De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 122]
| |
No. 73. Den 7. July 1732. De Hollandsche Spectator.Dicit Hesiodus eum primum esse virum, qui ipse consulat, quod in rem sit; secundum, qui bene monenti obediat; qui nec ipse consulere, nec alteri parere scit; eum extremi ingenii esse.Ga naar voetnoot1 MOliere, die myns oordeels nog onder de oude, nog onder de nieuwe Toneeldigters zyns gelyke niet heeft, in de kunst van de menschelyke gebreeken en grilligheden in derzelver volle belagchelykheid af te schilderen, voert in een van zyn stukken een vader in, die verleegen wegens de droefgeestigheid van zyn eenige Dogter, goedvind met eenige goede Vrinden omtrent de middelen, om de zwaarmoedigheid te verdryven, raad te plegen. Onder die Raadsluiden bevind zig een Ledikant-maker, dewelke oordeelt dat niets bekwamer is om een jonge Dogters imaginatie te verheugen, als dat zy zig van alle kanten omringt vind, met een aangename verscheidentheid van de levendigste kleuren, en derhalven raad hy zyn Buurman de jonge juffers kamer te doen behangen, met een fray tapyt, en hy bied zig zelf aan om haar dit deftig hulpmiddel tegens haare melancholy te verschaffen. Een tweede die een Juwelier is, houd staande dat niets zo veel | |
[pagina 123]
| |
kracht heeft om den geest van een juffer te vervroly[98]ken, als het cieraad 't welk de glans van schitterende gesteentens aan hare bevalligheden kan byzetten; dog een Nigt van den ouden Man en na zyn dogter, zyn naaste erfgenaam, verwerpt alle die remedien als vrugteloos, zy is van gevoelen dat de zwaarmoedigheid nergens meer behaagen in schept als in de eenzaamheid, en dat dienvolgens de Vader geen beter weg zoude kunnen inslaan, als het droefgeestig juffertje tot het klooster-leven te schikken; In een woord ieder oppert als het voordeligste voor de melancholyke schoonheid 't geen het best met zyne eigen belangen overeenkomt: Een heilzame les voor alle die genen die door eens anders verstand 't hunne willen verligten, om zig noit in 't minste te betrouwen op luiden die eenig interest kunnen hebben in de zaak over welke hun raad gevordert word, of welkers raad op hunne eigene voordelen een natuurlyke betrekking heeft. Dog zo dit een gemeen gebrek is in die genen van wiens raad men zig tracht te bedienen, wat menigvuldige dwaasheden bespeurt men niet in hen, die tot eens anders oordeel hun toevlugt schynen te nemen, om naar 't zelve hun gedrag te richten? De gesteldheid in welke een raadgever behoorde te wezen is of eene volstrekte onverschilligheid, en een geschiktheid, om zonder de minste moeite zig aan 't goeddunken van wyze en oprechte Vrinden over te geven, of wel een voorzigtig mistrouwen op zyne eige doordringenheid, dewelke hy vreest dat uit de natuur zelf genoegzame kragt en licht ontbeert, of dat door driften, neigingen, en vooroordelen benevelt en verblint kan zyn; Dit nederig mistrouwen moet gevoegt zyn by een onwrikbaar voornemen, om den afgevorderden raad onpartydiglyk te overwegen, en om dezelve wigtig bevonden zynde aan te nemen, en werkstellig te ma[99]ken. Verders is het hem ten hoogste nodig, om zyn voordeel met den verzogten raad te kunnen doen, met de uiterste zorgvuldigheid te verbergen, waar heen zyne neigingen hellen en welken raad hem het behaaglykst zou voorkomen, op dat aldus de reden van den Raadsman door deszelfs toegevendheid niet gedwarsboomt worde, en deze, in plaats van 't geen waar en heilzaam is, niet voor den dag brenge, 't geen hy merkt dat aangenaam zal zyn. Hoe ver bevinden zig de meeste raadvragers buiten het beschreeven character. Hoe zelden gebeurt het dat ze 't onderwerp van de raadpleeging met de nodige eenvoudigheid beschryven, en in 't verband van alle de omstandigheden, die vereischt worden, om 'er een bondig oordeel over te vellen? In een ogenblik ziet men op wat wyze ze graag wilden geraden | |
