De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 106-150: 31 oktober 1732 - 3 april 1733
[pagina 145]
| |
No. 122. Den 26. December 1732. De Hollandsche Spectator.
Invenies aliud genus hominum, ne ipsum quidem fastidiendum, eorum qui cogi ad rectum compellique possunt: quibus non duce tantum opus sit, sed adjutore, &, ut ita dicam, coactore.Ga naar voetnoot1
seneca ad lucillum Epist. li.
DE Heer Christophilus Katharinus vergeve het my, dat ik deszelfs brief zo laat te voorschyn brenge; 't is eenigzins buiten myne schuld, nademaal hy my ter hand gestelt is op een tyd, dat ik iets anders in 't hoofd hebbende hem onopengedaan in de tas van een rok stak, die ik sederd wegens een ligt rouwtje in geen zes weken heb aangehad, waarin ik hem dezen morgen vindende besloot aanstonds myn gebruik daar van te maken. Ik gisse, dat 'er velen zyn, die hier op denken zullen, wat onachtzaamheid is dit? zo zou men gevaar lopen van op berichten van grote aangelegenheid niet tydig te antwoorden: dus kon iemand, op wien getrokken was lang gefailleerd zyn, eer men den wisselbrief ter acceptatie presenteerde, enz. Hier op weet ik niet beter dan de zuivere waarheid te antwoorden, namentlyk dat ik geen wissels ten myne behoeve oit verwacht, en slechts correspondentie met liefhebbers der studiën en begunstigers van wetenschappen onderhoude, by wien het zeer in de mode is niet heel spoedig wederom te schryven, want zy laten dit begin, Uw Eds. aangename met de laatste post gekomen is my wel geworden; en in antwoord van den zelven dient, voor de Kooplieden: Ook wil ik gaerne bekennen, dat de zaken, die | |
[pagina 146]
| |
'er tusschen ons over en weder verhandeld worden, menigmaal van zulk een belang zyn; dat, indien de Heeren Postmeesters, die noch al een sommetje 's jaars van ons voor brief [10] port krygen, de vryheid hadden van onze schriftelyke t' zamenspraken te mogen openen en lezen, zy verbaasd zouden staan van de geldverkwisting der heel- half- en kwartgeleerden, die zig niet ontzien somtyds drie stuivers en meer aan port te geven voor een brief, wiens inhoud van bynaar even grote aangelegenheid is als van den Heer Abderologus, welken ik over twee dagen ontfangen heb, en den Lezer niet onthouden wil.
Myn Heer. 't HEugt u noch wel, dat wy over een maand of vier ernstig met elkander aan uw huis redentwisteden over den oorsprong van het woord Madrigal; wat ieder dreef zal u niet vergeten zyn, maar schoon ik toen meende gelyk te hebben, moet ik u thans belyden, dat wy het geen van beide getroffen hadden: Nu ben ik 'er achter, en laat aan uw oordeel, of ik niet wel uit mag roepen, Alles wat anderen hier van voor dezen geschreven hebben, zyn grillen, vizevazen,Ga naar voetnoot1 kinderklap; dit heb ik eerst ontdekt! Ja ik verbeeld my, dat men 't my niet kwalyk zou af kunnen nemen, als wierd ik 'er zo trots op als een pauw; want, om u niet op te houden, 't is een gelukkige vinding, en een klare waarheit, die ik u zal mededelen, en ik durf onbevreesd afwachten, of het door iemand voor een gissing zal worden uitgekreten, 't geen ik in een eeuwigheid niet dulden zal, wyl myne stelling zo onwrikbaar is als een eenige der Wiskunst, en gy zult moeten betuigen, dat ik niets minder dan een snoever ben, zo ras gy 't volgende zult gelezen hebben. Madrid in Spagne is bekend voor een grote stad; daar ligt ook een Madrid niet verre van Parys in 't bosch van Boulogne (de reden, waarom dit laatste gebouwd zy, is niet nodig, dat ik u erinnere) het is maar een kasteel, en dierhalven by het eerste zo veel te vergelyken als een vlieg by een olifant, en dewyl de Madrigals kleine vaersjes zyn haal ik hunnen naam uit de t'zamentrekking van Ga naar voetnoot* Madritum Gallicum, wyl de Spag- | |
[pagina 147]
| |
naards uit de verachting dien naam kunnen gegeven hebben aan een zoort van vaerzen, dat in grootte by een Heldendicht, een Pastoraal, een Ode, een Treur- of Blyspel, een Elegie enz. omtrent zo veel te pas komt, als het laatste Madrid by 't eerste. Dit klemt beter, dan het woord Gesp met den Heer Tuynman van 't Latynsche Fibula af te leiden, maar die [11] held sprong 'er zo kluchtig mee om, dat hy scheen de waereld wys te willen maken, dat men Meloenen uit raapzaad telen kan: Waarmede in verwachting van dank te zullen erlangen voor myne mededeelzaamheid, verblyve, Uw genegen Vriend C. Abderologus.
