De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 90]
| |
No. 68. Den 20. Juny 1732. De Hollandsche Spectator.
Prout cuique libido est,
Siccat inaequales calices conviva, solutus
Legibus insanis.Ga naar voetnoot1
ONlangs ben ik verzogt geweest by fatsoenlyke Borgers om deel te nemen in 't vieren van des huisvaders verjaar-feest. Ik moet zeggen dat ik 'er met zo een hartelyke vriendelykheid onthaald wierd, dat zulks my bevestigde in myn gevoelen, wegens het behagen, 't welk een liefhebber van geoorloft en redelyk vermaak in den omgang met luiden van een middelbare staat, meer als in de t'zamenleving met anderen, noodzakelyk vinden moet. Indien myn vergenoeging door eenige ongerymtheden nu en dan wierd gestoord, die onaangenaamheid kon niet aan myne beleefde onthalers, maar wel aan zommige dwaze en ingewortelde gewoontens, en lompe mistastingen betreffende de ware beleeftheid geweten worden. Wanneer ik in de eetzaal trad en myn ogen op de Tafel sloeg, vond ik de zelve zo bezet en overladen met schotels, en digt in een gedrongene assietten, dat 'er naauwlyks plaats voor de borden overbleef; en ik wil gaarne bekennen, dat door het gezigt van dien overvloed van spyze myn eetenslust eer verflauwde als opgewekt wierd. Maar wat was 'er een werk, wat onderlinge tegensparteling, eer ieder [58] aan tafel was gezeten? Wat al complimenten, zo | |
[pagina 91]
| |
zot als onnodig, wierden 'er den hals gebroken over den rang der plaatsen, dewyl het scheen dat ieder een absolut besluit had genomen van 't hoger einde des tafels liever ledig te laten, als zelfs te bekleden; Wanneer echter 't eene schaap over den Dam was, volgden de andere met wat meer gemak en spoedigheid, en ik zag eindelyk tot myn grote verligting, Man en Vrouw t'allen zyde naast den anderen gezeten, gelyk ook de jonge luiden van beide sexen, die onderstelt wierden van malkander niet afkerig te zyn, mede waren by een geschikt. Tot nog toe was ik blyven staan, niet tegenstaande de herhaalde nodigingen, om tog myn plaats te nemen, had ik zulks met een Myn heer uw onderdanige Dienaar, geweigert, uit reden dat ik onbeleeft oordeelde te gaan zitten, terwyl twe jonge Juffertjes, beide Nigten van de familie, en die omtrent van de zelfde jaren schenen, als verpligt de eer van 't huis te helpen ophouden, nog op de been waren. Onderwylen had de spys al de nodige tyd gehad om koud te worden, en een goed gedeelte van hare smakelykheit te verliezen. Ik hoopte echter dat het nu met de pligtplegingen wel haast zoude gedaan wezen, doch hier in bedroog ik my lelyk. Die twe zoete Nigten willende op haar beurt aan 't gezelschap de vrugten van een goede opvoeding tonen, begonnen met een grote iever aan het complimenteren te vallen, Nu Nigtje gaat dog door, dat bid ik u, hier is immers u plaats Nigtje. Maar heden, Nigtje, ik weet immers wel beter; ik verzoek je Nigtje, ga jy daar zitten, je bent 'er het digtste by, wat hoeven we zo veel commotie te maken? Maar neen, Nigtje; ik zou het zeker niet doen, ik hoop dat je me voor zo onbeleeft niet versleit. Ey wat, Nigtje, zit tog maar, waar dienen al die complimenten [59] toe. Maar heden, Nigtje, neen tog niet, ik zal 't absolut niet doen, hoe kanje ook nu zo wonder wezen; Als 't 'er al op aan komt, Nigtje is immers de oudste. Dat laatste woord had klem; Het wellevend geschil dat op 't laatst al eenigzins naar kyvery begon te zwemen hield op. Als 't dan zo wezen moet