De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 106-150: 31 oktober 1732 - 3 april 1733
[pagina 50]
| |
No. 109. Den 10. November 1732. De Hollandsche Spectator.
Num vos
Falsus honor juvat, aut mendax infamia terret?Ga naar voetnoot1
IK heb een poos in twyffel gestaan, welken der twee volgende brieven, die my kort na malkander toegekomen zyn, ik den voorrang geven moest; den eenen heb ik ontfangen van een Student in de Koopmanschap, en den anderen van een jongeling, die zich mogelyk inbeeld, dat hem, vermids hy door zyne voogden naar een Akademie gezonden is, de naam van Student met een onbetwistbaar recht toekoomt, en ik denzelven als ontheiligt heb, door hem te geven aan eenen, dien hy niet hoger dan Comtoirknecht tituleeren zou, maar dezen naam dunkt me beter te voegen aan lieden die geen ander uitzicht hebben, dan altyd den een of den anderen patroon ten dienst te staan in qualiteit van boekhouder of bankloper, want een fatsoenlyk mans kind, dat onder een welbefaamden Koopman, als onder een Professor de Beurs, die de Akademie der negotie is, naarstig frequenteert, en het Comtoir voor zyn Collegie houd, heb ik noit met dat ander zoort willen confunderen, gelyk ik ook niemand Comptoirheer zou noemen, dan die door zyn eigen zaken te doen zich dien tytel met recht mag aanmatigen, wyl ik een vyand ben van alle ontydige anticipatie. De jonge Heeren, die op de Hogeschoole, by sommige de Vrye markt der geleerdheid genaamd, zich bevlytigen om aldaar voorraad van kennis en geleerdheid te bekomen, en met den naam van Studenten zyn bekend, gelieven zich niet te belgen, dat ik niet aanstonds en zonder de minste hesitatie den rang geve aan den Heer George ...., die zich met recht hunnen onwaardigen medebroeder mogt noemen, of zy dienen eerst te bewyzen, dat ons land meerder nut | |
[pagina 51]
| |
heeft van de studien dan van de koopmanschap, en dat eens snyers zoon, die in de Theologie (die ik expres aan[156]haal om dat ze de voorzittende Faculteit op alle Universiteiten is) studeert, den rang moet hebben boven Burgermeesters kinderen, die tot de koophandel worden geschikt, 't geen niet door zal kunnen gaan, zo lang 'er beide gepromoveerde Doctoren en Kooplieden met even grooten luister de aanzienlykste eerampten in onze Republyk bekleeden; Maar om dit geschil in zyn geheel te laten, heb ik goedgevonden my te houden aan het spreekwoort, die eerst komt die eerst maalt, en wyl ik den brief van den aanstaanden koopman vier dagen voor den anderen ontfangen hebbe, zal ik die den Lezer eerst mededeelen;
Myn Heer Spectator.
IK ben door myn Vader, dat een man is die het tamelyk wel stellen kan, doch echter zorg dient te dragen, dat zyn kinderen, en vooral de Zonen, waar van ik de tweede ben, iets leren, waar door ze, op een zevende van 't geen hy bezit, in tyden en wylen met eere mogen door de wereld komen, van jongs af tot de negotie gedestineert; hy heeft me in de Fransche, Engelsche en Italiaansche spraak, het rekenen en boekhouden grondig doen onderwyzen, en onder zyn opzicht gehouden tot in April van dit lopende jaar, wanneer hy docht tyd te zyn om my, die toen in myn negentiende jaar getreden ben, en belydenis van mynen Godsdienst heb gedaan, by een braaf koopman te bestellen; hy had graag gezien, dat ik daar in den kost genomen was, doch myn Patroon verklaarde rond uit zulks nooit zyn gewoonte te zyn, en dat hy om verscheide redenen daar nimmermeer toe resolveeren zou, waar van ik de grootste meen te wezen, dat hy twee dochters heeft, die niet veel in jaren met my verscheelen; dit bragt myn Vader eerst in twyffel, of hy niet liever na een ander cantoor voor my om wou zien, doch het vertrouwen dat hy heeft van myn Patroons goede kennisse en beroemde eerlykheid in de koophandel deed hem het zelve overstappen, zo dat hy een kamer voor my huurde by een Weduwvrouw van ruim veertig jaren, die een Zoon heeft omtrent zo oud als ik, by welke ik zeer wel en na genoegen ben; ik had hier reeds een maand gewoont, wanneer ik een jongeling aantrof, die, met my in dezelfde stad geboren, en hier als een jaar of drie is geweest, deze verzocht my ten zynen huize, dat ik aannam op hoop van dus aan kennis met eerlyk gezelschap te raken; Ik vond 'er zes of zeven jonge borsten, en wil wel bekennen, dat het, eenige | |
[pagina 52]
| |