Ik twyffel niet of deze ontdekking, waarvan zekerlyk alle de kennissen, die de mededeelzame Schryver des briefs in de Republyk der geleerden heeft, kundschap zullen gekregen hebben, zal de Postmeesters gezamentlyk meer als een dukaat waard geweest zyn; maar ik geloof niet dat die Heren eenig geld aan diergelyke correspondenten hangen zouden: Zy bevinden te wel, wat een Dubbeltje is, en dat vele kleine posten in een jaar grote sommen maken, daar wy en ons gelyken door den bank zo veel van weten, als een Burgermeesters knecht van een beleefde groet voor een fatsoenlyk man, die niet op 't kussen zit. Behalven het voorgemelde excuus moet ik tot myne verschoning noch bybrengen, dat ik alle de brieven, die my in qualiteit van Spectator toekomen, ten eersten van anderen onderscheiden kan, wyl dezelven my door een knecht van Uitwerf worden t'huis gebracht, gelyk het met den volgende, dien ik thans gemeen zal maken, ook gegaan is; en of zulken wat vroeger of later gelezen worden, daar hangt myn fortuin niet aan, ik verwacht 'er geen tyding mêe, dat 'er een erfenis voor my te beuren valt, of dat ik ter Bruilofte of begrafenisse genodigd worde, wyl ze bynaar nooit het air hebben van zeer ceremonïeel te wezen: Doch ik bemerk, dat het beloofde genoeg zal zyn om 't overige van een half blad druks te beslaan, en zal 'er by gevolg niets meer van 't myne byvoegen, dan dat ik hope, dat het schryven van den Heer Katharinus den Lezer niet verdrieten zal.
Heer Beschouwer. TOt nu toe hebt gy niets geschreven van het levens gedrag dier Jongelingen, welke op de Akademie zyn, en hopen met den tyd door deze of gene Classis beroepelyk tot den predikdienst verklaard te worden; mogelyk uit vrees, dat de waerheid u gehaet zou maken by velen, die in 't kort met | |
[pagina 148]
| |
den naem van Eerwaerde Heren pronken zullen; doch het geen u misschien niet wel zou [12] worden afgenomen, zal my, die binnen 't jaer hoop Proponent te wezen, niet qualyk te duiden zyn, wyl men vast moet stellen, dat ik geen gevolgen zal trekken ten nadeele der goeden, uit de buitenspoorigheden der anderen, ten zy ik me zelven een snede in 't aengezicht geeven wilde; Gy weet, dat de vooroordeelen der Leidsche Burgers tegens ons leggen, en zy meest allen, als 'er eenige moedwil gepleegt is, drie tegen één zouden durven wedden, dat het Theologanten zyn, die 't gedaen hebben, terwyl deezen een triumflied zingen zo ras zy hooren, dat 'er een Jurist of Student der Medicynen in de knip is geraekt, nademael zy dan schynen te hopen, dat het haest steeken zal, van welken de meesten in des Ga naar voetnoot* Promotors handen zyn geweest, en zy daar door ontheven raeken van by uitstek voor de Roervinken gehouden te worden. Maer laet de onzen zig vleyen, zo veel 't hen lust; zo lang 'er zó veelen uit inzicht van een verzekerde kostwinning door Ouders, die niet in staet zyn om hunne kinderen een braeve en fraeje opvoeding te geeven, tot den kerkelyken dienst worden opgetrokken, zal men altyd te vreezen hebben, dat onze naem geen achting voor onze persoonen baeren zal; waervan de reden is, dat deeze Jongelingen nooit gelegenheid gehad hebben om met lieden, die weeten hoe een man van fatsoen leeven moet, om te gaen; De Ouders bezuinigen alles wat 'er van de winst kan overschieten, om hunnen teergeliefden zoon een hoger rang, dan dien van een ambagtsman, te doen bestygen, zonder daer groot geld