en zo wezen zal, 't is wel dan, zey 't oudste Nigtje met een misnoegd gelaat, als of haar groot ongelyk geschiedde, en daar op ging zy zitten, gelyk d'andere, die mogelyk tegens wil en dank den stryd gewonnen had, mede deed, en eindelyk afgemat door alle die aangename disputen, viel ik neder op een stoel, die naast de hare was, met een wel gegronde hoop, gelyk ik my verbeeldde, van aan 't eten te raken. Nauwlyks had ik iets in de mond gestoken, of ik wierd van een myner buuren gewaarschuwt, dat myn juffrouwtje niets op haar bord had. Hier op herinnerde ik my zekere grondregels van de burgerlyke wellevendheid, die de Mans verpligten de | |
[pagina 92]
| |
Vrouwen by hen gezeten op te passen en voor te dienen, als of ze geen handen hadden. By geluk was het kind niet groot van eten, en viel vry wat weigeragtig, waar door ik nu en dan tyd had van my zelfs ook wat te bezorgen. Ondertusschen zou ik wel een glas wyn geeischt hebben, maar ik zag dat niemand zulks onderstond, en daar uit begreep ik, dat de beschaafdheid van de gasten vorderde niet te drinken, voor dat het den Heer van het huis behaagde dorst te hebben. Dit gelukkig ogenblik kwam eindelyk, en dewyl 't eerste glas een glaasje van wellekomst was, was het zo dra niet ingeschonken, of 't was geledigt, dewyl het waterzootje, daar in 't begin wel 't meest van gepeuzelt wierd, op een pintje gezouten was, en, gelyk men zegt, een recht haakje was, om een kannetje aan te hangen. Maar het twede, dat [60] gevult wierd, ging op ver na zo gemakkelyk niet door. Daar ontstont in 't gezelschap een algemene twist of de gezondheid van de Vrouw van 't huis of wel van een andere bedaagde juffer zou gedronken worden. Hier op verdeelde men zig in twe partyen, die ieder haar stuk op 't hevigste staande hielden; men zogt zelf malkander te overschreeuwen; Eindelyk behaalde het statig gezag van den onthaler de zegen, en de oude Juffer moest het hagje laten gleien, en toelaten dat haar gezondheid de voorrang had, schoon ze wel tienmaal herhaalde, dat z'er tegens protesteerde; en men besloot genoegzaam met eenparigheid van stemmen, dat in de rang van Vrouwen en Mans, de gezondheid van den Heer en Vrouw van 't huis 't hek zouden sluiten. Aldus raakte het twede glaasje, dat reeds vry verschaald was, en zyn aangename koelheid had verloren, eindelyk, en ten laatste binnen; Diergelyke twist rees weder op nieuws, zo dikmaals als 'er een nieuwe gezondheid wierd ingesteld, vermids ieder die eer, met schyn van de uiterste ernst, altyd op een ander wou verschuiven; By geluk waren 't meest alle luiden van een gelyke staat, en derhalven, was het onderzoek wie d'oudste, en wie getrouwd, of ongetrouwd was, een genoegzaam middel om in ieder byzonder geval een voldoenend vonnis te stryken. Die ronde met grote tusschenspatiën, en een verdovend geschreeuw eindelyk volbragt zynde, moesten 'er de Mans aan geloven, en hoewel het hier mee aan protestatiën niet mankeerde, moet ik echter zeggen, dat het zig wat beter vleide, en veel gemakkelyker afliep. Wanneer echter de Heer van 't huis zyn beurt zoude hebben raakte het gezelschap in een nieuwe tweespalt, dewyl de een staande hield dat hy, dewyl hy 't onderwerp van de tegenwoordige verlustiging was, met het drinken van een onder[61]scheiden glas behoorde vereert te worden, en | |
[pagina 93]
| |
