De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 106-150: 31 oktober 1732 - 3 april 1733
[pagina 170]
| |
No. 125. Den 5. January 1733. De Hollandsche Spectator.LAatstlede Donderdag of Nieuwe Jaars-dag was het door 't gansche land een dag van ongemeen gewoel; ieder, groot en klein, had het even drok met zegenwenschen te doen of te ontfangen: In alle Steden, behalven hier te Amsterdam, stonden de neeringen en handwerken stil, en de Nieuwejaarsdag wierd 'er publyk gelyk de Zon- Paasch- Pinkster- en Kersdagen gevierd: deze uitzondering onzer volkryke Stad heeft my meer dan eens in een redenstryd met Burgers van andere plaatzen ingewikkeld, wanneer die voor een soort van ongodsdienstigheid wilden uitkryten, dat wy het jaar niet plechtig met gebeden, predikatiën en dankzeggingen inzegenen. De Lezer kan wel begrypen, dat ik hier op verweerender wyze moest antwoorden, en, om het gevolg, dat uit ons gedrach word getrokken, te verydelen, het daar op nemen, dat, zo wy om die reden voor eenigzins ongodsdienstiger zouden te houden zyn dan onze Landgenoten, dit verwyt met meerder recht door de Roomschgezinden aan onze gezindheid gedaan mag worden, wyl die de bovengemelde Feesten niet slechts twee, gelyk wy doen, maar drie dagen vieren. Ik voege daar by, dat de eerste January in zig zelven niet beter is, dan de een en dertigste December, en zekerlyk de besnydenis des Zaligmakers (die, zo [34] deszelfs geboorte, 't geen niet bewezen kan worden, op den vyf en twintigsten der laastgenoemde maand is gevallen, op den dag, waar mede wy het jaar beginnen, geschied moet zyn) niets zo uitnemende in zig | |
[pagina 171]
| |
behelst, dat het ons noodzake, om 'er een byzonderen Heiligen dag van te maken. Hier over eens met een Leidsch Burger in verschil staande kon ik niet nalaten tegen hem het middel van recriminatie (dat is wederbetichting) te gebruiken. Hoe, zeide ik, durft gy ons nieuwejaars-gedrag wraken, daar in uw Stad de Hemelvaart des Heilands, een der allerhoogwigtigste pointen van ons geloof, van negen tot elf uuren in den morgen door een Kerkgang gevierd zynde, het overige van dien dag, niet tot de dagelyksche en gewone bezigheden, maar tot de uitgelate Kermisvreugde word vrygegeven? En zeker als men inziet, waar de Nieuwejaars devotie meest overal in bestaat, zal men bevinden, dat ze groote overeenkomst heeft met die van den Hemelvaart by de uwen, uitgenomen, dat men een Kerkgang of twee meer kan doen; Is het dan niet beter dat onvermydelyk gewoel eerst voorby te laten gaan, en den volgende Zondag in alle stilte en zedigheid het zogenaamde begin van 't jaar door stichtelyke aanmerkingen op de snelheid des tyds, en de veranderingen in het voorgaande gebeurd, te doen dienen tot een prikkel om een beter en Christelyker leven te leiden? Deze reden stel ik vast, dat onze Voorvaderen bewogen heeft in deeze groote stad den eersten January tot geen Heiligen dag te verklaren. Myn Party sprak (meer geloof ik om te tonen, dat de ingezetenen der Stad waar in 's Lands Hogeschool gevestigt is, wel voor halve Geleerden mogen passeren, dan om my in zyn gevoelen over te halen) myn sustinueGa naar voetnoot1 in dezer voege tegen. In den omloop van agt en twintig jaren zal de A noodzakelyk viermaal de Zondagsletter zyn; dat is, Myn Heer, dat in dien tyd het begin van 't jaar viermaal op een Zondag vallen moet, 't geen gy zo niet dient te bevatten, als of het om de zeven jaren precies geschiedde, want dan zou ik my binnen het bestek bepaald hebben; maar dewyl het door de tusschenkomende Schrikkeljaren gebeuren kan dat 'er elf verlopen, eer deze of die dag der week, en by gevolg ook de Zondag, de eer geniet van 't Hoofd des jaars te zyn, [35] vind ik my verplicht om (zo ik in den haak wil redeneren) my voorzichtig te uiten. Dus zal in uw levenstyd meermalen Zon- en Nieuwejaarsdag te zamen gekomen zyn, en de aanvang van 't jaar te Amsterdam even eens gevierd | |
