De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 153]
| |
No. 78. Den 25. July 1732. De Hollandsche Spectator.
Ut ameris, amabilis esto.
ovid.Ga naar voetnoot1
Heer Spectator,
't GEen ik in twee van uwe vertogen aangaande de huwlyks-liefdeGa naar voetnoot2 heb gelezen, overreed my u tot een raadsman te nemen. Zedert vier maanden ben ik getrouwt met een man die op alle wyzen myne liefde en agting waardig schynt, en dien ik verzekert moet wezen, dat naar die vereeniging alleenlyk uit een zuiver beginzel van tedere genegentheid gehaakt heeft. Tot nog toe word ik van hem behandelt met alle bedenkelyke tekenen van zagtheid en vriendelykheid; dog 't geen my ontrust is, dat ik te vergeefs de zelfde hevigheid in zyn liefde voor my tragt te vinden, die eertyds my zo aangenaam was, en dat zyn hartstogt ogenschynlyk zig bedaart en verkoelt, terwyl ik voel dat de myne dagelyks in leven en kragt toeneemt. 't Geen my eenigzins vertroost is uwe stelling, dat de huwelyks-liefde, zal ze bestendig zyn, en een nut vermaak aan de gehuwden verschaffen, hare ontroerende vuurigheid moet verliezen, om dezelven tot hunne nodige bezigheden niet onbekwaam te maken. Dog zulks belet my niet te vreezen dat de verkoeling van myn mans genegentheid by trappen wel [138] al te ver mogt gaan, en om zulks te beletten ben ik van gedagten geen middelen te verwaarlozen, die de deugt en betaamlykheid aan een eerlyke Vrouw | |
[pagina 154]
| |
kunnen toelaten. Dog vermids ik weinig ervarentheid heb, en voornamentlyk omtrent zaken van die natuur, heb ik, om myne pogingen wel te bestieren, goeden raad ten hoogsten van noden. Dezelve wagt ik van uw verstant, en ondervinding, en blyve uwe leerzame Vrindinne enz.
Om aan dit verzoek te voldoen zal ik, zonder orde, den loop van myne gedachten volgen, en eenige regelen die een deugdzame Vrouw met vrugt kan waarnemen om meestres van haar mans hart te blyven, hier ter neer stellen. De grond van dit gewigtig werk is zekerlyk dat een Vrouw met haar gansch gedrag toont dat ze de wezentlyke goede hoedanigheden bezit die haar de bestendige achting en eerbied van een man van verdienste waardig kunnen maken. 't Is niet mogelyk lang te beminnen, 't geen men in de grond veracht, met wat voor betoverende bevalligheden het zelve mag verzelt zyn. Dog hoewel de huwlyks-liefde zonder die agting niet bestaan kan, zo is het maar al te mogelyk dat gezegde achting met geen tederheid gepaart zy, en de liefde zomtyds overleve. Om zulks te myden moet een vrouw de kunst bezitten van haar verdienste behaaglyk en aanlokkelyk te maken, waar toe het gemakkelykste en zekerste middel is een aangenaam voedzel, zonder ophouden aan haars mans eigenliefde te verschaffen. Niets is natuurlyker als te beminnen 't geen in ons vermeerdert de beweegredenen om ons zelf te beminnen. Een Vrouw derhalven zal zelden missen de liefde in haar mans boezem aan te kweken, wanneer zy hem in haar gansch gedrag op de kragtda[139]digste wyze betoont, niet alleen dat ze hem ten hoogste waardeert, maar wel voornamentlyk, dat ze voor hem de uitgestrektste en hartelykste tederheid gevoelt. 't Is echter niet dienstig dat de bewyzen van die liefde altyd even groot zyn, en 't hart van een man in een geduurige rust laten, die 't zelve in gevaar zoude kunnen stellen van de gansche levendigheid van zyn passie te verliezen. Dezelve word gevoeglyk opgewekt door dat slag van aangename grilligheid, 't welk ik als 't karacter van een vrouwelyke ziel heb aangemerktGa naar voetnoot1, en 't geen met beleid aangelegt en getempert zynde de gemoedsbeweegingen gaande houd, en de zoetigheid van de liefde vernieuwt; 't Is gevaarlyk voor gehuwden noit 't minste verschilletje met malkander te hebben, en altyd even goed vrinden te zyn; Een gering misnoegen, dat noit egter uit eene wezentlyke oorzaak moet ontstaan, en noit zelfs den schyn van een | |
[pagina 155]
| |
