dienden verknogt te blyven. Dog zo in dit geval veele ouders eene bederfelyke onreedlykheid toonen, zondigen ze door de bank nog groover tegens de wetten der wysheid in de bestiering der eerste jeugd hunner kinderen. In dit opzigt handelen ze rechtdraads tegens de natuur en nuttigheid van 't Vaderlyk gebied, 't welk ik hier boven heb afgeschetst. In de jaaren, in welke hun bloote wil, en volstrekt bevel, de tedere wigten tot eenigste beweegreden behoorden te strekken, geven ze dezelven aan de kindsche grilligheid over, die hun tot een tydverdyf diend; derzelver grootste fratsen zyn de beminnelykste aardigheden; en 't zou jammer zyn dezelven in toom te houden, en door de minste dwang min natuurlyk en bevallig te maken. Zommige Vaders, en wel voornamentlyk onder ons, volharden aldus met hunne kinderen den breidel op den hals te laten, zonder 't Vaderlyk gezag te doen gelden, als zomtyds in omstandigheden waar in ze door eene heevige passie gedreeven en ontroerd buiten staat zyn om 't zelve verstandiglyk en met de vereischte kalmte des gemoeds te gebruiken. Dog de zulken, die niet gansch beslooten schynen te hebben van hun regt af te staan, beginnen eerst de Vaderlyke magt werkstellig te maken wanneer de eerste kindsheid voorby is, en met de uiterste strengheid hunne bloote, en ongeredeneerde beveelen, als volstrekte wetten, de jeugd op de schouderen te leggen, wanneer het tyd word 't vaderlyk gezag te verzagten, en eer door overreding, als door loutere dwang, dezelven aan haar pligt te gewennen. Zo een kind met zo een stuursche Vader, al was [101] het met de grootste en needrigste eerbied, zig verstout te redeneeren, word het zelve wel haast door een bitse, en ontzaggelyke grauw de mond gestopt, en 't word tot de uitvoering der vaderlyke beveelen gedrongen, zonder van der zelver billykheid overtuigt te zyn; Ja dikwils, 't zy met, of zonder grond, overtuigt van derzelver onreedelykheid. Aldus gewent het zig 't natuurlyk oordeel, 't geen de Hemel 't zelve tot een rigtsnoer van zyn gedrag gegeeven heeft, niet alleen als een onnut, maar ook, als een lastig vermoogen te beschouwen. 't Is hem onmooglyk de oorzaak van zyn leven als een teerhartig Vader aan te zien; Hy vind in dezelve veel eer een halstarrig dwingeland, van wien hem haat en geen liefde betoont word. Hy ontvlied deszelfs gedugte tegenwoordigheid, zo veel 't hem mogelyk is, en kan hy dezelve niet myden, hy durft op zyn gevreesde Vader zyne oogen niet slaan, hy durft het minste geluid niet geven; nauwlyks durft hy denken, en zo 't hem onmooglyk is | |
[pagina 224]
| |
zyn tyran te beminnen, men moet bekennen dat zulks hem nauwlyks, als een ondeugd, kan toegereekent worden. Ik heb onwyze Vaders dusdanige levenswyze met hunne zoonen, zelf boven derzelver ouderdom van twintig jaren, zien uitrekken, en zommigen dus mishandelde jongelingen zien uitspatten tot de ongebondenste ligtmissery; dewyl anderen neerslagtig, verdoft, hun zelve mistrouwende, tot eene geduurige kindsheid verwezen scheenen, en door de geduurige scheldnamen van zotten en plomperts wezentlyk wierden 't geen, waar voor ze zo dikwils uitgescholden waren geweest. Wat onderscheid tusschen zo eene niet min verderfelyke als dwaze behandeling, en die van den redelyken en zagtmoedigen Crito. Van zyn zoons dertiende [102] jaar af, heeft hy hem nooit iets bevoolen van eenig gewigt zonder met des jongelings reden zamen te spannen, en den zelve te doen bevatten de billykheid en nuttigheid van 't gehoorzamen. Hy heeft altyd met gedult en vriendelykheid deszelfs tegenredenen, met behoorlyke eerbied bygebragt, aangehoort, en met eene regt vaderlyke goedaardigheid getracht op te lossen. Naar mate deszelfs vermogen van oordeelen toenam, heeft hy zig, by welgepaste trappen, met den zelven gemeenzaam gemaakt, en den zelven gewend, in een beminnelyk Vader, den besten, getrouwsten, en opregtsten vriend te vinden. Hier door zyn niet alleen de rekkelykheid, en de waare verdienste den jongman, met den aanwas zyner jaren eigen, en gemakkelyk geworden; Maar hy heeft ook door zo eene heuchelyke ondervinding geleerd, dat zo eene lieffelyke en door de reden bestierde opvoeding 't ware middel is, om 't Vaderland met nutte en dierbare onderdanen te verryken. Door de bank komen en Ouders die hun natuurlyk gezag verwaarlozen, en die het misbruiken, hier in overeen, dat ze in de twee gevallen waar van hunner kinderen waereldsch welzyn 't meeste afhangt, volstrekt willen gehoorzaamt zyn, zonder zig te verwaardigen aan derzelver redenen en tegenwerpingen de minste aandagt te leenen. 't Eerst is wanneer 't er op aankomt, om een keur van hanteering of van eene professie, welke dezelve ook zy, te doen. Eer een kind nog ter waereld komt, legt die zaak al vast in 's Vaders hooft beslooten. Hy zal studeeren, en een Predikant of Doctor worden. Wanneer de jongman tot zekeren ouderdom gekomen is word hem dien last opgelegt, zonder onderzoek of zyne aangeboore gaven en geneigtheid derwaarts strekken. 't Is vrugteloos, dat zelfs de jongeling ronduit verklaard, dat hy een afkeer van de studie heeft, en in tegendeel een groote lust om zig tot de koophandel te begeeven; Dat zyn zaken daar | |