[pagina 172]
| |
als in de andere Steden, en dewyl men dan aldaar geen zwarigheid maakt van alle werkdaagsche bezigheden op te schorten, en het jaar in te weiden door een publyke devotie, waarom geschied zulks niet altyd, al waar 't slechts om zig met de andere plaatzen van het Land te conformeren? Wat het splitzen van den Hemelvaartsdag by ons aangaat, ik zou het u gewonnen geven, indien het niet geschiedde om 't Kermisfeest, want gy weet wel dat 'er geen Dorp is, hoe gering het bynaar wezen mag, daar men geen gezetten tyd ter uitspanninge heeft; en dewyl die te Leiden juist op den middag van 't Hemelvaartsfeest valt, zouden wy, 't geen immers ons niet te vergen is, een halven dag verliezen van die zevendaagsche vrolykheid, ten zy we 't middel gevonden hadden om 't scheel te delen, en dierhalven meen ik, dat wy recht hebben om te eisschen, dat het met de Kermis zo door mag gaan. Schoon ik groten lust tot lacchen had, repliceerde ik echter met een statig gelaat op deze wys. Ik beken meer dan eens gezien te hebben, dat het Nieuwejaar met een Zondag begon, maar dan heb ik ook wel gemerkt, dat 'er zo velen niet te Kerk quamen als op andere Zondagen, wyl ieder in zulk een groote Stad als deze geen tyds genoeg heeft om tusschen en na de predikatien zyne plechtige visites en complimenten van ceremonie af te gaan leggen; En zo gylieden het veertiende deel of noch minder, van uwe Kermis niet missen wilt, onze Amsterdammers hebben ook geen lust om gevaar te lopen, van door het uitstellen hunner pligtplegingen by de bevorderaars van het fortuin, noch by de Vrienden, op wier erffenis zy hopen kunnen, in een quaad blaadje te geraken. Wat het opschorten der dagelyksche bezigheden alsdan belangt, zulks geschied niet ter eere van het Nieuwejaar, maar om den Zondag, die tot den publyken Godsdienst geschikt is, en niet verzet kan worden; daar men met de Leidsche Kermis daags na Hemelvaart in te luiden, en dezelve Vrydags daar aan eerst te doen eindigen, alles by u herstellen kan, zonder dat gy iets van die teergeliefe oor[36]lofdagen behoefde af te staan; ja gy kunt verzekerd zyn, dat ik my na dezen nooit in eenigen redenstryd over onze pretense ongodsdienstigheid, in het niet vieren van den Nieuwejaarsdag, met u of iemand uwer Medeburgeren in zal laten, voor dat ik in de Almanach de Leidsche Kermis verschoven, en den Hemelvaart van den Heiland niet meer gepaard zal zien met het woelige en ongebonden jaarmarktsfeest. Myn vriend stond een weinig op zyn neus te kyken, en zig wat be- | |
[pagina 173]
| |
dacht hebbende verzocht hy peis, moetende bekennen, dat onze zaak vry beter dan de zyne te verweren was. Hy vroeg me slechts, hoe ik een Inwoonder van een andere Stad, dien ik het gewraakte misbruik niet kon tegenwerpen, zou geantwoord hebben? Deze vraeg loste ik hem met weinig woorden op, zeggende, dat noch het Nieuwejaar, noch de verjaring der besnydenis des Zaligmakers van zo veel belang waren, dat men die met een plechtige devotie op een zekeren bepaalden dag moest vieren, zo men de blaam van ongodsdienstigheid niet wilde onderhevig zyn, en dat by gevolg de Overheid in alle de Steden de vryheid had, om die voor een gemeenen Werk- of byzonderen Kerkdag te doen houden; en daar mede waren wy 't zamen eens. Voor het overige van dit halfblad zal ik my bedienen van drie brieven, die ik ontvangen heb, om den Lezer te tonen, hoe verscheide uitwerkinge de Nieuwejaars gewoontens op verscheide gemoederen hebben, zullende dezelve niet beantwoorden voor dat ik incognito de gedachten van sommige myner verstandige Lezers in 't een of 't ander Koffyhuis ontdekt zal hebben.
Dus luid de eerste:
Myn Heer.
