De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 106-150: 31 oktober 1732 - 3 april 1733
[pagina 121]
| |
No. 119. Den 15. December 1732. De Hollandsche Spectator.
Nonne scelus ejusmodi semper habet metuendos
alios, ne par pari referre tentent?Ga naar voetnoot1
sieben, Pro Justitia in Carneadem. HA! ha! ha! Pardonneerme Leezer, dat ik al lachende beginne; Ik weet zeer wel, dat het veelen stuit, zo iemand met geen statig gelaat zich in de conversatie mengt; maar ik weet ook, dat; wanneer men zo aanstonds iets gezien, gehoord, of gelezen heeft, 't welk een vrolyk denkbeeld in onzen geest verwekt, het niet wel mogelyk is ten eersten de tronie in een effe ploi te zetten; dierhalven zult gy my ten goeden moeten houden, dat ik zulk eene Cavaliere inleiding maak. Myne gedachten zyn noch vol van 't geen ik heb gezien, en gehoord, naamelyk hoe de Advocaat P. berucht wegens zyne logens en bedriegeryen, door een Cliënt (dien hy geraden had op wat wyze hy zynen vervolger in proces te loor zou stellen, en zich van deszelfs rechtvaardigen eisch doen absolveren, tot schande niet alleen; maar ook ten gevaare van den beschuldiger) na den verhoopten uitslag der zaken, van het salaris, dat hy voor zynen dienst dacht te moeten en te zullen ontfangen, door dezelve streek, die hy hem geleerd had, aardig is ontzet. Zo nieuwsgierig als gy zyt om dit geval te weeten; immers zo bezig zyt gy meest allen, om by u zelven uit te denken, wie de Advocaat P. toch wezen mag. En of ik alle betuigingen der waereld dede, ja al zwoer ik, dat het een verdicht sprookje is, gy zoud my niet geloven, en de meeste hoop des niettegenstaande dryven; dat ik iemand in 't byzonder hier door beöog. | |
[pagina 122]
| |
Ik zal u niet trachten hier van te desabuzeren,Ga naar voetnoot1 en liever openhar[236]tig bekennen, dat ik wel degelyk een zeker en bepaald voorwerp daar meê bedoel. Nu aan 't gissen vrienden, wie het zy! me dunkt reeds, dat ik in sommige koffyhuizen eenigen de hoofden zie by malkander steken, om met een nauwkeurig overleg na te gaan wiens naam onder de Advocaaten met een P. begint, en wie nu en dan wel eens een streek gebruikt, die niet al te eerlyk is, om een quade zaak een schonen glimp te geven. Treffen ze iemand aan, zy twyfelen niet, of de man is hen bekend; ja ze durven wel ronduit zeggen, dat hy frai door my ten ten toon is gesteld; hoewel ik zeer klaar meen te kunnen bewyzen, dat hun besluit op geen overtuigende rede steunt; want het zy waar, dat het gedrag onzer tydgenoten veeltyds de source is der Charakters, die we den Lezer mededelen, 't is daarom niet min zeker, dat bynaar nooit een enkel Persoon ons daar toe de stof verleent. Allen, die aan 't zelve euvel hinken, vereenigen wy te zamen om hen met éénen naam te kunnen betekenen. Of, wyl deeze niet altyd even zinryk uit het Character genomen kan worden, en ook om ons werk niet al te veel met die Comedie-naamen te beladen, nemen we dikwils onze toevlugt tot het A.B.C. De eerste letter, die ons in den zin schiet, is de plaatsvuller van een generalen naam. Dit gedrag meen ik dat t'eenemaal onberispelyk is; naardien letters en verzierde naamen niemand in 't byzonder aanwyzen; maar allen, die zig aan 't beschreven quaad kennen laten, zyn de onderwerpen van onze berispingen. Wie van u kan bepalen of 'er met de P. een voor-of toenaam worde betekend? 't is met myn werk niet als met de Algebra gelegen, in welke kunst, de voorste letters van 't A, B, enz. de bekende, en de laatste (als S.T. enz) de onbekende quantiteiten bedieden: In den Spectator zynze allen evenveel en even onbekend. Het verscheelt me niet of ik de G of de W gebruik. En de Lezer, die maar aanstonds iemand by het hoofd vat, en hem voor den Man houd, om dat deszelfs naam (die toch met één van de vierentwintig letters beginnen moet) myn teken op het voorhoofd draagt, maakt een paskwil, dat ik voor zyne rekening laat. Deeze lust om onze merken te ontcyferen gaat zo verre, dat ik met verbaasdheid gehoord hebbe, dat men in de minste gelykenis, en in 't ge- | |
