De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 57]
| |
No. 63. Den [2]. Juny 1732.Ga naar voetnoot1 De Hollandsche Spectator.
Audaces fortuna juvat.
virgil.Ga naar voetnoot2
IK geloof niet dat 'er iets zeldzamer in de wereld gevonden word als een ware verdienste, die zonder steunzel van rykdom of geboorte, der groten gunst wint, en zig daar door tot een aanzienlyke staat verheft. De reden daar van is zo zeer niet te zoeken in de liefdeloosheit van verhevene luiden omtrent verstant en treffelyke hoedanigheden, als wel in 't gedrag van de ware verdienste zelf, die zig nergens, als door hare eigene kragt ondersteunt voelt, en door een geduurig mistrouwen op haar zelve zig met geen genoegzame bevalligheid weet op te pronken. In alle hare handelingen komt ze te voorschyn met eene schroomagtige omzigtigheid, die haar natuurlyke luister t'enemaal verdooft. Eer ze spreekt, overlegt ze, of haar gedagten wel waardig zyn het licht te zien, ze tracht een gevoeglyke geschiktheid aan hare uitdrukkingen te geven, voor dat ze de zelven durft wagen, en na al die aangewende voorzorg stameltze de zelven uit met een lage en bevende stem, die niemands gehoor opwekt, en die 't aardigst, en deftigst dat gezegd kan worden, doet verwaarlozen, als of ze haar mond niet eens had opengedaan. Dit slegt gevolg vermeerdert hare [18] vreesagtigheid en dwingt haar zig te verschuilen in een stilzwygen, dat gevaar loopt van voor een natuurlyke dofheid van geest versleten te worden, en | |
[pagina 58]
| |
waar door haar geselschap lastig en verdrietelyk word. Heeft ze door schriften eenige agting en roem verkregen, zo heeft men zomtyds wel eenige eerbied voor haar, maar men veroordeelt haar tot de studeerkamer, daar ze alleen met de volkomen glans van haar natuurlyk licht weet voor den dag te komen. Ik beken dat deze schroomagtigheid als een nauwlyks afzonderlyke eigenschap van de hoogste verdienste zelfs kan aangezien worden, en dat, dewyl de vrees van zig te zeer te verhoogen haar als eigen is, het billyk zoude zyn, dat de Groten die eenige achting voor haar hebben, haar de hand boden, om haar op te heffen, en een geruste vrymoedigheid in te boezemen. Doch ik kan niet zien dat die vreesagtigheid haar als een deugd toegerekend moet worden, en dat eene edelmoedige, doch gematigde vrypostigheid, steunende op de kennis en regtmatige schatting van hare waarde, en bekwaam om haar de weg tot geluk en aanzien te banen, haar niet veel gevoeglyker zoude zyn, als eene lage bedeestheid, die haar onkenbaar maakt, en de vergelding die haar toekomt, aan de onbeschaamtheid die zelden te vergeefsch tracht zig daar van in bezitting te stellen, goedwillig schynt af te staan. Niemand, die eenigzins de waereld kend, zal my betwisten dat de onbeschaamtheid de voorspoedigste onder alle de hatelykste hoedanigheden zy, en dat 'er geen onfeilbaarder middel aangewend kan worden om 't fortuin stormenderhand in te nemen. Dit gelukkig zielsgebrek komt egter niet altyd uit de zelfde bronader, en derhalven is het niet altyd even verfoeielyk. Zomtyds heeft het geen andere [19] oorspronk, als eene volstrekte onkunde omtrent eene redelyke beschaaftheid, en betamelyke welvoeglykheid, en die geen die in dit opzigt de grootste misslagen, die de omstanders schaamroot doen worden, begaat, voelt dikwils niet eens dat 'er de minste onbehoorlykheid in zyn handel schuilt; Hy weet niet beter, of het hoort zo, en by gebrek van een oplettende agterdogt vermeent hy, dat al het geen hy onbedachtelyk doet en zegt, de gemene slenderGa naar voetnoot1 der menschelyke zamenleving volgt. Dusdanig is het character van Georgicus, die men dagelyks met verscheidene mannen van 't grootste crediet en gezag ziet verkeren. 't Is een man van een vrolyken imborst, van een levendige onbedrevenheid, en die van 't geluk 't welk hem toelacht al een redelyke groote achting voor zich zelve ontleend heeft. 't Is nogthans geen kwaad slag van een man; Men kan hem een hupsch karel noemen. 't Is met hem, | |