[pagina 124]
| |
wezen. 't Geen ze geneigt zyn te verwerpen komt naakt, verduistert, zonder de minste opschik te voorschyn; in tegendeel 't geen ze wenschen te omhelzen, word volgens al hun vermogen opgepronkt, en in 't voordeligste ligt geplaatst; ze beschryven de zaak niet; ze bepleiten dezelve, ze worden Advocaten, en ze trachten den verzogten raadgever in een Rechter te veranderen welken ze zoeken t'hunnen behoeven te overreden, en zelfs met een valse welsprekendheid te verrassen, en in te nemen. Lucius by voorbeelt gaat Crito t'zynen huize vinden, hy overlaad hem met complimenten en liefkozingen; Mynheer, zegt hy, niemand kend beter als ik uwe wysheid, ondervinding, en oprechtigheid; daar by heb ik altyd staat gemaakt op uwe vriendschap voor my en op uwe ware aankleeving aan myne belangen; Dit alles moedigt my aan om uwen openhertigen raad te verzoeken over een zaak van 't uiterste gewigt, en waar 't geluk of ongeluk van myn overig leven ten grootsten de[100]len kan afhangen, in een woord, over een tweede huwelyk 't welk my van verscheide andere verstandige Vrienden aangeraden word. De juffer is van een fatsoenlyke geboorte, en goede opvoeding, zy bezit alle de bevalligheden van ligchaam en geest die een Vrouw beminnelyk kunnen maken, en ik moet bekennen, dat ik voor haar een hevige liefde gevoel, die ik niet zonder de grootste en pynelykste poogingen zoude kunnen overwinnen. 't Is waar dat de jaren vry wat verscheelen, en dat ik makkelyk haar Vader zou kunnen wezen, dog ik ben gezond, sterk, en jeugdig van herte, en 't past niet kwalyk dat een huisvader aan zyn ouderdom eene bezadigde deftigheid ontleend. Daar by schynt de juffer daar mede wel in haar schik, en, zo ik my niet bedriege, ziet zy myne geringe verdienste met geen onverschillig oog aan. Ik moet u ook zeggen dat zommige neuswyze bedillers aan de vrolykheid en lugthartigheid van de juffer zig stooren; Dog 't is niet alleen zeker dat vrolykheid geen ondeugt is, maar ook dat een bejaard man meer als een ander een vrolyke Vrouw van noden heeft om zig van zwaarmoedige luimen, die aan de gezondheid zo schadelyk zyn, te behoeden. My word nog tegengeworpen van luiden, die zig door de geldzucht laten beheerschen, dat de Dogter gansch niet ryk is, en dat ik verpligt zal zyn by huwelyksche voorwaarden haar al vry wat te bevoordelen; Dog ik heb altyd eene verfoeying gehad voor een laage ziel, wiens liefde door de gierigheid bestiert word, en myns oordeels is 'er niets dat de edelmoedigheid zo streelt, als het vermaak van een bemind voorwerp in een gelukkige toestand te plaatzen. De beweegreden nogthans die my wel 't meest van | |
[pagina 125]
| |