kleinigheden uitgenomen, noch al ordentelyk toeging, schoon [157] ik geloof, dat het was om de vreemde eend in de byt te lokken, daar wierd me voorgeslagen of ik ook van haar vast gezelschap wilde zyn, dat gemeenlyk tweemaal 's weeks by malkander kwam op een neutrale plaats, daar ieder op zyn beurt voor Hospes speelde; ik had 'er niet veel tegen, alzo de dagen van de byeenkomst op geen postdagen kwamen, en ik dan meest altyd te zes uuren 's avonds gedaan werk had. Zo ras was ik niet van de party, en een reis of twee gecompareerd, of zag wel dat het my niet lyken en zou, men dronk 'er hartig, speelde hoog, en scheide laat, zo dat het matige zakgeld dat ik van myn Vader kryg, en het spaarpotje dat ik noch had in 't kort versmelten moest, derhalven nam ik een besluit om het zo ras te quiteeren als het mogelyk zou zyn, doch om geen lacheGa naar voetnoot1 te wezen hiel ik het zo lang uit, tot dat myn tour om hospes te zyn en 't gezelschap vry te houden was gepasseert, willende niets van een ander genieten, waar door men schyn van reden zou hebben om my na te geven, dat ik een schuimloper was, en als het my gold, nergens te vinden: Ik voerde dit opzet uit, en hoe dikwils zy me verzochten en aanspraken om te continueeren, ik bleef by de weigering en excuseerde my zo goed als ik kon; dit verwekte een gruwelyke spyt onder de vrienden, die agter myn rug alles van my zeiden dat lelyk is; ik was een gierigaard, een chicaneur, en een schynheilig, die haar maar was komen bespioneeren. Hieraan kreunde ik me weinig of niet, maar, Myn Heer, sederd eenige tyd gaat het 'er over heen, ze zoeken me over al te kalangeeren;Ga naar voetnoot2 Ik vind by het Weeuwtje tydverdryf genoeg, ze houd me t'huis en buiten 't gezelschap van fatsoenlyke jonge lui, om dat ze 't met me houd: Daar ik u op myn eer verklaaren kan, dat ik verwonderd ben, hoe zy, niet tegenstaande dat ze goedaardig en niet gek en is, een man heeft kunnen bekoren, waarom myn Vader te minder zwarigheid gemaakt heeft om my daar in de kost te besteeden, wel gerust zynde, dat ik op haar niet verlieven zou; maar de vervolging gaat noch verder, wyl de argsten van dien hoop zich niet ontzien van tyd tot tyd midden in den nacht, nu wat later, dan wat vroeger aan myn logement te komen schellen dat 'er de buurt van waagt; daar is 'er een die myn stem nadoet; en zo het schynt myn perzoon verbeeld, houdende zich zo dronken, dat hy nauwlyks staan of spreeken kan, echter | |
[pagina 53]
| |
nodigt hy onder een ysselyk gevloek de vrienden in huis om noch een fles of drie, of een glas brandewyn of ros solisGa naar voetnoot1 'er boven op te zetten; 't geen van de anderen, die zich zo min dronken veinzen, als haar doenlyk is, geweigert word, [158] met te zeggen, Wy bedanken u myn Heer voor uwe beleeftheid en hebben ons genoegen van de wyn, en zouden u raden stil in huis en naar uw bed te gaan, we zien malkaar in 't kort wel nader, en hebben maar zorg gedragen, dat ge geen ongeluk mogt krygen, we wenschen je goede nacht, en geen pyn in 't haar: de eerste reis of twee, dat 'er zo aan 't huis gescheld wierd, sprong ik uit het bed en opende myn venster, om te zien wie 't wezen mogt, maar dan liepenze als puisjesvangersGa naar voetnoot2 ten eersten heen, zo dat ik me verder daarom niet uit de rust begaf, schoon ik meer dan eens in beraat gestaan heb, om me sensibel te wreeken, en 'er op in te schieten, op dat de gansche wereld uit de gequetste horen mogt, hoe 'er op myn eer was aangelegd, voor al toen ik hoorde, dat ik in de buurt voor een volslage ligtmis wierd gehouden, 't geen zo ver ging, dat sommige buuren zich beklaagden, dat ze door me in haar rust gestoord worden op nachten, dat 'er niet eens aan ons huis geritzeld is. Want ik kan toch geen lasteren verdragen, en of myn Hospita en haar zoon al van myn onschult protesteeren, het helpt zo veel als niet, ja zelf verbeeld ik me, dat myn Patroon me verdenkt, wyl hy sedert eenigen tyd als ik na huis ga, altyd zegt, Jacobus, ga ten eersten na je logement, daar hy voorheen niet anders plag te zeggen, als kom morgen by tyds weer aan 't Cantoor. Daarom verzoek ik u goede raat, of ik niet eens myn gedachten uit moet voeren, wyl ik me daar na gedragen zal, blyvende in verwachting van myn geval in 't kort in uw werkje verhandeld te zien,
Uwe verlegen Dienaar, Jacobus ...