aen te kunnen uitleggen; Hier toe vinden ze niets bequaemer, dan 'er een Predikant van te maeken. Op dit besluit wordt het kind ter Latynsche scholen besteld dat op veel plaetzen niet meer dan vier gulden in 't vierendeel jaers en eenige weinige boeken kost; Naeuwelyks is hy in het derde, of is Vader en Moeder veel te wys, die den jongen van zaeken hooren spreeken, waervan zy nooit gedroomd of gehoord hebben. Onze Jorden leest al Grieksch Buurman, veel prompter als ik of jy de krant zouwen doen, hoorde ik eens een Bakker, wiens zoon op zyn veertiende jaer zonder prys en de laetste van het derde naer het vierde School was opgegaen, tegen een Kleermaeker zeggen, en hadden 'er geen rykeluiskinderen hem in de wech geweest, hy zou wel een van de eersten zyn | |
[pagina 149]
| |
geweest; maer wy kunnen de Meesters zo niet ont[13]haelen, anders zou een Burgers kind zo niet verschoven worden, want ik zie zelfs wel, dat hy zo gek niet en is, als hem de kop wel staet. Hoe verder dat hy komt, hoe meer de ouwelui zig van hunne keur belooven, zy zien den dag vast naderen, dat hy naer de Akademie zal worden gepromoveerd, daer zal hy noch wel wat anders leeren; ondertusschen geeft men hem een Katecheseermeester, die naer dat Vaertje gezind is Voets- of Coccejaensch moet zyn, om van geen derde soort te reppen, die ik wensch, dat nooit steuns genoeg hebben zullen om een derde verdeeling uit te werken; deeze zal niet nalaeten om den toekoomende Predikatiemaeker (zo noem ik allen; die uit geen edeler inzichten ten dienst der Kerke worden opgetogen) een zucht voor deezen, en een afkeer voor dien Professor in te boezemen, zo dat hy reeds partyvast is, eer hy noch eens aen de voeten van zyn rechten Gamiël gezeten heeft; Hy wordt by voorraed gewapend tegen de beschaevende wetenschappen, vooral tegen de Poëzy der oude Heidenen, en dat deel der Literatuur, 't geen men Kritica noemt, uit vreeze dat hy by het rechtzinnig gevoelen niet blyven zou, noch zyn oordeel gevangen geeven onder het gezach der leerstukken door de Hoofden van deeze of die party bepaeld. Dus uitgerust wordt men eindelyk der Universiteit, en by de eene of de andere goede kennis van zyn ouden man in den kost besteld, daer men weder niet dan met verwondering, en, als of men Orakels sprak, wordt aengehoord, wyl de Hospes en Hospita telkens opgetogen zyn door het geen ze niet verstaen. Zo men noch al een Collegie in de Literatuur wil houden, zo zal 't over een gedeelte van het Grieksch Testament zyn, en dat wel by iemand, die toch niet naer de MutsaertGa naar voetnoot1 riekt, maer daer men geen nood heeft van het minste te leeren, dat naer onrechtzinnigheid gelykt, want veeltyds is de Logica het eerst, daer deeze ongeoefende herssenen op aen 't werk raeken; Hier word men zo gaeuw door dat men tegen zyn eigen Vader zou aenenemen te bewyzen, dat hy een hoorndrager is, zonder dat die het zou kunnen wederleggen, voor en aleer de zoon de goedheid heeft, van hem de fout in 't argument te toonen, want waer wou de goe sul ooit iets van Barbara, celarent,Ga naar voetnoot2 en diergelyke quakkenGa naar voetnoot3 geleerd hebben, die zyn Zoon | |
[pagina 150]
| |
