De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 31-60: 8 februari 1732 - 23 mei 1732
[pagina 167]
| |
No. 48. Den 11. April 1732. De Hollandsche Spectator.
Percunctatorem fugito, nam garrulus idem est.
horat.Ga naar voetnoot1
MY is onlangs in een gezelschap iets vertelt, 't welk, vermids het my niet min leerzaam als aardig voorkomt, ik den Lezer weder verhalen zal. Een zeker Bakker woonagtig in deze StadGa naar voetnoot2 's ogtens op zyn stoep staande, bezig met het warm wittebrood op zyn venster te schikken, wierd van zyn naaste buurman begroet, en aangesproken. Na een woord of twee van het weer gezegt te hebben vond de buurman goed onzen bakker 't volgende toe te voegen. Maar wat hoor ik? buurman, wat hoor ik? de menschen zeggen, dat je Meid kramen moet; Wel vriend wat raakt dat my antwoordde de bakker daar op met de uiterste koelheid, ja maar buurman, hervatte de ander; ze zeggen, dat het by jou is, Wel vriend, was het tweede antwoord; verzelt met de zelfde onverschilligheid, wat raakt dat jou, en daar mêe ging de koddige bakker, na met zyn mutsje in zyn hand een beleefde strykade voor zyn buurman gemaakt te hebben, met de zelfde koelheid weer naar binnen. Ik weet niet wat myn Lezer van deze kwinkslag oordeelen zal; dog wat my aangaat, ik wil wel bekennen, dat my weinig antwoorden voorgekomen zyn boertiger, onverwagter, zinryker, korter, en kragtiger, om een onbescheiden [138] vrager, hoe snedig hy ook mag wezen, te botmuilen, en den mond te stoppen; 't Geen aan dit antwoord nog een nieuwe aardigheid byzet, is dat het praatje aangaande de swangerheid van 't meisje ongegrond was, en alleenlyk hier uit ontstaan, dat onze bakker, | |
[pagina 168]
| |
die een weduwnaar was, wanneer hy wat in 't hooft, of een vrolyke luim had, zonder de tegenwoordigheid van de buuren te ontzien, zyn Agnietje wel eens by de kop kreeg, en zoende dat het klapte. Een ander derhalven, in 's mans plaats, zoude mogelyk zyn onschuld hebben getragt aan te toonen, of ten minste met de ernstigste uitdrukkingen, zig aangaande zo een valsch gerugt verschoont hebben. Maar onze koele spotter handelde vry wyzelyker, en dagt dat men eene impertinente nieuwsgierigheid niet beter kan straffen, als met haar in haar volle kragt te laten. 't Was waarlyk te wenschen dat alle zodanige onbescheidene en beledigende vragen met de zelfde wel verdiende veragting betaald wierden. Men moet alle redelykheid afgezworen hebben om met my niet te oordeelen, dat het character van dat zoort van nieuwsgierigheid, het laagste, 't onedelste, en 't schadelykste is, dat de menschelyke t'zamenleving ontrusten kan; het spruit in 't gemeen uit twee gebreken: Onverstand, en Kwaadaardigheid. Een ziel, of door natuurlyke domheid, of door te groote traagheid om hare werkzaamheid te oefenen, vind zig onbekwaam tot denken; zy bespeurd in zig zelve, by gebrek van denkbeelden, eene onaangename, en verdrietige ledigheid, die haar doet kwynen, en die zy wenscht met de minste moeite te vervullen. Zulks kan niet gemakkelyker geschieden, als met een anders gebreken, misslagen, zottigheden, en kwaad gedrag van alle kanten te verzamelen; Aldus schept zo een ontaard gemoed vermaak in zig te voeden, op de zelfde wyze, als de [139] zwynen hun lighaam voedzel verschaffen, en als het zelfde onrein dier, baad het zig nooit met meer genoegen, als in de stinkendste vuiligheid. Dit is 't eenigste voordeel niet, dat de kwaadaardige nieuwsgierigheid hare onedele bezitters doet genieten. 't Is zelfs het grootste niet. Zo dra die ledige plaats in de ziel met zo eene fraaie stoffe tot overlopens toe is opgevult, vind zy d'innigste voldoening in de zelve onder allerlei opgepronkte gedaantens voor den dag te brengen, en, zo veel als doenlyk is, te verspreiden. Dewyl alle hare geringe vermogens zig hier als in een middelpunt vereenigen, en zig onderling een verdubbelde kragt byzetten, ziet men zelfs, in de behandeling van die behaaglyke onderwerpen, eene byna poëtische verbeeldingskragt en vinding t'allen kanten uitschittren. Op deze wyze word een gerugt, hoewel het in de grond op waarheid steund, in korten tyd, naar mate dat het door verscheidene handen gaat, zo met bloemwerk geborduurt dat de stof niet meer kenbaar is. Men zou het ook gevoeglyk aan eene geringe sneeuwbal kunnen vergelyken, die van een hoge berg, met sneeuw bedekt, | |