De tweede brief is van dezen inhoud. Monsieur de Spectator. JE moet niet kwaat worden, al schryf ik wat familjaar, dat is je eer vriend, want ik weet niet, dat 'er zo veel zyn die roemen kennen, dat ik haar oit geschreeve heb, pennen, papier en int daar hang ik me geld niet aan, wat heit een jong karel, die geld en goets genoeg heit met al dat | |
[pagina 54]
| |
schryven en vryven te doen, evenwel nou moet je men biechtvaar zyn, want der is me wat voorgekommen, daar ik niet deur en ken; je moet weten, dat ik het geluk heb van een besturveGa naar voetnoot1 eenig kint te zyn, en als ik meerderjarig, en myn oom, wiens goed videcommiesGa naar voetnoot2 op me is ad pateresGa naar voetnoot3 zel zyn, zel ik wel een tien oft twaalf duizent guldens an inkomen hebben, nu ben ik op de studie buiten je provinsie, en buiten 't opzicht van mynen voogden, die me by prokuratie laten onder vremde, ze geven me pas twee duizent guldens 's jaars, maar tot men geluk zo heb ik ook geen petagoog, en leef na myn zin; zo als een student betaamt, die maar per forma op de Academie is; het Latyn heb ik laat en niet na de regels geleert, maar men verstand, dat me vrienden zeer roemen, heeft me in drie jaar zo ver gebrogt, dat ik de Terentius met het duits van Swaardekroon en een Diccionary naast me al vry wel expliceren kan, ook heb ik al in een collegie over de intestatienGa naar voetnoot4 ingeschreeven, en 'er van 't jaar tweemaal op geweest, ik ben geen lichtmis, en blyf naarstig t'huis, om dat ik den helen dag deur bezoek van den een of den ander heb, die [159] ik regaleer, 's oggens op een lekker soopje, 's middags op een schutteltje eeten, na de middag in de seumer op een kreefje, en savonds op een collasionnetje,Ga naar voetnoot5 een pypje, een glas wyn, so veel als ze drinken willen, en in een woord zo veel als hondert, ik ken met geen vier duizent gulden toe, maar tot myn geluk heb ik een goeje hospes, die 't me voor een groot gedeelte verschiet, op briefjes, die ik beloof te betalen, als ik meerderjarig ben; de Wynkopers &c. krediteren me noch, schoon ze in geen drie jaar gelt hebben gezien, 't is waar ze smeeren ze me duurtjes an, ze wagen het ook, en daarom mag ik niet veel dingen, en heb 'er in men testament ruimpjes bedocht, om of ik minderjarig kwam te sterven, dat zer niet by te kort zouwen kommen; Myn Hospes is wel myn grootste krediteur, en moet wel by de vier duizend gulden van men hebben, want net weet ik niet, als hy een briefje van een jaar verschot heit teiken ik het maar, 't meest is an pypen, toebak, brandewyn, aquavita, en een kamer die ik meer hou als men voogden weten, om dat ik met geen pedant van een kontribu- | |
[pagina 55]
| |
naal gebruit wil wezen,Ga naar voetnoot1 ik heb' er in men testement al vry wat meer gemaakt, maar de goeje man die me in alles me zin laat doen, en zo lief heit als zen eige kint, want hy heit wel hondert maal gezeit, dat ik als zen vrouw in de kraam komt, peet zel zyn, en pryst me overal zo veel als hy kan, en twyffelt niet of ik zal, al studeer ik niet, wel een juffrouw van fatsoen krygen, om dat ik ryk, welgemaakt, en verstandig ben, is me gisteren avond, dat ik een glaasje gedronken had, aan boort geweest, hy vroeg me dan, of zen legaat, dat ik hem gemaakt had, met een zuivre vriendschap was die ik hem wilde doen: daar ik hem ja op antwoordde, wel vroeg hy verder, zo Men Heer eens minderjarig sturf waar zou ik dan met myn verschot blyven, als myn Heer dan by een codesil me noch eens maakte