[pagina 59]
| |
gelyk men zegt, goed rond, goed ZeeuwschGa naar voetnoot1. Hy veracht niemand, en hy behandelt zyn minder en zyns gelyk even eens als de grootsten van 't land, met welken hy ten naasten by wel merkt dat hy in aanzien in geenerley wyze kan vergeleken worden. Zyn omgang met de laatsten is de vermakelykste klugt, die 'er kan gespeelt worden. Hy treed ter kamer in met een geruste en vrolyke trony, noemt ieder die hy groet, met een luide stem, by zyn naam. Hy maakt zig, zonder af te wagten dat hem zulks word aangeboden, meester van een leunstoel, zig weinig bekreunende of anderen zitten of staan. Hy legt zyn benen over den ander, vertelt het een of 't ander nieuws met eene daverende stem, en wanneer hy gelooft koddig te zyn, wenscht hy zyn fraaye geest geluk, met een schaterende lach, die hy drie of viermaal, wanneer zy verflauwt, en een spoedig einde schynt te beloven, weder weet op te [20] beuren, en met een verdubbeld gedruis te vernieuwen. Wanneer hy zig aan tafel zet draagt hy wel zorg dat zyn ligchaam, 't welk een aanzienlyke spatie beslaat, gemakkelyk geplaatst zy, en dat aan beide kanten zyne ellebogen een genoegzame ruimte hebben. Hy schaft met eene smakelyke gretigheid, en past wonder wel op, om van alles, 't geen hem 't best aanstaat, overvloedig verzien te zyn, en in eten en drinken niet te kort te komen. Zo dra de grootste honger gestilt is, en zyn natuurlyke en onbesuisde vrolykheid door eenige glazen wyn is opgewekt en verlevendigt, maakt hy zig meester van de conversatie, valt den genen, aan wien hy de grootste eerbied verschuldigt is, in hunne rede; Hy voert het hoogste woord, en overschreeuwt het gansch gezelschap; Komt men hem aen boord met een geestige raillery, om hem zyn onbeschaafdheid zagtjes te doen merken; of hy voelt ze niet, of hy weet 'er zig stoutmoediglyk door te redden, met rondborstig uitgedrukte boereslagen, daar het doorslependste verstand zig overvallen vindende, niet op weet te antwoorden, en waar de volkomene overwinning aan zyn zyde schynt te blyven. Dewyl men weet dat zyn stoutheid uit enkel ongemaniertheid, die aan hem niet kan geweten worden, spruit, en dat hy anderzins een eerlyk man en gedienstig vriend is, die het zelfs aan verstand niet ontbreekt, omtrent zaken op welken hy gevat is, zo verschoont men hem zonder moeite, en men heeft 'er gelyk in; Niemand toont 'er zig over gestoort; men gewent 'er zich aan; 't verschaft stof tot lagchen, 't welk 't aangenaamste present | |
[pagina 60]
| |
is dat aan de groten kan gedaan worden; 't Zou spyt verwekken, zo hy schielyk zig leerde kennen, omzigtiger, en eerbiediger werd. Aldus word hy allengskens een gerust bezitter van 't recht van gemeenzaam[21]heid, 't welk hy zig in 't begin met een woeste stoutmoedigheid heeft aangematigt; Hy dringt 'er zig, zonder de minste tegenstand, hoe langer hoe dieper in. 