HEt heugt me noch zo wel als de dag van gisteren, dat ik na den eersten January als een vis na 't water snakte, want tegen die tyd lag myn beurs gemeenlyk op 't droog, en myn eenige hoop van verkwikking steunde op de verwachting van een milde besproejing door de hand van myne Moei, en vooral van mynen ouden Neef, die [37] geen kinderen heeft, en van wien ik alles erven moet. Met wat een gul hart, met wat een oprechte meening (want in zyn jeugd ziet men toch niet verder als zyn neus lang is) wenschte ik haar een lengte van levensdagen toe! Al had het my iemand gezworen, ik zou nooit geloofd hebben, dat men zo veranderen kan; want nu wil ik wel bekennen, dat 'er geen tyd van 't jaar is, daar ik zo voor schrik; Ik ben altyd een luchtige bruierGa naar voetnoot1 geweest, die geen struif om een ei bederven zou, en graag omgaat met lieden van een vrolyken aard, zynde by gevolg redelyk tractant. Ik heb, schoon ongehuwd, reeds eenige jaren | |
[pagina 174]
| |
huis gehouden, eerst op het matig capitaal dat my van myne Ouders was aanbesturven, 't geen even tot de dood van myne Moei gestrekt heeft, en thans zyn 'er drie of vier jaar verlopen, dat ik op de gedachten, die de menschen van die laatste erffenis hebben, crediet moet zoeken, schoon dat burger-stuivertje reeds lang gesprongen is: Nu zit ik te beven tegen den Sondvloed der rekeningen, die ik t'huis verwacht, en 't geen me 't meeste kwelt is de deunheidGa naar voetnoot1 van myn Neef, die hoe ouder hoe gieriger word, want hy heeft me, sederd dat ik meerderjarig ben, niets gegeeven, als de meubilen, daar myn huis mee opgeschikt is, noemende dat present myn uitset, daar by voegende een heusche vermaaning, dat ik het schappelyk aan zou leggen, wyl ik dan met der tyd, als hy zyn hoofd zou neergeleid hebben, een der bestgestelde burgers weezen zou; Dit heb ik zo weinig in acht genoomen, dat al myn vrees tegenwoordig is, dat ik de handen aan zyn geld niet blauw zal tellen, want myne Crediteuren, (die beginnen te merken, dat ik het hammetje al gekloven heb) dreigen by hem te gaan om betaaling of borgtocht te verzoeken, zullende, zo hen dit geweigerd word, my dagvaarden om voldoening. Och dan breekt de bommel uit! ik zal moeten springen,Ga naar voetnoot2 en voorts naar 't Peperland; is 't niet een hard gelag voor een man van noch geen veertig jaar; die altyd Vioolen liet zorgen, dat hy zo eensklaps van levenswys veranderen, en gewoon zynde niets dan het allereelste op zyn tafel te zien, erreten, boonen, stokvisch, spek, gezoute vlees en scheeps beschuit met lange tanden zal moeten kaauwen? maar is het noch niet al [38] zo hard, dat ik alle Nieuwejaar en ook op alle verjaaringe van dien ouden bloed hem een lang leven en bestendige gezondheid moet gaan wenschen, daar ik niet, dan door deszelfs dood te behouden ben? want zo ik eens oversloeg met hem die ceremoniëele logen op de mouw te spelden, had ik aanstonds uit, en dierhalven dien ik noch van de nood een deugd te maken, op hoop, dat ik, zo hy eens schielyk, en eer ik den boedel op zal geven, quam te sterven, door zyne erfenis gered mag worden, want ik zou geen blyder tyding krygen kunnen, dan dat hy naar de zalige eeuwigheid was verreisd, dat geen onchristelyke wensch genaamd kan worden, voor al wyl 'er noch iets goeds uit zyne dood zou volgen, 't geen ik nu niet onderneemen durf, uit vrees van t'eenemaal gedisgracieerd te worden, | |
[pagina 175]
| |
want ik zou een kind echten door de trouw, en myn huwelyk voltrekken met het Dienstmeisje dat my incognito Papa gemaakt heeft, op schriftelyke belofte, dat ik haar na myn Neefs dood, tot myn Vrouw zal neemen: Ik verzoek u dan gedienstelyk, myn alderliefste Heer Spectator, eens een vertoog op te stellen, waar in gy klaar betoont, dat het recht van maagschap nooit kan vernietigd worden, en het een stokregel voor alle conscientieuse lieden moet zyn. Die gerust wil sterven, laat zyn goed aan zyn rechte erven. En gy zult veplichten
Uwen benepen Dienaar
D***** D***
De tweede is van dezen inhoud:
Eerzame Vriend Spectator.