[pagina 169]
| |
afrollende zelve in uitgestrektheid een kleinen heuvel gelyk word. Iemand komt by voorbeeld dikwils aan 't huis van een beminnelyke Dame. Men zal met my bekennen, dat zulks niets betekend, als dat die perzoon in 't gezelschap van die juffer vermaak vind. De eerste die zulks bespeurt, en als iets nieuws verteld, zal daar als een raadzel by voegen, dat zulks wel vryery mogt wezen, in de twede mond veranderd dat raadzel in een vaste waarheid; 't Is zekerlyk vryery, en vermids het niet zeer waarschynlyk is, dat dien Heer ernstige voornemens voor 't juffertje heeft, krygt men kwade gedagten van die gemeenzame omgang, Dit vermoeden wort met'er haast weer eene ontwyfelbare wezentlykheid, en eer [140] dit gerugt de helft van de gezelschappen heeft doorlopen, is het meisje, hoe eerlyk zy in der daad wezen mag, niet alleen zwanger, maar ze leid al in de kraam, en men weet reeds of 't van een zoon, of van een dogter is. De middelen die door de bank in 't werk gesteld worden om deze eerrovende nieuwsgierigheid te voldoen zyn niet min schandelyk, als de grond daar ze uit opborrelen. Ik ken fatzoenlyke Vrouwen die om agter het geheim van hare buren te komen tot zo eene verfoeiens waardige laagheid van geest vervallen, dat ze derzelver dienstmeiden inroepen, kennis en een praatje met haar zoeken te maken, en zelfs zig vernederen om met haar een kopje thee te drinken, om aldus te weten wat 'er in verscheidene huisgezinnen omgaat, wat gezelschap 'er gezien word, wat vryers de jonge juffers hebben, en op wat wyze 'er gegeten, en gedronken word. Hoe is het mogelyk dat eene slegt opgevoede dienstmaagt, aangelokt en ingenomen door zo eene groote beleeftheid en gemeenzaamheid, deugd en kragt genoeg in zig vinde om zonder de minste agterhouding de gewigtigste geheimen van hare Meesters niet te openbaren. 't Is wel waar, zulks geschiet gemeenlyk met een zoort van omzigtigheid. Heden juffrouw, ik zou je wel iets zeggen, maar 't is een zaak die me toebetrouwt is; je moest me beloven, dat j'er geen woord van uit je mond zou laten gaan; zo het rugtbaar wierd, zo zou ons volk niet anders kunnen denken als dat ik het gezeid had, en dan zou 'er t'onzent een leven leggen als een oordeel, en dat kan de juffrouw ook wel begrypen. Dusdanige zyn in dit geval de ordinare praatjes; Maar die ongerustheid word wel haast gezust, door een vaste verzekering van 'er de mond niet van open te doen, van 'er 't minste woordje niet van te kikken; al moest zulks zelfs met een eedt bekragtigt worden, de nieuws[141]gierige kwaadaardigheid zou zig daar niet lang over beraden, en daar mede word het meisje zo vol gaten als een vergiet- | |
[pagina 170]
| |
test, en de geheimen van de grootste aangelegendheid ontvloeyen haar aan alle kanten. Zommige Vrouwtjes, die geen kans zien om zulk volkje aan haar zeelGa naar voetnoot1 te krygen, nemen haar toevlugt tot een kunstje dat nog duizendmaal godlozer is. Onder voorwendzel van eene buitengewoone liefde voor kleine kinderen te hebben, verwaarlozen ze niets om die tedere wigten aan te halen, en wanneerze de zelven, door liefkozingen, en door 't geven van eenige lekkernyen, gewend hebben dagelyks t'haren huize te komen, misbruikenze derzelver zoete onnozelheid, met hen door listige vragen op allerlei wyzen uit te horen, om ten minste uit hunne kinderlyke en onvolmaakte antwoorden te kunnen gissen 't gedrag, en de levenswyze van gansche huisgezinnen. Hier door gebeurt het niet zelden, dat verstandige en omzigtige menschen, die zommige zaken zo heimelyk, als het doenlyk is, denken verrigt te hebben met de uiterste verbaastheid, en als van een donderslag getroffen, bemerken dat hun bedryf, als een lopend vuur, door een gansche stad zig heeft verspreid; 't Komt niet eens op in hun gemoed, eenig mistrouwen