De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 165]
| |
No. 80. Den 1. Augustus 1732. De Hollandsche Spectator.IK wensch uit grond van myn hart de Coffihuis-Politiquen geluk met de eindelyk gemaakte ontdekking van 't waar oogmerk der berugte Spaansche Krygsrusting, naar 't welke zy met zo veel iever gerekhalst hebben, en 't geen een groot gedeelte van Europa in rep en roer heeft gebragt. Wat vreugd, wat kittelend vergenoegen, wat gejuich, voor die genen, die zig laag by de grond houdende het Spaansch Hof op zyn woord gelooft hebben, door die eenvoudigheid zig voor een tyd bespottelyk voor de verhevener geesten van het staatkundig broederschap hebben gemaakt, en nu door den uitslag 't recht hebben verkreegen van hunne beschimpers te beschimpen. Wat smart by gevolg, zal men zeggen, welke vernedering voor de diepzinnigste, en hoogzwevenste verstanden, die 't geen zig aan hen als de waarheid als natuurlyk en van zelfs voordraagt, gewoon zyn te veragten, en van de hand te wyzen, en zig een eer en verlustiging maken van zig in Ga naar voetnoot* 't ingebeelde ruim der staatkunde te verliezen. Dog niet tegenstaande de grootste [154] waarschynlykheid, gaat dit gevolg echter niet aan. De mees- | |
[pagina 166]
| |
te der gener die den bal gemist hebben, zyn in 't minst deswegen niet neerslagtig. Zommige houden staande dat de verovering van Oran, van Algiers, en gansch Barbaryen, hoewel een waar doelwit van die berugte krygstogt, het wezentlykste nogthans niet en is; Dat dit eerste beginzel maar strekt om 't gewelt van zo eene gedugte krygsmagt te beproeven; en om daar na de zeeghafte wapenen, tegens zekere gewesten, van het in slaap gewiegde Europa, met een grondiger hoop en verwagting van een gewenscht succes te wenden. Zulks is een zaak die by hen vast is, en dewelke zy ons met een gefronst voorhooft verzekeren, dat we zien zullen, indien we maar tyd van leven hebben. Anderen hoewel ze in tegenwoordigheid van hondert getuigen, 't gevoelen, 't welk door den uitkomst gerechtvaardigt word, met de grootste kragt van reden, die in hun magt was, hebben besprongen, beweeren met styve kaken, dat zulks maar geschied is om te horen wat anderen voor den dag zouden brengen, en om de conversatie leven en vuur by te zetten; Dog dat ze in de grond altyd wel bevroed hebben, dat het Barbaryen gelden zou, en dat ze hunne ware gedagten aan vyftig goede vrinden, in vertrouwen geopenbaart hebben, dewelken men 'er maar naar vragen kan, om van die waarheid overtuigt te zyn. Het betrekken van een Campement heeft tot geen min fraye bespiegelingen aanleiding gegeven. Vele hebben niet kunnen in 't hoofd krygen dat zulks den souverain ernst was, en hebben zig verbeeld, dat het ware oogmerk maar was de Heren Officieren de pols te tasten, om eens te zien of luiden, die geduurende zo een lange vrede, 's Lands geld, zonder 't minst gevaar, en met geringe arbeid, getrokken hebben, [155] met blymoedigheid eenige moeite en onkosten zouden willen ondergaan, om hunne Heeren en Meesters te gehoorzamen, en 't Vaderland een gemakkelyken dienst te doen. Anderen, en wel het meeste getal, hebben met reden gelooft dat dit opzet waarlyk door zou gaan, maar met wat al dweperyen, met welke vergezogte politische bespiegelingen, hebben ze dat eenvoudig voorwerp niet opgeschikt? Waar toe kan dog in vredens tyd een Campement dienstig wezen in een Republik die natuurlyker wyze niet geneigt is, om op het spoor van zommige hoogmoedige Vorsten aan gansch Europa een pragtig schouwspel te geven? Die vraag is ligt te beantwoorden; Het zelve kan en moet natuurlyk strekken, om aan benden, waar van de grootsten hoop den kryg noit gezien heeft, een bondig denkbeeld van den oorlog te geven, en te weeg te brengen, dat onervare Bevelhebbers de krygskunde leeren, en de ervarene dezelve niet vergeeten. Maar diergelyk | |
[pagina 167]
| |
antwoord is slegt en recht, en 't is al te aannemelyk om niet verworpen te worden. O dat campement ziet al vry verder, als de gemeene man zig wel verbeelden kan, zegt een Koffihuis-Politiek, en daarop trekt hy aan 't zwetzen, en zyn spitsvindige geest werpt hem plotsverloren, in een doolhof van staatkundige geheimen, in dewelke hy, tot verbaastheid van de omstanders zig hoe langs hoe meer verwert, hoewel hy hoe langs hoe meer kans denkt te zien om 'er uit te komen. Wie dog in de waereld zou kunnen droomen, indien het uit een politique tabakspyp niet te zuigen en was, dat 'er een knoop gevonden kon worden dewelke een Campement tusschen 's Hartogenbosch en Breda magtig is vast te maken aan de Spaansche Krygstogt, waar van zo even gesprooken is? Zulks is echter geschied, en