IK heb gelegentheid om uw werkje te lezen by een van myne klanten, en, dewyl ik zie, dat 'er wel eens door burger menschen aan u geschreven word, neem ik de vrypostigheid van u deeze brief te zenden, met verzoek, dat gy ze drukken laat, op hoop dat zommige Heeren medelyden mogen krygen met een Ambagtsman, die door hunne kwaade betaaling gevaar loopt van dienst te zullen moeten neemen, of naar Oostinje te vaaren: [39] Ik heb zint een jaar of vyf zes een winkel opgezet, en redelyk werk, maar echter droog ik uit in de plaats van dat ik wat voorwaards zou raken; want van de rekeningen, die ik te Nieuwejaar uit zal schryven zal me misschien de helft niet worden voldaan; altoos daar zyn 'er die ik van 't begin af bediend heb, maar die ik noch niet weet wat munt dat ze slaan, de een verzoekt me patientie te neemen en stelt me uit op een erffenis, die hem, zo hy zeit, niet ontgaan en kan; een tweede belooft me goude bergen, en dat hy voor my by zyne goede Vrinden om een bediening zal solliciteren, die my 't ruim vergoeden zal; deeze zyn noch de hebbelykste, want anderen luchtenGa naar voetnoot1 me nog wat uit, en dreigen me, dat, zo ik niet langer voor haar werken wil, zy al haar vrienden op zullen maken om me de zak te geeven, en dan waar ik aanstonds gerenuweert, ja zeker, myn Heer, gy | |
[pagina 176]
| |
meugt me vry geloven, ik ken 'er onder, die zo ze drie kostelyke maaltyden minder in een jaar aan wilden rechten, my rykelyk al haar schuld zouden betaalen kunnen, en nu laat ik aan uw oordeel, of een Ambagtsman verpligt is niet alleen voor niet te werken, maar zyn verschot noch toe te geeven, om dat een ander het geld, dat hy hem schuldig is, zo nodeloos verspilt; ei lieve spring eens in de bogt voor ons, en ik zal altoos wezen
Uw verplichten Dienaar
Klaas Driestal.
Met den derden word me dit volgende bericht gedaan:
't Gaat nu tegen Nieuwejaar en zo onze Ouders een milde luim hebben voorspellen we ons al vry wat vermaak, want de vacantie zal niet ten einde zyn, of we zullen te Leiden, zo 't maar genoegzaam sneeuwen wil, een masquerade met de Narreslede ryden, en ik durf tien tegen een zetten, dat men daar nooit van zoeter vermomming gehoord zal hebben; we zullen ons tegen de koude wapenen, en echter galant uitgedoscht zyn. Ik heb party gemaakt met eenige goede vrienden, en wyl ik van een middelmatig postuur ben, zal ik my [40] als een Vrouw verkleden, die Omphalé verbeeld, en zal de Leeuwenhuid van mynen Herkules op 't hoofd en om de schouders hebben, terwyl een kloek en sterk jongman voor dien held zal spelen niet spinnende, maar als myn slaaf, in 't winter gewaad van een Siberische Edelman, de paarden mennende, zynde gevolgt van twee jonge borsten, die als myne staatjuffers vermomd zeer zindelyk, met polonoises en fluweele manteltjes met Hermyn geboord van tyd tot tyd een minneliedje in 't Fransch zullen opheffen, tot vermaak der aanschouwers; en ieder zal moeten bekennen, dat onze sneeuw opera wel uitgevoerd wordende hem ten hoogste voldoet; want Monsieur Siro heeft belooft, dat hy de Juffers à Merveille kappen zal, 't zy A la Moutonne, 't zy dat ze 't hair gebichoneert willen hebben; hier uit kunt gy oordeelen, dat wy den Engelschen Spectator over de Masquerades, (die naar 't saisoen geschikt moeten zyn) met verstand gelezen hebben; waar mede blyve
Uw onbekende Dienaar
D: A: O: | |
[pagina 177]
| |
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman, Delft A. Beman en Boitet; 's Gravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam;; Leyden, Kerchem, Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar, Leeuwaarden, Strik. &c. [41] |
|