De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 204]
| |
No. 86. Den 22. Augustus 1732. De Hollandsche Spectator.- - - Fratrum quoque gratia rara est.Ga naar voetnoot1
IN myne jonge jaren heb ik een zeker boer goed gekend, die van zyn werk gelokt door 't gerugt dat een beroemd Koning door het dorp moest passeeren, zo dra hy den Vorst gezien had met de koelste onverschilligheid uitriep: Is 't anders niet? 't Is maar een vent. Dit zeggen van den goeden huisman is my duizend maal te binnen gekomen, als ten hoogste toepasselyk niet alleen op mannen, die door hunne geboorte, en hun gezag groot en beroemt geschat worden, maar ook op anderen, die door hunne geleerdheid en uitmuntende gaven van den geest zig een doorlugtigen naam hebben gemaakt. Ik ken menschen, die graag een rang in de geletterde waereld wilden verkrygen, zonder veel moeite daar toe aan te wenden, die noit in een vreemde Stad een voet zetten, of ze verwaarloozen niets, om geleegendheid te vinden, van luiden van reputatie te zien en te begroeten; Daar komt ook nooit in de plaats van hun verblyf een vermaart vreemdeling, of ze gaan hem opzoeken, en wenden alle hunne poogingen aan, om zig met hem in een gemeenzame omgang in te wikkelen; 't Is of ze zig vleiden daar door een middel te vinden, om een gedeelte van de verdienste, en lui[202]ster van zo een doorlugtig vriend naar zig te trekken, en zig eigen te | |
[pagina 205]
| |
maken; niet veel min bespottelyk als 't Ga naar voetnoot*Advocaatje van ScarronGa naar voetnoot1, die bewyzen wilde dat hy een groot kenner der Poezy was, hier mede, dat hy den inktpot van de voornaamste Digter van 't Land overgeerft had en nog werkelyk bezat. Geduurende een gedeelte van myn jongelingschap, ben ik in de zelfde dwaling geweest, my verbeeldende dat 'er in den omgang met beroemde luiden, niet alleen eer, maar ook groot voordeel stak; Dog zulks is my niet lang bygebleeven, en hoewel ik onder dezelven, verscheide mannen in verscheide delen des aardbodems gevonden heb, die met hunne zeden, en treffelyke hoedanigheden hun verkrege roem handhaafden en zig in alle opzigten agtbaar en beminnelyk maakten, zo moet ik egter tot myn leedwezen bekennen, dat ik door de bank ondervonden heb, dat zelfs de doorlugtigste onder hen, en welkers naam, door heel Europa, niet anders, om zo te spreken, als met de hoed in de hand genoemt word, het best en voordeeligst in hunne schriften worden bezogt, en wonderlyk afvallen wanneer ze van naarby gezien worden. De meeste zyn tot walgens toe verwaand, trots, onhandelbaar; 't Is of ze zig aan hunne eens opgevatte gevoelens zo onafzonderlyk verknogt hadden, al of dezelven in hun innigste wezen waaren versmolten; Geen tegenspreeken kunnen ze dulden, ten minste van luiden, die geen vermaardheid in de waereld hebben verkregen, en ze zien hun eigen luister aan, als een zeker en algemeen middel, om alle mogelyke zwarigheden, die hen tegengeworpen kunnen worden, meer als wiskonstiglyk op te lossen; [203] Dikwils al hunne natuurlyke vermogens, en gaven, aan een eenige zaak, die de bron van hun verheevene reputatie is geworden, besteed hebbende, redeneeren ze over de gemeenste voorwerpen als kinderen, en aan deze hunne onnoozelheid, word door de laatdunkendheid, met de welke zy verzelt gaat, zo een belagchelyke draey gegeeven, dat men zomtyds zweren zou, dat hun inzigt waar met zig zelve de gek te scheren. Zedert deze myne ondervinding heb ik niet alleen zorgvuldiglyk gemyd my met den meesten hoop der groote mannen, in eenige familiariteit in te laten, maar dat meer is, vergenoegt met my van verre over hunne verdienste te verwonderen, en de zelve met de opregtste agting en eerbied toe te juichen, zoud ik tien jaren reizen eer ik eens 't bezoek van de beroemste verstanden zou wagen, en alle de Fransche, Engelsche, Italiaan- | |
[pagina 206]
| |
sche en Hoogduitsche Academien zouden zig alhier bevinden, zonder dat ik eens talen zou naar de eer van de conversatie te genieten, der gener, die 't meeste onder die Letterhelden uitblinken. 