dit huwelyk zouden kunnen doen afzien is het misnoegen van myn drie huwbare kinderen, [101] die met regt vreezen door 't zelve benadeelt te worden; Dog ik heb noit my zelf kunnen wysmaken, dat de vaderlyke liefde van een eerlyk man vordert, zyne innigste vergenoeging aan 't welzyn van zyne kinderen op te offeren, voornamentlyk wanneer dezelven, hoe het ook gaa, genoeg zullen hebben, om met eer door de waereld te komen; zo dat alles overwogen zynde, ik geen reden kan vinden die my dwingt myne krachten, misschien vrugteloos, aan te wenden, om myne liefde te vermeesteren, en een verbintenis die my zo veel aangenaamheid belooft van de hand te wyzen. Wat zal de verstandige Crito hier aanvangen? Hy ziet baarblykelyk, dat in den staat, waar in Lucius zig bevind, de beste raad de minste verandering in zyne voorneemens niet schynt te kunnen maken; Hy is te oprecht om door een valsch oordeel 's mans geneigtheid te vleyen, en te bedagtzaam om zonder eenige hoop van nuttigheid zig deszelfs haat op den hals te halen. Hy kiest een middelweg; Hy houd zig aan gemeene praatjes over de onzekerheid van 't geluk of ongeluk dat van dusdanig huwelyk te verwagten staat, en over de roekeloosheid van een raad, te wagen omtrent een zaak, die tegens alle waarschynelykheid aan wel of kwalyk kan uitvallen, en aldus zend hy Lucius heen bykans zo vergenoegt over 't niet afraden van zyn huwelyk, als of het hem nadrukkelyk was aangeraden geweest. De omzigtigheid van Crito word door den uitkomst geregtvaardigt. Het leyd geen twee dagen of de ondertrouw wordt tusschen Lucius en zyn beminde geviert, en wanneer hy zyns Vriends oordeel deswegen kwam verzoeken, was hy reeds zo ver ingewikkelt, dat hy onmoogelyk weder te rug kon, zonder den naam van een wispeltuurig, en zelfs van een oneerlyk man te verdienen. [102] Maar hoe is het te begrypen, zal men zeggen, dat een mensch die niet absoluit van zyne zinnen berooft is, met een ernstig gelaat iemands oordeel gaat verzoeken, over een gedaane zaak, in welke hy niets wil of kan veranderen? Wat mogelyke beweegreden is 'er te vinden aan welke men zo een spooreloos gedrag kan toeschryven? Dezelve is zo ver niet te zoeken als men zig wel verbeeld; Een man gelyk Lucius, hoewel hy zyn best doet om zyn aandagt aan zyn reden te onttrekken, word door dezelve nu en dan onverhoeds overvallen en gewaarschuwt, dat zyn drift hem een dwaas voornemen staat te doen uitvoeren, 't welk mogelyk een eeuwig berouw naar zig zal slepen. Zulks maakt dat hy het met zig zelve niet eens is, en noit is een mensch wezentlyker ongelukkig als wanneer een burgerlyke | |
[pagina 126]
| |
oorlog in zyn boezem woed. Wat zal hy by de hand nemen, om dezelve te stillen? Zal hy de reden byspringen, om de hartstogt te helpen overheren? Zulks is in 't gemeen te moeyelyk, en kan van de zwakke menschelykheid nauwlyks gevergt worden. Hy kiest liever alle mogelyke vooroordelen by malkander te rapen, en daar van een wal tusschen zyn reden en zyn aandagt op te werpen. 't Oordeel van verstandige luiden is eene van de vooroordelen daar in diergelyke gelegentheid de meeste hulp van te verwagten is. Hy vordert 't zelve, op hoop dat met zyn voornemen kunstig te verbloemen en te verzieren hy met een aangename goedkeuring zal begunstigt worden; Hoewel hy dezelve, met het geen hem voordeelig is te opperen, en 't geen hem nadelig is te verduisteren, en derhalven door een zoort van bedrog zomtyds erlangt, zo weet hy te vergeten dat hy bedrieglyk heeft gehandelt. Hy maakt zig zelf wys, dat zyn voornemen, niet zo als hy het heeft voorgesteld, maar gelyk het [103] in zyn natuur is, door 't oordeel van een wys en oprecht vriend is bezegelt; dit stelt hem gerust, hy word met zig zelf bevredigt, en de inwendige kryg houd in zyn boezem op. Niets is 'er gemener als zig op diergelyke wyze te verschalken, om zig met zig zelf te verzoenen, en 't is zeker dat van tien reizen dat een mensch bedroogen word, hy negen malen zyn eige bedrieger is. 