zo vernuftig maeken, dat hy van vreugde nauwelyks zich zelven kent? Telkens als deeze overkomt schraept Moeder de beurs [14] uit, om hem wat deugd te doen, de Bloedvrienden moeten te gast genodigd worden en zien, hoe Neef in zo korten tyd geheel en al het air van een Student heeft aengenomen, (dit point raekt de Hagenaers niet, dewyl die van jongs af gewoon zyn de zwier van 't Hof ieder naer en zelf wel boven zyn vermogen na te aepen) en hoe verstandig dat hy discoureeren kan: Ieder pryst hem om 't zeerst, ga zo voort, zegt Motje,Ga naar voetnoot1 ik verzekerje, dat 'er geen plaets is, daer je geen kans na hebt. Het spyt sommigen, dat hier geen Bisschoppen zyn, anders zou hy met der tyd noch wel wat anders worden, als een Predikant van Amsterdam; Ja de Vader is zo in zyn schik, dat hy van blydschap wel huilen zou, als hem iemand, die den jongeling spreeken wil, vraegt; Monsieur Jochem is Myn Heer je Zoon niet t'huis? Hoe is 't nu mogelyk, dat het Manneke niet verwaend en vol inbeelding wordt? de wyste van zyn geheel geslacht gerekend te zyn, zou wel anderen de paelen der nederigheid doen te buiten gaen: Maer tot de zaek. Voor het tweede jaer heeft men de Metaphysika en 't Hebreeuwsch bewaerd; het laetst leert men zo wat heen om dat men eenige vaerzen uit het Oude Verbond op het examen praeparatoir expliceren moet, anders, zo men 't maer leezen kon, zou men 't met de Clavis linguae sanctae van Stockkius wel stellen kunnen, die ik me wel wachten zal van voor een pons asinorumGa naar voetnoot2 uit te schelden, dewyl ze thans zo generael in de mode is, en sterk wordt gerecommandeerd. Het eerste (t:w: de bovennatuurkunde) wordt genoeg vervuld door een collegie over de Theologia Naturalis, daer men voor niet op kan gaen; daer leert men alles wat de Metaphysika behelst; zo men echter hier in noch wat extra studeeren wil, zo is het om den naem te hebben, dat men ook iets in Philosophicis heeft gedaen. Deeze Messieurs, die niet minder aan driften onderhevig zyn dan een ander, dus aan hun eigen bestier overgelaten, willen nu en dan ook al eens tonen, dat ze een degen draegen, die geen maegd mag blyven: de proef daer van wordt eerst op de straetsteenen genomen, en de schrik, die ze met vuur en vlam te schrappen de burgervrouwtjes en dienstmeiden aenjagen maekt hen somtyds zo moedig en ondernemende, dat ze die wel eens | |
[pagina 151]
| |
nalopen en aen durven randen, zo ze geen manshoofd tot haer geleide hebben; door zulk een heldendaed achten zy zig genoegzaem ontgroent te zyn, schoon ik 'er velen gekend heb, die zo groen van de Akademie gingen, als zy 'er op gekomen wa[15]ren, dat is te zeggen, die even weinig van de wellevenheid wisten, en niets minder, dan naer lieden van een behaegelyken ommegang, geleken. De twee drie eerste jaeren op deze wys doorgebragt hebbende begint men in de Godgeleerdheid zelf te studeeren, en gaet men dan eens in de vacantie naar zyn geboorteplaets, kan men het den Katecheseermeester, die zig beroemt de gronden gelegt te hebben, gemakkelyk te raeden geven; voor al zo men de dispuut- en preekcollegien reeds frequenteert; Dan weet men zo net wat Orthodox, en wat kettersch zy, dat men, al sprak iemand geen enkel woord, uit zyne houding wel zou gissen durven, waer voor men hem achten moet. Maer ach! die dispuut- en preekcollegien hebben zulke slechte gevolgen meesten tyd, dat er' sommige lelyk door op hol zyn geraakt: ik meen de vaetjes die men met de opponenten en mede-collegianten tot op den bodem toe leedigen moet: hoe effen het dan toegae, kunt gy ligtelyk gissen, Heer Beschouwer, als ge u maer verbeeld, dat 'er een hoop jonge lieden by