't Geen nog 't onaangenaamste in den omgang met die Vorsten der geleerde waereld is, bestaat hier in, dat ze altyd de een met den ander in menigvuldige vyandschappen zyn ingewikkelt, en dat men geen half uur met hen spreeken kan, zonder hen met de onreedlykste teekenen van haat, en veragting te horen schelden en uitvaren tegens mannen welkers eenigste ondeugd, en misdaad dikwils is zig te verbeelden, en mogelyk niet zonder grond, dat ze in aangeboore, en verkreege ligt, den anderen niet behoeven te wyken. Onder alle de genen nogthans, die zig door hunne gaven eenige aanzienlykheid in de waereld hebben verkreegen zyn de fraye geesten en inzon[204]derheid de Poeten, wel de onverdragelykste, en welkers gezelschap, zedert ik tot eenige rypheid van jaren, en oordeel gekomen ben, ik het zorgvuldigste gemyd hebbe; Dat zoort van beroemde mannen, schoon niet ontbloot van 't verstand en van de geleerdheid betrekkelyk op hunne kunst, leggen zig doorgaans nergens op toe als op het uitbreiden, en verryken van hunne inbeeldingskragt, en hun talent aanziende als de bloem, en het merg van alle de vermoogens der ziele, zien ze als van de hoogte van hun verheeve geest met veragting aan de heilzaamste wetenschappen, die niet als door de kragtigste aandagt van een schrander, afgerigt, en doordringend oordeel, uit de diepste gronden des redens voor den dag kunnen gehaalt worden. De Poezy staat by hen te boek, als iets dat boven de menschelykheid is; Ook zyn ze doorgaans Poeten, en geen menschen, en ik heb tot myne grootste verbaastheid, wanneer ik my in gesprek heb ingelaten met de grootste overvliegers, welkers schriften door geheel Europa met verrukking geleezen worden, ondervonden, dat hunne vlugheid van geest, buiten hare gewoone oeffening getrokken, niet alleen ten hoogste onbekwaam is om een wel aaneengeschakelde redenering over de gemakkelykste stoffe voor den dag te brengen, maar zelfs zo kwalyk geschikt tot de geringste bestendigheid van aandagt, dat het haar onmooglyk is eens anders redenering, hoe eenvoudig, op te volgen, en van de gemeenste voorwerpen een net begrip te vormen. 't Is als of hunne Poetische denkbeelden van een byzondere natuur zyn, en zig met de anderen daar eenig gewigt in steekt onmooglyk kunnen vereenigen. Indien het 'er op aankomt om wegens iets zakelyks te redenkavelen, wil ik duizend maal liever te doen heb[205]ben met een werkgast, of met een boer van een | |
[pagina 207]
| |
gezond natuurlyk oordeel, als met de geestrykste burgers van den Helicon, en ik ben verzekert 't begrip van een waarheid met minder moeite in de ongeoeffende reden van den eerste als in de bedurve reden van den ander uit te werken. Ook is de laatste zo verlekkert op zyn begunstigst voorwerp dat hy met verontwaardiging van anderen hoort spreeken; den draad van zulke lage conversatien door den bank afbreekt, en zig met gewelt meester van het gesprek maakt, om tot walgens toe luiden, die van zyn smaak niet zyn, van de digtkunde te onderhouden, en door duizend omweegen tot het onophoudelyk en lastig opsnyden van zyne eigen versen te komen. Ik twyffel ook niet, of 't is uit die ontbeering van Redeneringskragt dat in hun gedrag 't hatelyk gebrek van redelykheid en ware deugd ontstaat, en dat de verwildering van hunne zeden, door de woestheid van hunne harssenbeelden ten grootsten deele veroorzaakt word; Tot de pligten van eene ware vriendschap schynen ze bykans volmaaktelyk ongeschikt; 't Is doorgaans als of hunne agting en gunst voor de ware verdienste ontoeganklyk waar, en niet genadert, en ingenomen kon worden als door de verwondering wegens de uitmuntende treffelykheid van hunnen digtgeest; Met recht kan men hen vergelyken by zommige vrouwen, die 't weinig scheelen kan wat denkbeeld men heeft betreffende de gesteldheid van haar ziel, indien men maar gunstige gedagten over hare bevalligheden heeft; 't Is even eens met hen gelegen; zy bekreunen zig weinig over de denkbeelden die men hen aangaande vormt in hunne hoedanigheid van met reden begaafde schepzels, indien men maar schynt verstomt te staan over de verhevenheid of de aardige levendigheid [206] van de verbeeldingskragt die in hunne werken doorstraalt. Zo ze maar doorgaan voor waardige onderdanen van Apollo, is het hen zeer onverschillig, ofze als nutte en deftige ingezeetenen van een Ryk of Gemeenebest geschat worden. Dog staat de zaak aldus met de grootste menigte van fraye geesten welkers uitmuntende voortbrengzelen een wezentlyke agting verdienen, wat zullen we zeggen van 't gemeene volkje van den Parnassus, welkers neering en handtering het is Autheurs te zyn en die by de el schryven, 't geen door een onmydlyk noodlot, wel haast by het pond staat verkogt te worden; Dat is eerst een volkje, om een gemeen spreekwoord te gebruiken, tapt ze, maar borgt ze niet; Zo lang ze elkander maar by reputatie kennen, zoeken ze zig met den uiterste iever, als of ze een onwaardeerbare schat vermeenden te bekomen; In korten tyd maken ze een zootje van tien a twaalf uit; Alsdan hangenze voor een tyd aan den ander als klissen; Zo | |
[pagina 208]
| |