[pagina 123]
| |
meenste spreekwoord, geheimen zoekt. By voorbeeld: Ik zeg eens in een badinGa naar voetnoot1 dis[237]cours, hy is zo loos als een vos, of, hy hield zig zo stil als een muis: al actie genoeg; 't zyn geen gelykenissen, 't zyn geen spreekwoorden meer; want daar zyn familien die Muis, daar zyn 'er die Vos heeten. Deeze worden gezift om te zien, of 'er iemant onder te vinden is, die, alwaar het noch zo weinig, slechts schyn geeft, dat hy van 't geen we wraken niet gansch afkerig is, het kan niet missen, of al wat gezegd word slaat op hen; en we zouden menigmaal in alle oprechtheid kunnen getuigen, nooit geweten te hebben, dat 'er zo iemand in de waereld was: Ja ik heb reden om te denken, dat, indien de X eens door my gebezigd wierd, deze liefhebbers, die onder de naamen der Christenen niet ligt daar mede te recht zouden koomen, aanstonds de geslachten der Portugeesche Joden zouden examineren, en 'er eenige onder vindende, die hunnen naam niet konnen tekenen, of deeze letter moet 'er den voorrang in hebben, zouden zy vast stellen, dat de Synagoge het offer myner gewaande hekelzugt had uitgeleverd. Het best dat ik hen raden kan, is voorzichtig te zyn; naardien het zeer gemakkelyk gebeuren kon, dat, terwyl ze heden hunnen buurman verdenken, hy over agt dagen het zelve recht zal hebben om hen voor het onderwerp van myn vertoog te houden, zo ieder zig mag aanmatigen zyne gissingen tegen alle betuigingen aan, voor de mening van den Schryver te debiteeren. 't Is my meer dan eens gebeurd, dat ik op een en den zelven dag in twee verscheide steden twee verscheiden ingebeelde voorwerpen van myne aanmerkingen heb hooren noemen, ieder woonagtig ter plaatse, daar die diepzinnige uitleggers hunne residentie hielden; een klare blyk hoe vast zy 't hebben. Maar tot nu toe weet ik niet, dat iemand zig vermeet het Origineel te kennen van het Portrait dat ik den naam, van Aristus gegeven heb; en echter kan men verzekerd zyn, dat het geen herssenschim is. Zou dit tegenstrydig gedrag niet wel uit verwaandheid en blinde eigenliefde spruiten? De minste schets van enig gebrek tracht men met geweld op dezen of genen t'huis te brengen, schoon het zo veel naar een waar contrefeitzel gelykt, als de grotesque posturen van Jaques Callot. Aan den anderen kant wil men een schildery, dat naar 't volmaaktste leven in alle trekken, stand, en houding met groote oplettenheid is in de verf gelegt, | |
[pagina 124]
| |
doen passeeren voor een meesterstuk, dat enkel uit het brein van de schilder gesproten is. [238] Ik zou voor 't naaste denken, niet geheel te hebben misgeraden. Velen zyn verwaand genoeg om zig te verbeelden, dat zy al vry wel naar dien Aristus zwemen; Doch ze zyn noch niet ver genoeg in onbeschaamdheid gevorderd, om 'er opentlyk van te durven proneren, en 'er zich voor uit te geven, terwyl de eigenliefde anderen zo verblind, dat ze enige irreguliere trekken in myne portraiten vindende, nimmer zouden kunnen geloven, dat diergelyken in hunne tronien zigtbaar zyn, en derzelver fraaiheid zeer ontzieren. Hier mede keer ik me weder tot u, geduchte Heeren snuffelaars: hebt gy den Advocaat P. al ontdekt? ik heb u immers reeds gezegt, dat hy een bekende