andere beweerden dat zulks nog niet te pas kwam, en in 't byzonder en met groter plegtigheid daar na moest geschieden; Dezen dreven het door met een ongelyke meerderheid van stemmen, en aldus raakte men ten einde de particuliere gezondheden, 't nagericht wierd met eene cierlyke flankering opgezet. Door deze aangename en door my langverwachte verandering van het toneel wierd ik niet weinig verligt, en verheugd; Terwyl men bezig was met het eten af te nemen, was het of ieder schotel niet van de tafel, maar van myn schouders, aan wien ze tot een ondragelyke last gestrekt hadden, wierden afgeligt. Noit heeft een uitgehongerd mensch met een gevoeliger genoegen goede spys zien te voorschyn komen als ik deze zag vertrekken; Al hadde ik al de reven uitgebonden van een maag gelyk die van Aarnoud van Overbeek gulziger gedagtenis, het zoude my nog onmogelyk zyn geweest al de spys te laden, die my op ieder ogenblik, met een gestadig verwyt wegens myn soberheid, en met dringende en onophoudelyke nodigingen tot iets te nuttigen, wierd aangeboden. Ey ik bid u, Myn heer, bied den mond dog wat; men is immers aan tafel om te eten; Kom laet ik u een weinigje van dat pastytje geven, ik verzeker u dat het zo kwaat niet en is; Of wil Mynheer liever gediend wezen van een ribbetje van dit Lamskwartiertje; 't Is zeker ook puur of je onze geringe portie versmaad. Men weet wel dat Mynheer beter gewend is, dog ik wil nogthans hopen, dat 'er ten minste iets van uw smaak op tafel zal wezen. Alle deze lastige gedienstigheden moest ik zonder ophouden beantwoorden, met diepe buigingen, en met verzekeringen, dat alles wonder naar myn smaak was, en aldus was 'er niets dat my meer stoorde in myn eten, als de aansporingen zelfs, die door my opge[62]volgt my tot barstens toe zouden opgevult hebben. Ik wist dat ik diergelyke verdrietige complimenten, wat het dessert aangaat, zo zeer niet zou te vrezen hebben, dewyl de voornaamste stukken van 't zelve in diergelyke huizen gemeenlyk 's avonds met de koude bouten weder worden opgezet. Toen was het de rechte tyd om met een gedistingueert glas den Hospes Heil en Zegen in zyn nieuw begonne jaar toe te wenschen; By geluk was ik de eerste die om 't waarnemen van die pligt dagt, en een bokaaltje hebbende geeischt, kweet ik my van de zelve in weinig woorden en met de uiterste eenvoudigheit. Ik twyfel niet of myn mager kompliment moet met veel veragting aangehoort zyn geweest, dewyl die genen die my volgden aan hunne bestudeerde en uitgerekte zegenwenschen, wel andere zwierige krullen, en drajen gaven; Daar waren 'er onder, die half zo lang waren als Engelsche predicatien, en | |
[pagina 94]
| |
treffelyk gestoffeert met verscheidene texten uit de Heilige Schriftuur. Om het spel te volmaken kwamen 'er ook twe of drie verjaardigtjes voor den dag, die hoewel van de elendigste lamheid, echter by de genen, die de poëzy even zo weinig verstonden als de makers, de roem wegdroegen, dat ze recht zoet waren, en zelfs van zommigen tot den hemel toe verheft wierden. Gelyk tog alle de waereldsche zaken een einde hebben, zo eindigde deze lastige ceremonie mede, en zulks scheen de algemene vreugde van 't gezelschap een nieuw leven by te zetten; De kelen waren ondertusschen droog geworden; Dog daar wierd wel haast raad in geschaft; Een ander bokaaltje kwam voor den dag, uit het welk de gezondheid van alle de gasten in de zelfde order als voorheen wierden gedronken, dog by paren, ieder man met zyn vrouw, en de jonge lieden zo als ze by malkander gezeten [63] waren. 