zo veel omtrent als dat beloopt, dat was ik altyd secuur, en als je sturf, geen haan zou 'er na de rekening krajen, die ik evenwel houwen moet, of myn Heer meerderjarig wierd, en trouwde, en misschien zen testament veranderen wou; ik gaf tot bescheid, dat ik mer eens op bedenken zou; nu is men swarigheid, of ik zen zin moet doen, want ik zou niet graag hebben, dat de rekening na me doot wierd vertoont, en zou het zoeken te smooren zo het doenlyk was, ook heb ik hem al genoeg gemaakt, maar vrees, dat ik uit zen gunst zel raken, zo ik 't ofsla, daarom raat me eens, hoe ik me dragen zal, en zo 't me wel aanstaat, nodig ik je met zo vrienden als 't je belieft, op een heerlyke collasion, en zal je schryven wie ik ben, en waar ik woon, Vaarwel Monsieur de Spectator, Uw Dienaar George ... Schoon de gevallen in deze brieven beschreven mogelyk nooit gebeurd maar verdicht zyn, om myne gedachten over de stoffen uit te lokken, zo zal ik echter, vermits 'er geen contradictien in gevonden worden, daar over raisonneren, als ofze door jongelingen, die zich in diergelyken parket bevinden, my waren toegezonden. In den eersten kan men klaar zien, wat vruchten 'er van eene welgeregelde opvoeding der kinderen te hopen zyn, waar in de [160] eerste zorg moet wezen, het beroep, waar toe dezelve geschikt worden, te bepalen, en dan de middelen, die ons dat einde kunnen doen bereiken, by de hand te nemen; de Heer Jacobus is door zynen Vader tot de negotie gedestineert, wat kon hem derhalven nutter zyn, dat het geen hy schryft in vroeger jeugd geleerd te hebben? en ik verbeeld my, dat ik myne Lezers honen | |
[pagina 56]
| |
zoude, zo ik dit met redenen trachtte te bewyzen; alleen zal ik 'er byvoegen, met een uitstekend genoegen daar onder begrepen te vinden de gronden van den Godsdienst. Zo men vragen mogt, of die een koopman nutter zyn te kennen dan een ander; zo antwoord ik, dat schoon zulks ieder, hy worde geschikt waar toe men wil, niet alleen nut, maar zelf ten hoogsten nodig is, echter in sommige staten voor iemand, die dezelve gronden niet wel verstaat, vooral die betrekking hebben op de plichten, meerder wetbreuken te vrezen zyn, dan in een ander beroep; Wyl 'er door de gewoonte veeltyds iets gewettigt schynt, dat echter des niet te minder van de ware regel onzer handelingen afwykt; Myne Amsterdamsche medeburgers moeten my niet qualyk nemen, dat ik daar onder reken het toeleggen, om 's Lands rechten te verkorten, door het ter sluik in en uitvoeren der goederen; kan iets krachtigers daar tegen zyn, dan het zeggen van onzen Heiligen Wetgever, Geeft Gode, dat Godes, en den Keizer dat des Keizers is? Ik weet zeer wel, wat men gewoon is hier tegen in te brengen, maar zal my voor het tegenwoordige daar op niet verder uit laten, hopende eens een gansch vertoog aangaande deze stof met alles wat 'er voor schynt, zo wel als 't geen 'er tegen is, in dit werk te voegen. Wie heeft 'er buiten de Kooplieden meerder gelegenheid om deze wet te overtreden? Wie heeft zo veel verzoeking om een ambachtsman in deszelfs loonen te beknibbelen? Waar is meer aanleiding tot bedroch, als in de negotie? En wie dient 'er dierhalven meer tegen dit alles gewapend te zyn, dan hy, dien men tot dat beroep bekwaam wil maken, dewyl zulke jongelingen in hunne leerjaren zelfs al vry wat geld op borchtocht van hunne ouders of vrienden door de Patroonen word toevertrouwd, 't geen menigen ten verderf heeft gestrekt? In den tweeden vinden we een klaare schets der onheilen die wy