logenaar en bedrieger is. Hebben de Praktizyns de reveu al gepasseert? Doch eer wy verder gaan, heb ik u een klein verzoek te doen, namentlyk, dat zo uwe gissing niet overeenkomt met de verklaring, die ik u van het geval en van de Persoon in dit halve blad noch geven zal, gy het voor een les moet nemen om in het toekomende niet roekeloos overal te laten verluiden, dat deze of die onzer medeburgeren in den Spectator braaf gehekeld is. Ik heb u thans op de proef gesteld, en het op enen gemunt, aan wien ik niet verbeuren kan, en daar ik van verzekerd ben, dat 'er niemand de party voor op zal nemen, zo dat ik geen proces van injurie vreze. Gy lacht 'er om, zo me dunkt, en waant mogelyk, dat ik u maar wat zoek om den tuin te leiden, op hoop van uwe gedachten van hem, dien ik waarlyk beoog, af te trekken; en onder faveur van dat loopje hem vryelyk het zyne te mogen zeggen. Zeker gy bedriegt u zeer. Myn oogmerk is niemand enige de minste hatelyke gedachten van zynen evennaasten in te boezemen, maar allen zig op een zachte wyze te doen spiegelen, aan verdichtzelen, of lieden voor wien men geen menagement ter waereld behoeft te gebruiken; en ook wel aan zig zelf; want wat kan overtuigender en redelyker bedacht worden dan dat ik, om u te bewyzen, dat gy van uwe Paskwillen de myne maakt, betone, dat gy de kunst van gissen noch zo wel niet verslaat, als het behooren zou, om een sleutel op myn werk te maken? Dit zy genoeg om de voorbarige uitleggers van eens anders mening den mond te stoppen; en ik zal u dierhalven niet langer in twyfel houden, maar het geval dat [239] my aanleiding tot dezen Spectator gegeven heeft, zo goed verhalen, als my doenlyk is. | |
[pagina 125]
| |
De Advocaat Patelin (dezen dunkt me dat ik in alle vryheid een logenaar en bedrieger noemen mag, wyl hy reeds meer dan tweehonderd jaren de hoofdpersonadje geweest is van een Klucht, die geheel en al op dien spil draait, en waar van men nader bericht kan krygen in de noten van Le Duchat op de werken van M. François Rabelais B.1. K.20 N.13) wierd geconsuleerd door een Herder, die zeer onnozel voor het oog, niet te min zo arg en doortrapt was, dat hy 't meest allen te raden gaf. Deze leefde met zyns Meesters schapen, gelyk de Rentmeesters somtyds doen met het geld van hunne Heren. Hy had 'er honderd en twintig van de kudde reeds gedood en verkocht, tot eigenbate en profyt; wanneer hy op een avond op heter daad, zo als hy bezig was met 'er een de keel af te steken, van zyn baas betrapt, braaf afgerost, en kort daar aan voor den Rechter geroepen wierd; Hy had de stoutheid van te verschynen, het hoofd lustig met doeken omwonden hebbende, even als of hy zwaarlyk was gekwetst, en zyn Advocaat ried hem, op gene vragen, door wien hem de zelven ook gedaan mogten worden, anders te antwoorden, dan blae, blae, blae, gelyk de schapen spreken, met belofte, dat hy dan wel vry raken, en zyn meester zig niet veel van zyne betigting te beroemen zou hebben. Hy gedroeg zig zo kunstig naar dien raad, dat Monsieur Guillaume, die zig telkens in de beschuldiging verwarde, met de trek, door Patelin zelf aan hem gespeeld, (want deze had hem zes ellen laken weten af te borgen) gedurig daar in te meleren, een criminele vervolging te duchten had; naardien hy niet kon ontkennen den Herder geslagen te hebben, die voorgegeven wierd daar door in de herssenen getroubleerd te zyn, zyne spraak verloren te hebben, en gevaar te lopen van het te zullen moeten besterven. De Schraper op deze wys den dans ontsprongen zynde, wierd door den pleitvogel om salaris gemaand; doch alles wat deze van hem tot antwoord kreeg, was blae, blae, en