De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 184]
| |
No. 83. Den 11. Augustus 1732. De Hollandsche Spectator.
Fallere credentem non est operosa puellam Gloria.
ovid.Ga naar voetnoot1
DE Mannen maken zig schuldig omtrent de andere helft van 't menschelyk geslagt, aan een verbazende onrechtvaardigheid, die alle begrip te boven gaat, en waar van de bespottelyke tegenstrydigheid zo baarblykelyk is dat het my onmogelyk is zonder schaamte aan zo eene verfoeyelyke ongerymtheid myne gedagten te hechten. Aan de eene kant geven wy voor, dat in kragt van geest de Vrouwen op verre naar by ons niet te vergelyken zyn, en aan de andere kant vorderen wy van haar af duizentmaal meer sterkte des gemoeds, als wy zelf willen of kunnen voor den dag brengen.Ga naar voetnoot2 Ik zal voor tegenwoordig de waarheid van deze stelling maar eens in haar helderste ligt trachten te plaatzen in opzigt van de kuisheid, een van de deftigste, en beminnelykste deugden, en tot welkers moeyelyke oeffening meer kracht en kloekmoedigheid der ziele vereischt word, als tot het waarnemen van de zwaarste van onze andere pligten. De driftGa naar voetnoot3 der beide sexen de eene voor d'andere, is ons gemoed aangebooren, wascht met ons op met de aangroei van jaren, en schiet hoe langs hoe meer [178] diepe en onuitroeibare wortelen in onze ziel; ze word vereischt en is noodzaaklyk | |
[pagina 185]
| |
aan de menschelyke natuur, ze is zelf een gedeelte van ons wezen, en zonder haar moeten we als een zoort van wangedrogten geschat worden; Dit inwendig vuur moet, nog kan niet geheel uitgebluscht worden; Die de hartstogten, die hem kwellen, wil vernietigen, in plaats van ze te matigen, zegt een Engelsch Schryver zeer geestiglyk, is al zo dwaas, als iemant die zyn voet wil afhakken om dat zyn schoen hem wringt. Dog deze hartstogt moet bestiert, en in een geduurige onderwerping aan reden en deugt worden gehouden. Om zulks uit te werken is eene bestendige aandagt, en eene ophoudelyke worsteling van node; By de geringste afwezendheid van onze reden neemt ze haar kans waar om de ziel aan dezelve te ontweldigen, ze overstroomt den ganschen boezem, ze doet dikke dampen naar de harssenen reizen, die de werkzaamheid van de reden beletten, en de toegangen van de verheerde ziel voor haar sluiten. Indien 'er derhalven eene deugd is tot welkers waarneeming een ware Heldenmoet van node is, 't is de kuisheid, die door zo menigvuldige zwaarigheden, en dwarspalen heen streevende die geweldige en altyd weerspannige drift weet te dwingen en te temmen. Volgens der mannen gemeene stelling is die hartstogt nog heviger, en weerbarstiger in 't vrouwelyk gemoed als in het hunne, dat echter met kragtiger wapenen voorzien is om dezelve te verwinnen en t'onder te brengen, en nogthans laten wy de gansche eer van naar zo eene roemrugtige overwinning te dingen aan de Vrouwen over; Zo ze in die hagchelyke stryd te kort schieten, rekenen wy haar dat ongeluk toe als eene onuitwisselyke schand, terwyl wy ons de min[179]ste oneer niet en maken van zonder de minste tegenstand te bieden, ons voor 't aangaan van den stryd gevangen te geven, ja, 't geen meer is, onzen vyand te gemoet gaan om hem 't jok van slaverny af te bidden. In een woord de kuisheid is een bykans ondragelyke last, aan dewelke niet tegenstaande onze snorkeryen op onze sterke schoften, wy niet eens begeeren te tillen, en die wy geheel en al op de swakke schouderen der vrouwen leggen, die zo z'er maar eens onder beswyken zig voor eeuwig met onze veragting en versmading belaaden. Maar waar op mag dog steunen het onreedlyk en tyrannig voorrecht dat de Mans zig boven de andere sex in deze betrekking aanmatigen? Is het de Reden, of Gods geopenbaarde wil die hen met een dispensatie wegens de kuisheid begunstigt heeft? Weten ze niet dat ze met immers zo nauwe banden aan die loffelyke deugd verbonden zyn als de Vrouwen? en met nauwer, indien ze met reden op hun overmaat van ziels kragt kunnen roemen. Zekerlyk zyn ze des bewust; Dog door een zekere | |
[pagina 186]
| |