uit een t'enemaal verwaarloosde opvoeding te vrezen hebben; hier zien we een jongman, die schynt te weten ('t geen hem zorgelyk moest verborgen zyn gehouden,) dat hy schatten heeft, waar op hy den luiaard spelen kan, geheel en al aan zichzelf, en zyne vleiers overgegeven, op een tyd dat 'er geen zorg genoeg voor hem gedragen kon worden; wat heeft men met hem voor? niet anders, zo me dunkt, dan hem eindelyk, op wat wyze het ook wezen mag, onder den naam van Advocaet tot een getitelde straatslyper te doen promoveeren, en daar men geen ander einde voor hem beoogt, kan | |
[pagina 57]
| |
niemand verwonderd zyn, dat de middelen om een goed lid der Burgerlyke samenleving van hem te vormen, ganschelyk niet in acht genomen zyn. Hy is geen lichtmis en blyft naarstig t'huis, dit [161] houd zyn opzienders blind, die, zo hy somtyds eens uitspatte, misschien hem op een andere wys tot een andere en beter levenswys dwingen zouden; Hy heeft het geluk van een eenig besturven kind te zyn, hoe groot dit geluk voor hem zy, blykt genoegzaam uit zyn eigen brief, Hy heeft geen Pedagoog, dat is, een zeedenmeester, en dit vleit hem; maar om niet te reppen hoe nodig hem zo iemand geweest zou hebben, en noch zou zyn, niet alleen om hem te beschaven, maar ook om hem tot deugd en weetlust aan te spooren, zo maak ik me sterk, te bewyzen, dat indien hem tydig een Leidsman op een wedde van vyftien of zestien honderd gulden 's jaars, gegeven was, dat hy by slot van rekening daar meerder by gewonnen dan verlooren zou hebben. Zekerlyk de schulden, die hy belooft heeft op zyne meerderjarigheid te zullen voldoen, zouden noit gemaakt wezen, en naar alle schyn belopen die hoger, dan het geld, dat zodanig een opziener kosten zou in den tyd dien hy by zynen kwekeling door zou brengen, naardien deze ligt bereids in staat zou zyn, niet alleen om gepromoveerd te worden, maar ook om zich wel te gouverneren. Beide deeze brieven betoonen ook, hoe jonge en onervarene lieden zo door valsche lasteringen, als ydele loftuitingen tot buitenspoorige gedachten, die hen niet dan smartelyke naweenen baaren kunnen, meenigmaal vervoert worden; en dewylze my tot hunnen Raadsman kiezen in hun netelig geval, zal ik aan den Lezer overlaten verder op hunne brieven zo veele aanmerkingen te maken, als hy meent daar op te kunnen formeeren, en zo kort als doenlyk is hen voorstellen wat ik oordeel, dat ze moeten doen. Wat den eersten aangaat, ik wil zeer gaarne bekennen, dat hy met recht zyn eer ter harte neemt, en dat ik zelf in diergelyk geval ten hoogste gevoelig zou weezen over de listige quadaardigheid, waarmede myne vyanden die zouden zoeken te ruineeren. Ja ik geloof niet, dat ik krachts en moeds genoeg zou hebben, om het op het schild myner onschuld af te laaten stuiten: des ben ik vast van gedachten, dat hy iets in 't werk moet stellen, om het quaad in zyn voortgang te beletten, alleen koomt het hierop aan, hoe zulks het best en zekerst geschieden kan: Ik ben zeer verblyd, dat hy tot nu toe zyne gramschap tot het gevaarlyk middel, dat hy meer dan eens naar zyn schryven in beraad is geweest van aan te wenden, niet heeft laaten uitbarsten; indien hy met bezadigde zinnen daar over eens rede- | |
[pagina 58]
| |