moest 'er zig mee te vreden houden; wyl hy 't voor 't Gerecht niet zou hebben durven eischen, uit vrees dat hem daar een andere beloning voor zyn bedriegelyken raad zou worden toegewezen. Ik was juist in den Haag, toen dit stukje, gelyk het [240] van Palaprat veranderd is, door de Fransche Comedianten wierd vertoond, en maakte t' huis komende aanstonds de inleiding van dezen Spectator; naardien ik me vast verbeeldde, dat het een goede gelegenheid was om de ontcyferaars myner onbepaalde merktekenen, eens voor al, van hunne onredelyke gis- | |
[pagina 126]
| |
zugt te genezen; want ik ben wel verzekerd, dat 'er niemand in den aanvang op wylen Patelin heeft gedacht, en echter mag men vry geloven, dat ik geen anderen, dan hem in 't oog heb gehad. Zyn 'er niettemin onder de Heren Praktizyns (daar is toch geen goud zonder schuim) sommigen die nu en dan een linksche streek gebruiken, om een eerlyk man van deszelfs rechtvaardigen eisch tegens hunne Clinten te versteken, ik wensch hen van ganscher herte toe, dat ze altyd met dezelfde munt betaald mogen worden; voor al die de hand lenen aan frauduleuze bankerouten en cessien;Ga naar voetnoot1 hunne meesters radende de goederen van den insolventen boedel zo veel te verduisteren, als mogelyk is. Zyn ze geestig in 't uitvinden van middelen voor verlegene menschen, laten ze die gebruiken tot redding der onnozelen, en ze zullen van ieder geprezen worden, gelyk de schrandre en goede Pyleüs, die in de twaalfde eeuw eerst te Bologne, en naderhand te Modena in de Rechten gelezen, en ook de praktyk geoeffend heeft. Van dezen doet ons Baldus het volgende verhaal. Eenige werklieden een zwaren steen van een hoogte zullende werpen, riepen tot de voorbygaande van onderen, van onderen. Een zekeren Quidam, die dit in den wind sloeg, wierd gekwetst, en daagde de werklieden voor de bank, geld van hen eischende voor gelede pyn en smarte, meesterloon, verzuim van tyd, en wat 'er verder op die teerling loopt. Zy gaan met Pyleüs te raden, die ras bespeurde, dat ze met geen getuigen zouden bewyzen konnen, den voorbygaande gewaarschuwt te hebben, en bediende zig van deze vond: Hy compareert met zyne meesters in judicio present, en zy, door den Rechter gevraagd, hoe ze zo onvoorzigtig met het werpen van den steen te werk hadden gegaan, gaven, volgende het advys van hunnen Advocaat, geen de minste antwoord. Den Baljuw hier van verwonderd zynde en reden vragende, zeide Pyleüs, ze zyn stom en hooren niets. Hier op borst hunne tegenparty straks uit: Dat weet ik beter, wyl ik hen zelf van onderen, van onderen, heb horen schreeuwen. [241] Dan zullen ze ook van den eisch ontslagen worden, schoot Pyleüs hier op in: wyl hy, die een ander te voren waarschuwt, in gene schade gehouden is, en dus heeft hy zyne onschuldige meesters gered. | |
[pagina 127]
| |
Als men zyne gedachten laat gaan op het verscheide gedrag deezer twee Advocaten, zal men bevinden, dat ze bynaar niet, dan in hun voorgestelde einde, verschillen. De een bedient zig van het veinzen om den schuldigen te doen triumferen, en den bedrogen in het ongelyk te stellen; de ander van een voorgeven, dat wel niet waar is, doch echter ook geen logen genaamt kan worden; wyl het strekte, om den onschuldigen te doen vryspreken, door het aan den dag brengen van een omstandigheid, waaraan de gansche zaak hing, en op geen andere manier te bewyzen, dan door de surprise van den aanlegger, die zig wel wachten zou van de ware gelegenheid uit eigen beweging op te geven, alzo het een middel was om zyne conclusie geheel en al over hoop te werpen. Het blykt, dat de eerste de logen gebruikt om