drai die meermaals aan diergelyke voorwerpen word gegeven, zienze de zedelessen rakende deze stoffe van de uiterste aangelegenheid aan, als een goed figuur makende op de predikstoel of in een stigtelyk boek, dog weigeren aan dezelven de minste invloed op hun gedrag. 't Is handtastelyk dat ze hier door in eene onaangename tegenstrydigheid met hen zelven moeten vervallen; Dog om die inwendige tweespalt des gemoeds weg te nemen, stellen ze 't zelfd verfoeyelyk kunstje in 't werk, waar van ik in myn vertoog aangaande 't oppergebied der ModeGa naar voetnoot1 gewag heb gemaakt. Aan 't geen ze niet kunnen nalaaten als een pligt aan te zien hegten ze een denkbeeld van bespottelykheid, terwyl ze aan het [180] tegengestelde eer en reputatie vast maken. Een Man, die de kuisheid met voeten treed, word verziert met de zwierige naam van een hoflyk en galant man, ten minste zo lang hy ongehuwt is. Dog een eerbaar Jongeling, al was hy begaaft met de treffelykste hoedanigheden, indien men bespeurt dat hy alle aanleiding tot onkuisheid tracht te myden, en zyne driften te beheerschen, word voor een koelen bloed en voor een zul uitgekreeten. Indien zyn Character in een klugt wierd verbeeld, zoude het den bak en de logies zelfs doen schaateren van lagchen, en ik ben verzeekert dat een eerbaar Jongman gereed om in den huwlyken staat te treden, schaamtshalven niet zoude durven zeggen, ten zy misschien aan een man van jaren, en dat nog wel in vertrouwen, dat hy dezelfde onbesmette zuiverheid by zyn vrouw zal brengen, die hy by haar wenscht te vinden. Dog 't is ons nog niet genoeg aldus het gansche pak van kuisheid van onze halzen op die der gewaande zwakste sexe aldus af te schudden; 't is een baarblykelyk gevolg van deze gruwelyke dwinglandy, dat wy alle onze kragten verzamelen om haar 't zelve zwaarder en ondragelyker te maken. Wat kunst, wat behendigheid, wat beleid, welke uitgekipte middelen wenden de Mans niet aan om de vrouwen onder dien last te doen struikelen en ter neder storten. Ik zal hier niet spreeken van een zeker zoort van Mannen, welkers verfoeyelykheid met zulke kragtige trekken en kleuren door den Britschen Zedemeester afgemaalt is, en die galgen en raderen waardiger als de baldadigste struikrovers, met een afgryzelyk opzet de voldoening van hunne driften in het onherstelbaar ongeluk en in de onuitwisselyke schande van jonge Dogters en van haare gansche Familien zoeken, die alle [181] deugden teffens afzweerende van de verovering van | |
[pagina 187]
| |
de eer der eene tot het bestryden van die van een andere overgaan, en hunne voornaamste glorie in zo eene opgehoopte godloosheid zoeken. Ik verzeker my dat het getal der zulken gering is, dat de meeste Mans die jonge Dogters belagen, en bedriegen, juist geen eigentlyk gezegde booswigten en verraders zyn, maar dat ze eer uit zwakheid, dan uit voorbedagten raad zig aan diergelyke gruweldaden schuldig maken. Maar wat kan dog de swakheid veel tot haar eige verschooning bybrengen, wanneer zy de schelmagtigheid gelyk is, in de aanwending van de zelfde middelen, en in 't veroorzaken van de zelfde uitwerking? Laat ons nu eens zien of het wel te begrypen is dat een Vrouwsperzoon lang bestaan kan tegens de gedurige aanvallen van een man die eenigzins met beminnelykheid gewapent is, en die alle zyne vermoogens vereenigt om tot zyn oogmerk te komen. Zyn liefde straalt uit door zyn gansche gelaat, door alle zyne gebaarden, woorden, trekken, opslagen der ogen; zyn stilzwygen zelfs; in een woord, al wat zig in hem voordoet is liefde en tederheid. Zyne uitgezogte vleyeryen maken haar dronken van eigenliefde, en onttrekken haar aandagt aan 't geen zy aan haar kuisheid en eer schuldig is, om dezelve geheel en al te vestigen op de uitgestrekte kragt van hare bevalligheden, die zonder ophouden haar voor ogen gesteld haar betoveren en haar deugd in slaap wiegen. Haar hart kan zig niet langer weigeren aan hem die haar zo bevallig in haar eige ogen maakt, en die door zyne oprechtigheid het waardig schynt te wezen. Volgens myne onderstelling is dusdanige minnaar wezentlyk oprecht; Hy bedriegt 't beminde voorwerp, om dat hy door zyne eige passie verblind [182] en bedroogen is. Zyne betuigingen van eene stantvastige en eeuwigdurende liefde borrelen op uit den grond van zyn boezem; Hy is zelf overtuigt dat