wel met [156] zodanigen voorspoed, dat gansche steden, en zelfs Provincien dat verband duidelyk hebben kunnen zien. Hoewel de Groot-Brittanische Koning zyn ryken verlaat, om naar zyn Erflanden te trekken, zo is 'er egter geen twyfel aan, of 't ware opzet van de Spaansche gedugte krygsmagt is Engeland te veroveren, en den Pretendent op zyner gewaande voorouderen troon te plaatzen; De wettige Koning nu, en zyne bondgenoten zyn van dat vyandlyk voornemen ten vollen verzekert, dog om list met list te verschalken, houden ze zig als of ze daar omtrent de minste ongerustheid niet gevoelden, dog in 't heimelyk, en onder allerlei voorwendzelen, nemenze alle nodige maatregulen, om dien aanslag te verydelen. Een der voornaamste van die maatregulen is buiten tegenspraak het Campement, waar van de Koning in perzoon, na een geringe tyd om de leus in zyn Vaderland vertoeft te hebben, de troupen naar Groot-Brittanje als hulpbenden staat over te voeren. Is het mogelyk diergelyke bespiegelingen en geestryke herschenschimmen met aandagt te beschouwen, zonder zig te overreden, dat onze leeftyd, boven alle anderen, met een onbetwistbaar recht den naam van een verligte eeuw verdient te dragen; Wat my aangaat, ik wil graag bekennen, dat die redeneering my zo wonderlyk, zo ongehoort, en zo ongemeen fray voorkomt, dat het myns oordeels zonde en jammer is, dat ze nog door de norsche Reden, de gezwoore vyandin van zekere frayigheden, word goedgekeurt nog door de uitkomst gestaaft. Dog dat legt 'er nu toe, en 't geen my wegens dit ongeval vertroost, is dat, tot eene onuitsprekelyke vergenoeging van onze Landsgenoten, die noit een leger gezien hebben, en wel voornamentlyk van onze Medeburgers, die in nieuwsgierigheid geen Luiden van den aardbodem wyken, het Campement vast besloten is, en dat | |
[pagina 168]
| |
[157] men werkelyk bezig is om de nodige toebereidzelen te maken, en alles wat tot deszelfs onderhoud vereischt word te vervaardigen. Deze aangename tyding brengt gansch Amsterdam, zo wel als de Frontier-steden in beweging; in alle gezelschappen word 'er van gesprooken, als van 't eenigste onderwerp, dat de tegenwoordige aandagt verdient; Geen Officiers zyn ieveriger om hun equipagie klaar te maken, als de meeste van onze jonge kooplieden, die overal, waar ze zig maar by een vinden, met den ander de reis, en de middelen om dit zeldzaam schouwspel met gemak, en op een schitterende wyze te bezigtigen, overleggen. Ik weet zelfs dat verscheide van de beroemste en modieuste Meester Kleermakers zo hier als in den Haag, reeds bezig zyn, om voor de rykste van onze toekomende Reizigers, rode en blauwe pakken, met goud en zilver belegt, en geborduurt op 't zwierigste, en op 't militairste toe te takelen, op dat aldus die jonge Heeren, met gevoeglykheid de krygsoeffeningen mogen bywoonen, en zelfs, indien ze maar door haar air, manieren en wel gespecte beurs niet verraden worden, voor Officiers worden aangezien. Eenige onder hen, en zekerlyk niet van de minst gegoeden, hebben naar een lange overweging met de uiterste schranderheid een zeker middel uitgevonden om dit heerlyk spectakel, van het begin tot het einde, en zonder de minste afbreeking by te wonen; Ik zal van 't zelve geen nader opening doen, vermids het ten vollen blyken zal uit de volgende brief en deszelfs antwoord. 't Opschrift is: Aan de E:W:Geb: Heer de Heer N.N. Capitein in het Regiment van den Heer Generaal Baron van.... [158]
Myn Heer. EEnige jonge en schatryke Amsterdamsche Heeren bewust dat ik met veele Officieren de eer heb gemeenzaam om te gaan, hebben my op 't ernstigst verzogt, te ondertasten, of het niet van eenige der benoemden tot het Campement te verkrygen zou zyn, dat gemelde Heeren, gedurende 't zelve, de gunst mogten genieten, van in derzelver tenten hun verblyf te nemen; Om 't ongemak 't welk zy daar door mogen veroorzaken, te verzagten, bieden zy zig aan de begunstigers zo lang als 't Campement duurt, van alle verteering te ontlasten, en van alles ruim en overvloedig vry te houden. Tusschen U en my, Mynheer, ik weet ten naasten by, wat Uw beurs gewoon is te wegen, en ik kan niet zien dat gy tegens de militaire edelmoedigheid in 't minst zoud zondigen met die aanbieding aan te nemen, en dusdanig buitenkansje niet te verwaarlozen. Ik rade U zulks te | |
[pagina 169]
| |
meer aan, om dat de vrindschap van eenige van die Heeren, een braaf Officier tot een middel van verder Avancement zou kunnen strekken. Op een favorabel antwoord zal ik U zonder uitstel een van de vetste van die Kalanten bezorgen; met verzoek van voor anderen by eenige van uw vrinden een diergelyke weldaad te verwerven. Ik blyve.