kwade inborst, en van eene onderlinge veragting moet hebben, geeft aanleiding tot de onuitspreekelyke lieflykheid van een verzoening die de heugchelyke toestand in een verliefde ziel uitwerkt, daar ooit een sterflyk schepzel 't genot van kan smaken. 't Geen ik egter een eerlyke Vrouw die haars mans genegentheid hoog schat geenzins zoude durven aanraden, is 't verwakkeren van zyn hartstogt door 't middel van ieverzugt. Zulks kan wel aangaan in 't gedrag van een Vryster omtrent haar minnaar, die nog op haar hart 't minste recht van eigendom niet heeft. Dog in een Vrouw is het zeer hagchelyk, en hoewel het haar lukt, na het bereikte oogmerk, de ergwaan daar door opgevat, uit haar bemindes gemoed te doen verdwynen, en aldus die wonde te sluiten, het litteken blyft in 't gemeen, en door de kwade humeuren die daar naar toe vloeyen breekt de kwetzuur ligt weer op, en [140] aan deszelfs volkomen genezing is maar al te dikwils te wanhoopen. Een van de algemeenste en zekerste oorzaken die de liefde in 't hart van een man doet slyten, en dikwils ganschelyk verdwynen, is 't gedrag van Vrouwen, die na eenigen tyd getrouwt te zyn geweest verwaarlozen hare natuurlyke bevalligheden door de kleding eenig sieraad by te zetten; Ik vorder niet dat een Vrouw in haar huishouden opgeschikt zy als of ze zig altyd op een zalet bevond; Gansch niet, ook bedriegen zig de vrouwen met te denken dat pragt, kostelykheid, en de kundigste optoying haar in onze ogen bevalliger maken; 't Geringste kleedje, 't eenvoudigste hulsel, als 't maar net en zindelyk is, maakt de zelve indruk op ons, en 't kost de vrouwen weinig moeite, om ons in dit opzigt te voldoen. Dog die uiterlyke zindelykheid is geenzins genoegzaam om de liefde in 't manlyk hert aan te kweken, daar is een ander zoort van een innige zindelykheid, die de Mans hoger schatten als de schoonheid zelve, en door de afschuwelyke verwaarlozing van welke meer Vrouwen, als men zig wel verbeeld, 't hart van hare mannen verliezen, en hunne liefde in eene onverwinnelyke walging veranderen; Wat baat een helder halsdoekje, en welgewasse en keurlyk opgedane mouwtjes en lubbetjes, wanneer een man weet dat dezelven niet alleen vuile onderkleren, maar ook bemorste leden tot een dekmantel dienen? Hoe is het mogelyk dat een Man door de bezitting verkoelt, en wiens zinnen door zyn drift niet langer betovert worden, niet afgeschrikt word door 't gezigt van ongereinigde tanden die den adem besmetten en door de uitwaaseming van een ongezuivert hooft, een van de vieste voorwerpen, die een Vrouw onaangenaam kunnen maken. Ik zal om gewigtige | |
[pagina 156]
| |
reden niet ver[141]der intreden in die ontleding van de Vrouwelyke haveloosheid, te meer, vermids het overige en misschien het wezentlykste niet moeyelyk te raden is; Ik zal alleenlyk zeggen dat zodanige aanstotelyke onreinigheid in geen Vrouwen zo onvergeeflyk is als in de onzen, welkers zindelykheid de gansche waereld door beroemt is, en die op hare huizen zo uitermaten keurig zyn, dat ze niet alleen zorg dragen, dat alles wat zig aan 't gezigt voordoet van helderheid kraakt, maar ook de verhoolen hoeken en winkels van hare vertrekken met de vieste zorgvuldigheid doet uithalen en reinigen. Is het te begrypen dat hare kamers en haar huisraad haar waarder en dierbaarder zyn als de aangenaamste bekoorlykheden van hare eige lichamen? My is niet onbekend, dat zommige eerbare Vrouwen, en die genen inzonderheid, dewelke zig aan een kwalyk beredeneerde fynigheid overgeven, zig wysmaken, dat dusdanige innige zindelykheid voor een kuische vrouw onbetamelyk is, en met veragting overgelaten moet worden aan juffertjes, die van de renten van hare bevalligheden voorgenomen hebben te leven, en derhalven gedwongen zyn alle voorzorg aan te wenden om harer minnaren smaak op te wekken, en gaande te houden. Dog niets onnozeler als deze reden kan 'er bedagt worden. Hoe? mag een eerbare Vrouw niets gemeens hebben, met eene die de kuischheid schynt te hebben afgezworen? Om dat by voorbeelt de laatste vriendelyk en lieftallig is tegen hare Galants, is het daarom aan eene eerbare vrouw ongeoorloft hare verdienste op de zelfde wyze aan haar Man smakelyk te maken? Indien het waar is, volgens 't gemeen zeggen der fynen zelve, dat de uitwendige morzigheid geen heiligheid is, zo is het my onmooglyk te zien, dat eene wezentlyke zindelykheid met de ware deugt niet bestaan[142]lyk kan zyn. Dat meer is, al wierd die aangename voorzorg niet in 't werk gesteld om zig behaaglyk te maken, zo zoude het my altyd redelyk voorkomen, dat een mensch, 't zy man, of vrouw, voor 't huis van zyn verheeve ziel agting en eerbied genoeg hadde om 't zelve aan de vuiligheid niet ten prooy te geven. Met hoe veel te meer zorg derhalven moet die onreinheid gemyd worden, dewyl ze met de bestendigheid des huwlyks zo strydig is, dat dikwils om die eenige reden, zekere mans van hunne Vrouwen die, indien ze maar wilden, de beminnelykste des waerelds zouden wezen, dog die om hen alleen te behagen die moeite weigeren te nemen, die Ligtekoyen besteden om zig voor ieder behaaglyk te maken, de walg steken, en buiten's huis gaan zoeken,'t geen ze t'hunnent niet vinden kunnen. | |