het onmooglyk is dat zyn liefde ooit vermindere, veel min gansch verdwyne. Hy maakt geen de minste zwarigheid derhalve van met de dierste eeden zulks te bevestigen, en hy voelt op die tyd dat hy liever sterven zou als myneedig te wezen. Hy heeft een ware agting voor haar; hare reputatie is hem lief, 't zou hem leed wezen dezelve in gevaar te stellen, dog in 't midden van die verzekeringen en betuigingen zelf, baant hy dikwils zonder dat hy 'er op verdagt is, zonder dat het beminde voorwerp, zig zelve ontrukt, zulks merkt, den weg tot het tegendeel, en zomtyds staan de verwinnaar en verwonne even versteld, d'een wegens zyn zegen, en d'andere over hare nederlaag. Indien alle die middelen nog niet genoegzaam zyn, hy wend het op een andere boeg; hy tragt in de kennis van haar innigste harer geneigtheden in te dringen, en | |
[pagina 188]
| |
hy werkt een t'zamenspanning uit tusschen hare drift tot liefde, en hare andere natuurlyke hartstogten. Hy verzadigt hare lust tot optoying, en hare hovaardige neiging om boven haars gelyken in pragt van kostbare cieraden uit te blinken, en aldus ondermynt hy het hart, dat hy door openbaar gewelt niet magtig is te vermeesteren. Lukt het hem zyn oogmerk op wat wyze het ook zy te bereiken, zyn passie word dikwils by ongevoelige trappen verkoelt, en voornamentlyk zo het rampzalig voorwerp van zyne driften, in afkomst en rykdom beneden hem is, zo barst zyn reden wel haast door de verdunde nevelen van zyne voldane hartstogt. Hy is wel eenigzins beschaamt wegens zyne onstandvastigheid, en mogelyk aan zig zelve over[183]gelaten zou hy zyne eeden door zyn gedrag beantwoorden. Dog de raad van zyne vrienden, en de vrees van zyne ouderen misnoegen te geven, en van zig door een ongelyk huwelyk schand op den hals te halen, styven welhaast zyn wankelend gemoet. 't Is hem wel leet het dierbaarst voorwerp van zyn min ten val te hebben gebragt, dog volgens de grondregelen van de bedurve eeuw moet hy zulks niet verbeeteren, met zig wettiglyk aan 't zelve te verbinden, en op geen andere wyze kan het verbeetert worden. Wat raad derhalve! De zaak leit 'er toe, ze is niet te herdoen? en dienvolgens 't best dat 'er op is zig te troosten, en die ontrustende gedagten, door aaneengeschakelde verlustigingen uit het gemoet te verbannen. Ik ben overtuigt, dat een dochter die diergelyk ongeluk in de zelfde omstandigheden weet te myden meer lof verdiend, als een heele reeks van de manhaftigste helden met den ander, en by gevolg ben ik verzeekert dat het beste middel is, om 'er niet in te vervallen, de gemeenzaamheid van een beminnelyk man van de hand te wyzen. Ik twyffel niet of onze Vrouwen zyn uiter aard kuisscher als andere, dog ze zyn ook boven andere goedaardig, meegaande van humeur, en van achterdogt berooft, en derhalven is het niet te verwonderen, dat ze aan dien val meer bloot gesteld zyn, als jonge dogters in andere gewesten. Een der geestigste Fransche Schryvers zegt, dat by ons de vrysters in 't gemeen voedsters zyn der kinderen die onze gehuwde Vrouwen ter waereld brengen.Ga naar voetnoot1 Ik ben verzekert, dat zulks niet waar zoude zyn, zonder de reden die ik reeds heb bygebragt, gevoegt by de onbepaalde vryheid die de ouders alhier aan hunne dogters, zonder het minst vermoeden, gunnen. Dit heeft [184] wel | |
[pagina 189]
| |
voornamentlyk plaats in al de vermaaklykheden die een bruiloft verzellen, en die de zinnen natuurlyker wyze op het voornaamste einde van die Ceremonie hegten; Op bezoeken, op het palm knoopen, zyn Vryers en Vrysters ontbloot van der ouderen toezigt gansche nagten by den ander. Men ryd uit met Phaetons en Chaizen, daar word een glaasje gedronken, met het vallen van den avond en zomtyds later komt men weer t'huis. Dit alles is zeker vry haggelyk voor de eer van jonge dogters, en indien 't zelve in zommige andere landen in zwang ging, ik twyffel of het getal van eerlyke dogters 'er wel veel grooter zou wezen, als het geen waar in Ga naar voetnoot* Boileau het getal der eerlyke Parysche Vrouwen bepaalt.
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 'sGravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar; Leeuwaarden, Strik. &c. [185] |
|