't Is niet uit te spreken, met wat nauwkeurigheid opgepast wierd, dat den eene niet minder in zyn glas wierd geschonken als en andere; 't Mogt geen strobreed schelen; Geen protestatiën van verkoudheid, zwakke maag, en varsche herstelling uit de een of d'andere onpasselykheid, konden hier baten. Zo iemand verzogt zyn wyn met wat water te mogen lengen, 't wierd hem afgeslagen, als of hy aan de onbetamelykste eisch des aardbodems zig had schuldig gemaakt, en als of al de Amsterdamsche regenbakken op nieuws waren uitgedroogd; Men zou gezworen hebben dat die zo eene ongerymde zaak durfde voorstellen voorgenomen had den gene, wiens gezondheid was ingesteld, te beledigen, en voor eeuwig van zyn eer en reputatie te beroven. Hoewel de Vrouwtjes met meer zagtheid wierden behandelt, en met half gevulde glaasjes konden bestaan, zo misten ze niet malkander te betrappen, op 't minste sluikerytje, en die genen die 't eerste aan de Conditie had voldaan, droeg wel zorg, dat ze op de zelfde voet, op welk zy voor had gegaan, stiptelyk gevolgt wierd. 't Wierd eindelyk tyd van de maaltyd te eindigen, waar op de Dames wel 't ernstigste aandrongen, dog daar kon niet ingetreden worden, voor dat 'er eerst een glaasje van vrindschap in 't rond was gedronken, 't welk, 't zy men op- of nedersprong, nog moest gevolgd worden van een glaasje van innige vrindschap, en dat weder van een ander van de alderinnigste vrindschap. Eindelyk zetten al de aangezigten zig schielyk in eene ernstige plooi, en de maaltyd wierd besloten met een dankzegging, zo lang als 't gebed waar mede de zelve begonnen was, en die ten minste vyf a zes minuten duurde, vermids ieder zig een eer scheen te maken van niet spoediger gedaan te hebben als een ander. Ik dagt [64] ten minsten toen | |
[pagina 95]
| |
met grond my te konnen vleien van uit de kamer te raken, maar ik vond een dwarspaal in myn weg die eerst moest vermeestert worden, en niet tegenstaande al myne tegenspartelingen, wierd ik zo wel als de anderen verpligt, nog een glaasje van de gratie, te ledigen. Hier op wierd het gezelschap in twee partyen gesplitst, de Vrouwtjes marcheerden af om een kopje thee te drinken, en de mans naar een lugtje genomen te hebben, traden in een klein vertrek, alwaar ze mol,Ga naar voetnoot1 wyn, pypen, tabac en al het geen tot gemakkelyk en zindelyk roken vereischt word, vonden. Ik wierd wel haast gemist, dewyl ik naar even in dit kamertje getreden te hebben, ter sluips de Vrouwen gevolgt had, en ik zou zekerlyk met geweld daar van daan zyn gesleept geweest, had ik niet op 't ernstigste betuigt, dat het my onmogelyk was den tabak rook te verdragen. Dog zonder de protectie van de Vrouw van 't huis zou my die verschoning weinig geholpen hebben. Ik dronk dan een theetje, en speelde een kaartje met de Juffers, tot dat ons aangezegt wierd dat het Avondmaal gereed was. Hier waren de ceremonien min menigvuldig en lastig, dewyl ieder zyn oude plaats bekleedde, en de conditien de voorige orde volgden. Daar by was de conversatie levendiger, schoon vry wat onbezuist, en men zoende lustig aan beide de kanten, 't geen my niet kwalyk aanstond volgens het bekende spreekwoord, dat Oude voerluiden nog graag het klappen van de zweep horen. [65] | |
[pagina 96]
| |
Uit Die Maniere und das Leben derer Holländer des namittags. Amsterdam, Theodorus Danckerts, z.j. Historisch Museum Rotterdam, Atlas Van Stolk nr 2993 (3).
|
|