[pagina 225]
| |
de Ouders over moeten oordeelen, zegt de Vader; De Kinderen weten niet wat hun dienstig is. Onnozel en ongerymt voorgeven! Weet een kind van twaalf of dartien jaren ten minste niet, wat neigingen in zyn eige boezem opgeslooten zyn? Moet hy zwaare pogingen van redeneering aanwenden, om na te speuren, 't geen hy [103] zonder redeneering voelt, en niet hoeft te begrypen. Het kind weet hier genoeg, 't is de Vader, die zig in dit geval als onweetend voordoet. Hy schynt niet te weten, dat de natuurlyke neigingen den meesten tyd uitwerkingen, en merktekenen zyn van aangeboore bekwaamheden, of ten minste tot derzelver verkryging eene gladde en korte weg openen; Hy schynt niet te weten dat betragtingen alleenlyk door beweegredenen, die de ziel van buiten aankomen, en opgedrongen worden, ondersteunt, en niet aangemoedigt en voortgejaagt door inwendige lust en iever, een gedwongen en traagen voortgang moeten hebben, en zeer laat, zo niet zelden, of nooit haar oogmerk bereiken. Hy schynt blind te zyn voor duizend baarblykelyke voorbeelden van verwaarloosde en kwalyk aangelegde natuurlyke gaven, die 't land met onnutte burgers opproppen, en die volgens de geneigtheden die dezelve verzelden, besteed, naar alle waarschynlykheid de heilzaamste uitwerkingen zouden gehad hebben. In myne eerste jeugd heb ik schoolmakker geweest van eene Nikodemus Plumbinus, die in drie jaren nauwlyks had kunnen leeren spellen, dog die in 't net en kunstig vormen der letteren, niet alleen de scholieren, maar zelf den meester in korten tyd voorby streefde. Hy verzierde zelf de boorden van zyne schriften met beelden van vissen en vogelen, die hem tot een prys, en tot eene nieuwe verdienste konden strekken. Hoewel in alle andere zaken, daar geheugen, en oordeel te pas komen van eene bykans onbegrypelyke botheid, bezat hy een verwonderenswaardig talent, om in de teiken- en schilderkunst te slagen, en, waar hy zig ook alleen bevond, was hy bezig met proeven van zyn vernuft hier in te geven. Niets scheen 'er billyker, als deze geneigtheid, die van zelf als uitborst, de vrye vlugt te geven, met den jongeling by deftige meesters te bestellen, om die gaaf, door geregeldheid, en oeffening, tot het toppunt van kunst te verheffen. Maar neen! zyn Vader had geld gewonnen, en niet tegenstaande 't ernstigst en telkens herhaalde verzoek van den ongelukkigen jongen, had hy beslooten zyn geslagt met een Domine te verheerlyken. Plumbinus moest na 't Latynsche School, daar hy naar bloedig slooven, en zwoegen, nog ondersteund door byzondere lessen, eindelyk het ge[104]meenste Latyn in zeven of agt jaren tyds redelyk in 't hooft kreeg. Op de Academie waren | |
[pagina 226]
| |
zyne progressen niet spoediger: Hy was reeds zesentwintig jaren, wanneer het dien ongelukkigen slaaf der studie gelukte, voor Proponent aangenomen te worden. Toen was het tyd, dat die schraale schat in sobere predicatien moest uitgegeeven worden. Niets droeviger, niets lammer was 'er ooit op den predikstoel, met overeenkomstige stem, en gesten, te voorschyn gekomen. Hy zogt zulks wel wat te verhelpen met eenige niet ongewoone dieverytjes, maar de gestoole stukken en brokken waren met zulk grof garen, en met zulke dikke paknaalden aan een geregen, dat ze niets uitwerkten, als zyn eigene voortbrengzelen ongerymder, en belachelyker te maken. Naar negen jaren lopens kreeg hy eindelyk, door vrienden, in een gering dorpje een plaats, die hy, na zyns Vaders afsterven om zig niet dood te werken, wysselyk verlaten heeft; Wie kan ontkennen dat het tiende gedeelte van 's mans naarstigheid aan zyn geliefd voorwerp gehegt, in plaats van een veragt, dog beklaagd, bloedbeuling van hem te maken mogelyk hem een De Moor, een Mieris, een Van Dyk in kunst en luister zoude hebben doen evenaaren. Het tweede geval betreffende het huwelyk, in 't vervolg. [105] |
|