't Geen nog ten hoogste ondragelyk is in menschen die iemand met den uitersten iever parssen om hen met een oprechte en rondborstige raad by te staan, en plechtelyk beloven dat de waarheid, hoewel aan hunne eigenliefde nadelig, hen niet onaangenaam zal zyn, is datze tot gramschap worden vervoert, zo dra de bedrogen raadsman iets voor den dag brengt, waar door 't pluimstrykend denkbeeld dat ze van hunne verdienste vormen beleedigt word. Deze trotze grilligheid heeft voornamentlyk plaats in Luiden, die zig boven anderen verheven vinden, geen gemeenzaamheid met de waarheid hebben, zig een reden van hun rang maken, en bykans onmooglyk oordelen, dat ze nevens den gemeenen man aan groove misslagen kunnen onderhevig zyn. Ik heb hier van onlangs een aanmerkelyk voorbeeld geleezen, 't welk ik niet ondienstig oordeel myn Lezer mede te delen. De Heer ColbertGa naar voetnoot1, een der grootste en schranderste staatsdienaren van Lodewyk de veertiende, verzekert zynde dat de koophandel gevoegt by de natuurlyke voort- | |
[pagina 127]
| |
brengzelen van zyn Vaderland het zelve boven alle de andere ryken van de waereld zouden bloeyend en kragtig maken, hadde om de zelve aan te kweken alle middelen die hem zyn uitgestrekt verstand kon opdoen, in 't werk gesteld; Dog hy bevond dat in menigvuldige opzigten de uitkomst zyne pogingen niet beantwoordden, en 't was hem onmogelyk te bedenken, [104] waar het aan mogt haperen. Om daar in het nodig ligt te verkrygen vond hy goed een klein getal van de aanzienlykste en afgerichtste kooplieden t'zynent te ontbieden en met hun raad zyn voordeel te doen. Die Heren gehoorzaamden en wierden van den staatdienaar, die hen van noden had, met de vriendelykste beleeftheid ontfangen. Hy maakte hen aanstonds de reden bekent waarom hy ze t'zamen had doen komen, en wanneer hy zag dat niemand de eerste wilde wezen, om aan zyn verzoek te voldoen, bemerkte hy zonder moeite dat de vrees van hem door 't opperen van onaangename waarheden te belgen, hen den mont sloot; Hy verzekerde hen hier op met allen mogelyken ernst, dat hy van hen een volkomene openhartigheid verwagtte, en eischte, en dat die geen die hem 't rondborstigst zyne gedagten zou uitdrukken zyn beste vriend zoude wezen. Deze betuiging gaf de kooplieden moet, en de oudste onder hen, die zo verstandig als opregt was, en de taal en zeden van 't hof noit had gekend, het woord nemende; Mynheer, sprak hy, dewyl U Excell: my dan beveelt op deze gewigtige stoffe myne gedagten zonder bewimpeling te uiten, zal ik rond uit zeggen, dat wanneer U Excell: aan 't bewind der zaaken gekomen is de wagen van den koophandel aan de eene zyde omver lag; 't Is waar gy hebt ze weder opgerecht, dog by ongeluk hebt gy ze aan de andere zyde weder om ver geworpen. Door die stoute taal wierd de wyze Colbert door de trotsheid aan zyn rang en Character gehegt, onverhoeds en tegen zyn voornemen aan zig zelf ontrukt; Hy wierd rood van spyt en gramschap, en den Raadgever met verontwaardiging aanziende, weetje wel, jy kameraat, sprak hy, wie je voor hebt; Heel wel, was het antwoort, en ik vraag U Excell: duizentmaal om pardon wegens myne dwaasheid van haar op haar woord gelooft te hebben. De staatdienaar wat bedarende trachtte vrugteloos de mening der anderen te weten, met het betrouwen op zyn verzekeringen was 't gedaan, en hy vond zig genoodzaakt de vergadering onverrigter zaken te doen scheiden. [105] |
|