tot onderdrukking der waarheid daar op zyne verdere logens te kunnen vesten; De ander doet zyn best om het gebrek van getuigen door een schrandere vond te vervullen, en zyne party door haar eigen onbedacht zeggen van haren ongefundeerden eisch te ontzetten. Dus was de waarheid hare zegepraal aan zyn beleid verschuldigd. Ik wil hier in geen discussie treden of het gedrag van Pyleüs zondig kan genaamt worden, of niet; wyl ik me over dat stuk voorheen genoeg verklaart hebbe, te weten in 't generaal: en voeg 'er thans in 't byzonder by, dat hy een schrander en eerlyk man geweest moet zyn, die door zyne vond (zo die een logen heten mag) de waarheid uit het hart van den aanklager, als uit een graf, waarin ze voor eeuwig scheen begraven, wist te voorschyn te brengen; en ik geef den Lezer in bedenking, wat beter zy, haar roekeloos te laten verduisteren, of door iets te avanceren, dat niet waar is, haar in het helder licht te voeren. Wat my belangt, ik zou het laatst verkiezen, ja durf staande houden, dat die daar in zwarigheid zou maken, niet alleen geen goed Advocaat, maar zelf geen goed Rechter wezen kan; en meen dat ik geen reden van myne keur behoef te geven, wyl het klaar blykt, welke dezer twee stellingen het meeste voordeel aan de waarheid toe kan brengen, en de grootste afbreuk aan den logen doen. [242] Gelyk hunne behandeling in de voorgestelde einden verschillende is, zo komen ook de gevolgen daar van gansch niet overeen. Patelin was snood, en echter onvoorzigtig; want zynen Cliënt een middel aan de hand gevende, waar voor hy nooit bloot zou hebben willen staan, van het hem geraden te hebben, had hem zelf de wapens beschikt, waar mede hy naderhand kon worden afgeweerd, als hy het loon, 't geen | |
[pagina 128]
| |
de enige beoging der geinteresseerde en oneerlyke voorsprake van quade zaken is, den triumfant zou afvorderen, en ik verzoek alle Patelinsgezinden dit wel op te merken, of zig telkens den eed by hunne admissie gedaan te erinneren; op dat de valsheid geen patronen vindende, de waarheid in haar wettig recht mag gehandhaafd worden, en wy eens den tyd beleven, dat de Rechtskunde niet misbruikt worde tot een bedriegelyke strik om zynen evennaasten te verschalken. Maar wyl dit eer te wenschen dan te verwachten is, rade ik alle eerlyke jonge lieden, die zig tot de praktyk begeven, alle streken zeer wel te leren kennen, om ze te kunnen vermyden, en afkeren. Dus leert een eerlyk en vreedzaam man de schermkunst, om 'er zig in cas van nood en enkel tot defensie van te mogen bedienen. Hier zoude ik eindigen, indien ik niet voorzag dat my een tegenwerping zou kunnen gemaakt worden, die ik by avance op wil lossen. Men zal misschien zeggen, dat ik myn woord niet gehouden heb, en in plaatze van aan den Lezer een zeker en bepaald voorwerp (onder den naam van den Advocaat P.) te ontdekken, ik hem met de verdichte hoofdpersonadje van een oud Fransch Kluchtje heb gepaait: Doch hy, die zig hier aan storen mogt, gelieve te weten, dat hy niet door my, maar door zyn eigen inbeelding bedrogen is. Ik vraag hem of Warnar met de pot geen zeker en bepaald voorwerp geroemt mag worden? ik meen ja, en verklaar hem by dezen, dat meest altyd myne Characters van hatelyke gebreken niet op levende Medeburgers, maar op dezen of genen Patelin moet toegepast worden, of liever, dat het de ondeeugden zyn, die ik een naam naar myn welgevallen geef, om by persoonbootzing haar spreekende in te kunnen voeren, en te doen handelen, gelyk ze op de harten van haare slaven werken. In zaken, daar geen schandaal mee vermengt is, durf ik wel eens wat meerder vryheid nemen. [243] |
|