Antwoord.
Myn Heer, DEwyl zedert twee jaren, dat ik de eer heb gehad van 't Land als Capitein te dienen myn beurs de tyd niet gehad heeft van in gewigt zeer toe te nemen, en ik niet weinig wegens de onmydelyke [159] depensesGa naar voetnoot1 van het aanstaande Campement ongerust ben geweest, zo kon niets my aangenamer voorkomen als uwe propositie. Ik neem dezelve van harten aan, en dat zonder aan myn Edelmoedigheid in 't minste kracht, en geweld aan te doen; De eene vrindschap immers is de andere waard, en ik kan U verzekeren, dat myn oprecht voornemen is den jongen Heer alle dienst die in myn magt is te doen, en hem ons Campement zo nut en aangenaam te maken, als 't my mooglyk zal zyn. Van nu af aan neem ik hem onder myn Protectie, en leen hem proper welstantiam de hoedanigheid van myn Neef, die hy wel zal doen aan te neemen, dewyl in een Leger een Capiteins neef ruim zo veel gelt als de neef van de eerste borgermeester van ons Land bezit: zo dra ik de eer zal hebben van hem te zien, zal ik hem onderrigten wegens duizend beschimpingen die koopluiden, dewelke door de nieuwsgierigheid naar een Leger gelokt worden, te verwagten hebben, niet alleen van Officiers, maar zelfs van gemeene soldaten, die door een wondere gaaf Politiquen, en Negotianten, al is hun opschik nog zo militair, op 't eerste gezigt, van Krygsluiden weten te onderscheiden, en geen grooter pleizier vinden, als door duizend kunstjes en loopjes, die ze op den duim hebben zig t'hunnen kosten te diverteeren. Dog aan myn Neef zal niemand durven ruiken; Daar by zal ik beginnen met hem dagelyks in de regte houding, gang, styl, en zeden van een regtschapen krygsman te oeffenen, en voor al hem leren geen woord te kikken van zaken, daar hy geen kennis van heeft. Dog die bescheidentheid zal hem niet lang tot een last | |
[pagina 170]
| |
strekken. UE. weet dat ik de gansche laatste oorlog heb bygewoont, en niet dom genoeg ben om van iets dat de krygskunde aangaat onkundig te zyn; Deze myne ondervinding zal ik in 't werk stellen, om myn Neef alles wat hem voor oogen zal komen, nauwkeuriglyk uit te leggen, en ik kan hem verzekeren, dat ik hem binnen den tyd van veertien dagen in staat zal brengen van ruim zo bondig over krygszaken te spreeken, als veele van onze jonge Officiertjes die bewust dat het hun pligt is 't geen hun bediening betreft te weten, uit schaamte het zelve niet durven leeren. Ik maak my stout, dat hy op 't einde van 't Campement zig zo wel onderricht zal vinden, als of hy een Campagne of twee als Volontair gedaan had. [160] UE. kent my voor een man van eer, en derhalven zal UE. niet twyfelen of ik zal een vaderlyke zorg voor zyn beurs dragen, niets verwaarloozen om hem eer van zyn verteering te doen hebben, en hem hoeden voor zekere Ridders onder ons, die hoewel luiden van geboorte zig niet schamen in 't spel 't fortuin wat te helpen, en te ondersteunen, en die voornamentlyk vrezen zouden zonde te doen, indien ze de gelegentheid lieten voorby slippen van een Koopman op te ligten. Verders sta ik UE. borg, voor nog vier a vyf Capiteins ten naasten by van myn jaren en ervarentheid, die gereed zullen zyn op de zelfde conditien de zelfde diensten aan brave jonge Heren te doen, die zig zekerlyk des zullen bedanken en naar myne gedagten ondervinden, dat ze zelfs om hun gelt te menageeren, geen beter mesures zouden hebben kunnen nemen. By ongeluk is dat zoort van Capiteins wat schaars onder onze troupen, en zo 'er meer jonge Heeren de zelfde weg meenen in te slaan, zo zullen ze zig moeten behelpen in tenten van Luitenants en Vaandrigs die met hun beiden maar eene tent hebben, en onder dewelke het aan luiden van ondervinding niet mankeert. Ik blyve enz.
P.S. Na ryper overdenking, oordeel ik niet onraadzaam dat myn Neef, indien hem zulks aanstaat, de goedheid hebbe, my, voor onze uittogt, te Mastricht te komen vinden, om met het Regiment de Marche te doen; Dit zal hem van 't Krygsman leven reeds een nut denkbeeld doen hebben, my tyd geven om hem met eenige heilzame instructien te wapenen, en hem gelegendheid verschaffen om met de Officiers van ons Corps kennis te maken; en aldus zal hy ten naasten by beslaagen ten ys komen. [161] |
|