dra men 'er een ziet kan men zig verzekeren, dat de andere niet ver zyn; De knoop die ze aan een bind, bestaat in de uiterlyke tekenen van een onderlinge hoogagting, waar in ieder zyn eigen winst beoogt, en zig verbeeld van die genen, die hy weet dat door valschen schyn van hem worden bedrogen, met de uiterste oprechtigheid behandelt te worden. Dog dewyl 'er door de bank niets die schryvertjes evenaart, in losheid, onbedagtzaamheid, en ydele eerzugt, komt het wel haast voor den dag, dat de een met den ander agter den rug de spot dryft en zyn werken veragt, of wel zyne uiterste pogingen aanwend, om zyn gewaanden roem, of wezentlyk voordeel te onderkruipen; Daar mêe hebben we 't werk gaande; De gansche broederschap barst van een, en word in verscheide vyandlyke benden ge[207]splitst, die op haar beurt uit de zelfde oorzaken de zelfde splitzing te verwagten hebben. Men zegt malkander den oorlog aan, de pennen van weerzyde worden in gal en vergif gedoopt; 't Is niet genoeg zyn party voor een weetniet, plompert, en verwaande gek uit te kryten, zyn zeden moeten zo wel als zyn gaven aan de algemeene veragting bloot gesteld worden; Zo de een word uitgekreeten voor een dronkaard, hoereerder, lasteraar, ontbloot van alle deugd en eer, en zelfs voor waardig van in een ton met water versmoort te worden, Hy steld den ander weder ten toon als een verloope Munnik, Egtbreeker, en zelfs als een volslage Ongoddist. Van beyde kanten word het gansche gedrag des tegenpartyders van kindsbeen nagevorscht, en uit allerlei schuilhoeken gehaalt, en ieder denkt zyn eigen klad uit te wissen, met die van zyn vyand te vergrooten. Dog dat gaat zo maklyk niet, en de toezienders van zo een belagchelyk en teffens verfoeyelyk schouwspel zyn zo licht niet te blindhokken. Ik bleef eens op straat stil staan op 't horen kyven van twee vrouwluiden, die, wanneer de middelen van malkander te schelden uitgeput schenen, haar toevlugt namen tot de onderlinge ligchamelyke gebreken. Ei kyk, zei de een, jy mag wel mee praten met je bogchel van agter, en van voren. Wel ik zou jou raajen daar van stil te zwygen antwoorde de ander, jou manke trip, daar je staat, dat kan jy immers niet zien, daar ben je veel te scheel toe; Ik had in 't eerst op hare wederzydsche mismaaktheid geen agt geslagen; Dog die Dames wat nader bekeken hebbende; 't Is juist niet al gelogen, sprak ik in my zelf, zo d'eene niet gebogchelt is, ze heeft vry wat een hogen rug, en haar boezem maakt de hele verhevendheid van haar borst niet, wat aangaat de tweede, ze lonkt al wat sterk, en ze trekbeent ten minste geen [208] weinigje, zo ze niet kreupel is. Zo is het hier net | |
[pagina 209]
| |
mêe gelegen, en de toepassing zal de Lezer zonder moeite van zelf kunnen maken. Horatius zegt, dat de Ga naar voetnoot*fraye geesten ligt te verzoenen zyn, en zulks blykt in diergelyke gevallen. Een Vriend van partyen komt dikwils tusschen beyden, omze van den ander te trekken, en de verdere vyandlykheden te stuiten. 't Accord word met minder moeite geslooten als men gedagt had; De bemiddelaar brengt ze by malkander, onder voorwaarde dat van het gepasseerde niet gerept zal worden; Men geeft malkander de hand, en men erkend zig onderling voor eerlyke luiden, en, 't geen vry wat zwaarder weegt, voor geleerde en geestryke schryvers, en daar mêe is alle questie dood, en te niet. Zomtyds bestaat die verzoening in wat dunne pleister, die tot nader order over een bestendige vyandschap gestreeken word; Dog zomtyds is ze hartelyk, en oprecht; en men ziet onze liefhebbers grooter maats als voorheen als gezeelde ossen overal met malkander lopen; Dog wat my aangaat ik moet bekennen, dat dusdanige verzoening my niet min verfoeyelyk voorkomt als de vyandschap zelf; Antwoord my dog eens Heer Kakistus, gy die tegens uw nieuwe Vriend uitgebraakt hebt al wat iemand by God en menschen gruwelyk kan maken; hebt gy hem met de waarheid betigt? Indien ja? Hoe wilt gy dan uw Character van een eerlyk man behouden in uw gemeenzame omgang, met iemand die gy voor de grootste schurk kend, die op aarde gedult word? Heeft uw gramschap u gedwongen losse gerugten te haastig te geloven en te verbreiden? Wat mensch die zyn eer lief heeft zal de vriendschap van zo een gevaarlyk en roekeloos mensch, als gy u betoont, niet versmaden, en myden? Dog zyn 't gruwelyke valsheden met voorbedagten raad door u verziert? Wie zal u niet vlieden als een wangedrogt van boosaardigheid, en lasterzugt, 't welk de Regter, wil hy niet wreed tegen de onschuldigen zyn, op het strengste verpligt is te straffen? [209] |
|