't Wil van hem gedaan wezen; zyn onbedagtzaamheid geeft aan zyn onbeleefde manieren iets levendigs en natuurlyks, dat zelfs na beminnelykheit zweemt; Hy word wel haast een gunsteling, en staat in kort een eerampt te verkrygen, daar hy al zyn leven vrugteloos naar gedongen zou hebben, indien een goede opvoeding hem aan een omzigtige bedagtzaamheit had gewent, en hem geleert had zyne vrolykheid aan de welleventheid te verslaven. Indien zodanige onbeschaamtheid, die zonder erg is en uit geen kwade imborst voortvloeit, zulke treffelyke voorregten geniet, wat overvloedige vrugten van geluk en aanzien zyn 'er niet te verwagten van eene moetwillige onbeschaamdheid, die zig zelve kent, hare kragten heeft onderzogt, en met voorbedagten raad besloten heeft de zelven te besteden tot de grondlegging en opbouwing van een doorlugtig fortuin? Iemand die een overvloedige voorraad van die profytelyke ondeugd heeft opgedaan, heeft niets anders van node, om de gunst van de uitdelers des geluks te vermeesteren, als een goed modieus kleed en den ganschen opschik van een man van fatzoen. Om 'er van overtuigt te zyn behoeft men zyn oogen maar te vestigen op Canoculus. Men vind hem in een gezelschap van Groten die hem naauwlyks kennen, zonder dat men weet hoe hy 'er ingekomen is. Hy springt met ieder der zelver om met een vrolyke en ongedwonge gemeenzaamheid; 'tgeen elk in 't byzonder doet geloven, dat hy een boezemvriend van alle de anderen is. De gelukkige uitslag van deze stoute onderneming geeft hem voet, om alle die Heren, waar hy ze ook mag tegen komen, te groeten, aan te spreken, zig aan [22] hun zyde te voegen; schoon de zelven door een koel wezen, en stuurs gezigt hem schynen te gebieden zyn weg te vervolgen, hy stoort 'er zig weinig aan. Werwaarts zy zig keren of wenden ze zoeken hem te vergeefs te ontvlugten; hy tracht hen een aangenaam praatje te verlenen; hy spreekt en lacht overluit, en verwaarloost niets, om aan de voorbygangers door zyn gebaarden, en houding te doen geloven, dat hy diep in de gunst staat van die geen, die mogelyk op 't zelfde ogenblik hem honderd uuren van zig af wenscht; Onder 't wandelen groet hy al de voorname luiden van beide de sexen, | |
[pagina 61]
| |
met een vriendelyke lach, zomtyds verzelt met een familiaire oogwenk, en dagelyks weet hy zig met de zelfde konstjes meer en meer in kennis te brengen. In 't Schouwburg doorlopen zyne oogen al de logies, en zo dikwils hy een Heer of Dame een buiging ziet maken, daar hy 't minste belang niet in heeft, mist hy niet, als of zulks hem aanging, de zelve met een diepe, doch minzame groet, dubbel te betalen. Hy bespringt op alle manieren de gene wiens gunst hem 't meeste voordeel kan toebrengen. Hy heeft de stoutheid van hem aan zyn huis te komen bezoeken; tienmaal afgeslagen hervat hy met de zelfde onverschrokkenheid 't volvoeren van zyn voornemen. 't Lukt hem eindelyk, doch hy word gansch niet minnelyk ontfangen; hy heeft besloten zulks niet te merken. Hy beroemt zig in tegendeel over de uitmuntende beleeftheid van zyn gehoopte patroon, en waar hy zigt ook bevind, hy zweert noit geen man van aanzien ontmoet te hebben, die door de vriendelykste beschaaftheid zyne andere goede hoedanigheden zo wel weet te doen gelden. Deze indirecte vleiery die door een omweg tot zyn doelwit komt, doet zyn gewenschte uitwerking. Een twede vizite is voor hem van een gelukkiger uitslag. [23] Hy doet de zelve duuren tot het tyd is aan tafel te gaan, en een nodiging welkers inzigt mogelyk was hem te doen vertrekken, word van hem aangenomen als een bevel aan 't welk de eerbied dwingt zig te onderwerpen. Myn heer de Borgermeester, Baron, Graaf of Ambassadeur is hoe langer hoe meer met de kaerel geplaagt, en