malkander komt, dien de wyn zo wel smaekt als den besten, maer die ze niet dagelyks onder de neus krygen, en dus vry spoedig bevangen worden: dan moeten de glaezenGa naar voetnoot1 der vroome Leidsche Burgery aenstaen, en die Signoors zig zelfs een rink-kink aubade geven; het vermaen der Professoren is hen gedaen toen ze nuchteren waeren, doch door den drank vergeeten, want deze Eerwaarde en Hooggeleerde Heeren waerschouwen hunne Leerlingen met een meer dan voldoenende yver van zig altoos zedig en wysselyk te gedraegen, maer een eenige Snoeshaen, ondersteund door het gezach der gewoonte, stelt alle die heilzame lessen eensklaps te loor, en, is 't niet droevig, dat ieder, die 's avonds voorby een kamer gaet, daer zulk een feest gevierd word, stil blyft staan om naer het geraes te luisteren, dat nergens beter naer zweemt, dan naer het wild gelol der kinderen, die noch in de rokken lopen, en op hunne manier kerkje houden? Eindelyk begint het te nypen, en zy bemerken, dat de tyd van hun examen nadert; dierhalven studeert men wat naerstiger, en houd zig wat | |
[pagina 152]
| |
deftiger, men leest veele boeken, die in het Nederduitsch geschreven zyn, om de tael quansuis wel magtig te wezen, waerin men zal moeten prediken, ja het Latyn (dat men niet dan om de lessen en Collegien te kunnen verstaen nodig gehad heeft, wyl thans alles, wat de Theologie betreft, in onze Moedertael verhan[16]deld is) word haest zo weinig geoeffend en geacht, dat men zig den tyd schier zou beklaegen, die men daer aen verspild heeft in zyn eerste jeugd: ja ik geloof, dat 'er veelen zyn, die goed zouden keuren zo men de versturve tael voor onze levende in de Akademische oeffeningen verwisselde, 't geen myns bedunkens het rechte middel zou zyn om in de oude Barbarische woestheid te vervallen; en alle vreemdelingen in eens van de Universiteit te jaegen, die vry wat meer luister aen de Hooge Schoole geven en daer de Burger veel meer profyt van trekt, dan van alle die vrienden; die zig tot den kerkendienst, als tot een ambagt, daer men den kost mee winnen zal, trachten bequaem te maeken, indien men zulke bequaem mag noemen, die even een predikaetie op kunnen stellen, en als een les reciteeren, zonder dat ze menigmael verder van tuiten of blaezen weeten. Ik zie Myn Heer, dat ik u vry langer ophoude, dan ik had gedacht, des zal ik eindigen met een oprechte betuiging; dat ik met myn vrymoedig schryven niets beoogd hebbe dan myne medebroederen, die op verkeerde wegen zyn, te recht te brengen; en wanneer ik mynen brief in uw werk geplaetst zal zien, beloove ik u by de eerste ledigen tyd, die ik hebben zal, nader te schryven; Hoe ik tot de studie der Theologie gekoomen ben; hoe ik my op de Akademie gedraeg; en met één bewyzen, dat men qualyk doet met ons allen even laeg te schatten, en de waerde van een Predikant te meeten naer de geringe verwachting, die men in de eerste studentejaeren uit hoofde van eenige irregulariteiten van hem heeft gehad, en dus te pleiten voor de luister van een order, aen welke de naem van Eerwaerdige met recht is toegeëigend:
Hier mede blyve
Myn Heer Beschouwer,
Uw aendachtige Lezer
Christofilus Katharinus. | |
[pagina 153]
| |
Leiden den 26 October 1732.
NB. Den Schryver van den Brief aan den Rhyn, gelieve te weten dat den Schryver van den Spectator prezent niet te Amsterdam is, maar dat zyn Brief aan hem ten eersten zal werden gezonden. |
|