neert, wat een reeks van onheilen zal hy daar aan verknocht zien, zonder de minste hoop van zich daar door voor de waereld te zuiveren: ik heb zulke voordeelige gedachten van zyn verstand, dat ik onnodig acht, hem te toonen, in hoe veel onvermydelyke gevaaren hy zich roekeloos zoude hebben ingewikkeld, terwyl ik hoop, dat hy op myn raad in korten tyd zonder eclatGa naar voetnoot1 en op een veilige wys zal triomfeeren. De argsten van zyn geabandonneerdGa naar voetnoot2 gezelschap zyn volgens den brief de uitstroojers en uitvoerders van deeze meer dan woordelyke lasteringen; dit onderstelt dat 'er noch eenigen onder zyn, [162] met meerder eerlykheid en redelykheid begaafd; De eersten, die hy zekerlyk kent, zou ik verachten en nooit te spraak willen staan, terwyl ik de andere nu en dan eens vriendlyk aan zou spreeken, en het zo ver door beleefdheid trachten te brengen, dat ze somwylen een wandeling met my deeden, of myn bezoek ontfingen; waarop ik niet nalaten zou hen ook uit te nodigen, in hoope van met de tyd zo veel op hun te winnen, dat ze nu en dan by hunne makkers myn party opnamen, en verzoek deeden, dat om hunnen wil my geen verdere quelling wierd aangedaan; zo ras zal hy dit niet verkreegen hebben, of de straatgeruchten en overlast voor en aan zyn huis zullen verminderen, en eindelyk ophouden, waar na hy by de buuren den naam zal krygen van zich te beteren, en een ingetoogener leven te leiden, de getuigenis zyner huisgenoten zal in 't kort met minder vooroordeel gehoord worden, en de laster eindelyk geheel vervallen, voor al zo hy zyn werk maakt van behalven deeze weder aangenome vrienden, niet dan met menschen van eer en bekende deugd in eenige gemeenzaamheid te leeven; ja wie weet in hoe korten tyd Oost- of West-Indiën het voorland deezer lichtmissen en eerdieven weezen zal? Om nu ook, of het noch helpen mogt, den zogenaamden Heer Studiosus, dien ik in een zeer gevaarlyke staat bevind, iets voor te schryven, dat hem van nut kan zyn, want zo lang 'er leven is, is 'er hoop, weet ik niets heilzaamer te bedenken, en geef het om een beter, dan dat hy zich wachte zynen happigen Hospes iets meerder te maaken. Wat zekerheid heeft hy toch dat die reekening, waar voor hy zo verlegen is, dat ze na zyn dood het licht mogt zien, evenwel niet geeischt zal worden? Hoe kan hy verwachten, dat 'er zorg voor zyne eer zal gedragen worden door iemand, die hem by zyn leven de middelen ver- | |
[pagina 59]
| |
schaft, om een ruime provisie van schande op te doen? Neen, zo 'er maar de minste hoop is van iets te krygen, zal hy niet nalaten de reekening voor den dag te brengen, en de eer van zynen weldoener aan zyne hebzucht op te offeren: Alle de vleierye van deezen Hospes zyn gevaarlyke strikken voor den onbedachten Jongeling, die zo hy noch eenig verstand heeft, zich daar uit op de volgende wyze zal moeten redden; hy geeve zyne zaaken ongeveinsd te kennen aan hen, die het opzicht over zyn perzoon en goederen hebben, dezen zullen hem gewis elders, en by menschen van beproefde eerlykheid bestellen, of hem een wys man toevoegen, die zyn werk zal maken van hem op den rechten weg te brengen, terwyl ze aan den anderen kant zyne Crediteuren wel tonen zullen, dat de wetten en keuren, waar by het verboden is aan minderjarige geld te lenen, steunende op de haat die alle wyze overheden voeden tegen diergelyke pesten van de jeugd, noch in hare volkome kracht worden uitgevoerd; dus zal hy zich ontslaan van den last, om naderhand zelf, zo hy meerderjarig word, tegen zyn eigen handschrift te moeten procedeeren, of het vergif te betalen, waardoor hy aan 't kwynen is, en zy, die het hem toegereikt hebben, zullen niemand dan zich zelven kunnen wyten, dat ze in 't oogmerk van hunne valsche genereusheid bedrogen zyn. [163] |
|