ontziet zig niet opentlyk over des zelfs importuniteitGa naar voetnoot1 te klagen; Hy neemt zelfs voor hem op de gevoeligste wyze te doen zien, dat zyn gezelschap hem mishaagt, doch wanneer hy de kaerel ontmoet, kan hy zulks van zyn beschaaftheid niet verkrygen. Door enkele vermoeitheid word hy eindelyk van de aanhoudende onbeschaamtheid overwonnen; Hy wil en hy kan zig de moeite niet langer geven, om de zelve tegen te staan, of te ontvlugten, en daar mee is hy binnen. Zyn overwinnaar ondersteunt zyn zegen door een kunstige vleiery, en door de slaafachtigste gedienstigheden; Men word hem gewent, men begint zelfs iets voor hem te gevoelen, dat naar agting zweemt; Men spreekt heel anders van hem als te voren! De man wil van naby gekend wezen; daar zyn 'er zeker nog al erger in de waereld. Hy heeft ten minste die goede hoedanigheid dat hy voor een ieder door een vuur zou lopen. Want ik zal in 't voorbygaan zeggen, dat de Groten zich verbeelden, dat de manieren, die iemand met | |
[pagina 62]
| |
hen heeft, niet uit zekere inzigten, maar uit zyn natuur spruiten, en dat hy met alle de andere menschen op de zelfde wyze handelt. Daar mede is onze Canoculus als gewortelt in 't huis daar hy zig heeft weten in te dringen, wanneer men hem by geval d'een of d'ander dag aan tafel mist, is het als of 'er een aanzienlyk stuk huisraad in de eetzaal ontbrak. Hy word van dag tot dag gemeenzamer met zyn patroon, en daar door verkrygt hy de zelfde gemeenzaamheid met al [24] de andere luiden van de hoogste geboorte die dagelyks aldaar verkeeren. Hy is zelfs als verandert in een man van de eerste rang, behalven dat hy duizentmaal trotzer is, en zyns gelyke niet verwaardigt te antwoorden, of te groeten. Hy probeert dagelyks zyne wieken, om al hoger en hoger te vliegen, en by trappen word hy van een kruipende slaaf een heerschzuchtig meester. Hy durft zyn patroon in 't aanzigt berispen; hy heeft hem als onder de plak. Valt 'er voor hem, en voor zyne vrienden een ampt te solliciteeren, hy gedraagt zig heel anders als de bescheidene Aristus, die op zyn patroons achting voor hem en eens gedane belofte steund, en zig onthoud van hem verder te parssenGa naar voetnoot1. Hy spreekt als magt hebbende; Kom kom, Myn heer, gy kunt my dat niet weigeren. Zeker gy moet het doen; Ik weet dat het aan u alleen staat, en dat het u maar een woord hoeft te kosten om my gelukkig te maken. 't Is vrugteloos voor den Heer zig te ontschuldigen, en by te brengen, dat het voor deze tyd niet weezen kan, dat hy aan een ander zig verbonden heeft, en dat hy al lang de gelegentheid gezogt heeft om een oud, en waardig dienaar te beloonen; zulks kan niet helpen; Hy moet 'er aan geloven, en om rust te kopen vind hy zig gedwongen aan de standvastige en op allerlei wyze aangelegde aanvallen van d'onbeschaamtheid het veld te ruimen. 't Geen ik hier gezegt heb, betreft het tegenwoordig character als geholpen en geschraagt door eenig verstand, geest en vernuft; Maar men moet niet denken, dat die hulpmiddelen volstrekt vereischt worden, om in de moedwillige onbeschaamtheid een zekere weg tot aanzien, en geluk te vinden. Ganschelyk niet, die kwade hoedanigheid is zo uitmuntend, dat ze op zig zelve bestaan kan, en zonder de minste gaaf van ziel of ligchaam haar oogwit kan bereiken. | |
[pagina 63]
| |
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman en Boitet; 'sGravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht, Kroon; Middelburg, Meerkamp; Vlissingen, Payenaar; Leeuwaarden, Strik. &c. [25] |
|