[pagina 157]
| |
Op de zelfde wyze, en waarlyk met de zelfde ongegrondheid, word 'er dikwils door eene valsche nauwgezetheid geredeneert, aangaande zekere liefkozingen, door welke onze sex wonderlyk tot liefde aangelokt word, en die nogthans van zommige vrouwen als ongeoorlofde en met de kuisheid niet overeenkomende dartelheden verwezen, en verworpen worden. Dog zulks is mede niet zelden van een verderfelyk gevolg voor mannen, die door hun geweten niet nauw genoeg aan hun pligt verbonden worden. Waarom dog is het geoorloft en zelf billik voor een vrouw de aangenaamheid van het Tafel-vermaak ten behoeven van haar gemaal, door aangename soucen te vermeerderen? en waarom zoude het onredelyk en schandelyk voor haar zyn, in haar beminde op diergelyke wyze, een smaak van meer aangelegentheid op te wekken, en te streelen? Verwaarloost ze zulks, zo is het dikwils te vrezen dat hy handele, gelyk iemant, die [143] van de eenvoudige spys hem dagelyks opgedist walgt, en in een herberg ten dierste een maaltyd betaalt, die bekwaam is zyne afgesloofde smaak uit te lokken, en te kittelen. 't Geen ik hier zeg moet egter met oordeel, en in een bepaalde zin begreepen worden; Hier moet een zekere maat worden waargenomen, en 't is die vereischte getempertheid zelf, die de gevorderde toegevendheid van een vrouw, voor die gene wiens liefde zy tracht te behouden, regt aanlokkelyk maakt. De onbeschaamtheid moet zekerlyk uit het gedrag, zo wel als uit het gemoet van een eerbare vrouw gebannen blyven, en by geluk is het de onbeschaamtheid, die een vrouw nog walgelyker voor een keurig man maakt, als de grootste koelheid zelf; Deze regel gaat zo vast, dat de veragtelyke schepzels, die haar kostwinning van de Galantery maken, schoon ze alle schaamte uitgeschud hebben, zo ze haar handwerk nogthans maar wel verstaan, haare onkuischheid door eene kunstiglyk nagebootste beschaamtheid weten te verbloemen, en bekoorlyk te maken. Verre daar van daan derhalve dat het dienstig voor een Vrouw is tot eene onbepaalde dartelheid uit te spatten, is het haar grootste belang eene zekere middelmaat te houden, tusschen een al te groote weigeragtigheid bekwaam om haren beminden te pynigen, en zekere al te aanhalende liefkozingen die hem zouden kunnen verzadigen. Hare weigering zelf, behalven dat ze door haar natuur het geweigerde aangenamer en wenschelyker maakt, kan nog de kragtigste uitwerking op 't verliefd gemoet van een man doen, indien ze niet uit eene natuurlyke koelheid en ongevoeligheid schynt te spruiten, maar bewimpeld is met een teerhartige zorg voor zyne gezontheid, en wel wezen. Op geen min krag- | |
[pagina 158]
| |
tige wyze kan hare toegevendheid 's mans [144] hart tot haar trekken en telkens nauwer aan haar verbinden, indien de zelve voornamentlyk uit eene hevige liefde schynt voort te vloeyen, en indien ze aan de betaling van hare schuld telkens de gedaante van een nieuwe en verpligtende gunst weet te geven. Dog waar toe is al die oplettendheid nodig? zeggen zommige vrouwen. Een man is verbonden zyn vrouw, die anderzins de nodige huwelyks deugden bezit, te beminnen. 't Is zyn pligt, en hy moet zig van de zelve kwyten. Ja; als hy kan, en 't is de pligt van een vrouw hem het waarnemen van de zyne mogelyk en zelfs aangenaam te maken. Ik moet bekennen, dat ik deze aanmerkingen op zo een netelige stof, met eene zekere ongerustheid voor den dag heb gebragt, wel bewust, dat onder myne uitdrukkingen, hoe zorgvuldiglyk ook naar myn uiterste vermogen bewimpeld, denkbeelden schuilen, die op zommige gemoederen eene aanstotelyke indruk kunnen maken, dog 't geen my gerust gesteld heeft is de verzekering dat een zedemeester, gelyk een Anatomist, dog met meer verbloeming, in zekere opzigten, als een Philosooph mag spreeken, en dat deze myne lessen van zo een uitgestrekte nuttigheid zyn, dat derzelver verwaarlozing de algemeenste oorzaak is van der mannen onbestendigheid in de huwlyks-liefde.
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 'sGravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar; Leeuwaarden, Strik. &c. [145] |