op te vatten aangaande hunne onkundige wigten, en 't is hen onmooglyk zig te verbeelden, dat derzelver stamelende taal tot zodanige ontdekking aanleiding kan hebben gegeven. Men is zomtyds verwonderd, en niet zonder schyn van reden, dat zommige Vrouwen van aanzien dagelyks op haar vloer dulden 't een of 't ander canailleus wyf, zonder de geringste verdienste, dat met haar in de uiterste gemeenzaamheid leeft, allerlei weldaden van haar ontfangt, met haar op 't laatst als een boezemvriendin omgaat, en 't geheele huis[142]gezin naar haar pypen doet danssen; Dog zo men die zaak in zyn grond eens wil navorssen, zal men de reden van die veragtelyke gemeenzaamheid wel haast bevroeden. Dat zoort van gevaarlyke Vrouwluiden, die al werken ze niet, wel aan de kost weten te komen, en zomtyds nog wel een fortuintje maken, is bekend onder den naam van Labeyen.Ga naar voetnoot2 Om die heerlyke bediening behoorlyk waar te nemen, moeten ze wel van de tongriem gesneden zyn, de kunst van ieder naar de mond te spreken meesterlyk verstaan, en daar door in alle huizen zig weten in te dringen en noodzaaklyk te maken, ze doen, om zo te spreken, de marktgang ten behoeve van de beschrevene nieuwsgierigheid. Ze kruissen ieder dag de gansche stad door, om door vleyery, of wel by middel van ruiling, zig van eerrovend nieuws ten over- | |
[pagina 171]
| |
vloed te verzien, en ze missen nooit die gansche zak met vuilnis in den boezem van hare begunstigeresse te komen uitstorten. Nu kan het immers niet anders wezen, of zo eene verderfelyke snapster die aan Mevrouws vuilaardige kwaadsprekendheid dagelyks zo een aangenaam en overvloedig voedzel bezorgt, moet een van de hupste vrouwen van de waereld zyn, en alle fraaye hoedanigheden bezitten, die een wyf van de geringste geboorte een fatzoenlyke Vrouws gunst waardig kunnen maken. Onbezonne Mevrouwtjes! die, hoewel ze baarblykelyk zien, dat zulk janhagel zyne andere vriendinnen, en weldoenders niet en spaart, en door zyn gruwelyke agterklap zo schendiglyk beloont, zig verbeelden, dat ze alleen bevoorregt zyn, dat met haar alleen opregtelyk en ter goeder trouw word gehandelt, en niet eens vermoeden, dat zulk van deugd en eer ontbloot vrouwvolk, als zommige verspieders in een leger, aan beide kanten spioneert, en door zig een dubbele straf waardig te maken, dubbel loon weet te verkrygen. [143] De Vrouwen nemen my niet kwalyk, dat ik het tot nu toe alleenlyk op haar, en niet op de mannen gemunt hebbe. De reden daar van is dat 't verstand der Vrouwen 't minst geoefend is, en dat ze door nodige aandagt op de gewigtigste bezigheden min als de mans, van zo een schandelyke handel worden afgetrokken. Ik moet egter bekennen dat trage, onkundige, en onbezette mans hier in de Vrouwtjes in 't minst niet en wyken. Ze hebben zelfs een kunstje dat zommige Vrouwen ook wel gebruiken, dog hen meer eigen is, om hunne kwaadaardige nieuwsgierigheid te voldoen. Om in de kennis van iemands geheimste zaken in te dringen stellen ze dikwils in 't werk, 't voorwendzel van vrindschap, en van een onbepaalden iever om iemand met raad en daad by te staan. Dat zoort van meemoeiagtigheid spruit wel zomtyds uit iemands laatdunkende gedagten van zyne eigene bekwaamheden, waar door hy zig in staat en waardig oordeeld, om de zaken van anderen, zelfs tegens hun wil en dank, te bestieren, en te beheerschen. Maar meestentyd heeft dat dwase gebrek zyn vuile oorspronk in de lust om de geheimste affaires van eens anders zaken, voor zig, en voor al de waereld te ontbloten. Dit schandelyk kunstje lukt dikwils, door de onbezonne goedaardigheid van die geene tegens de welken het word aangewend. Dog 't is my moeyelyk te begrypen, hoe menschen van eenig oordeel en ervarenheid zo een plomp gespanne net zig over 't hoofd laten halen, en luiden die zo veilGa naar voetnoot1 met hun onverzogten raad en bystand zyn, | |
[pagina 172]
| |
niet verdagt houden. Die 's menschen hart maar eenigzins doorgrond heeft weet immers wel, dat het niet zeer geneigt is, om, zonder beweegreden van belang, zyn aandagt en moeite ten behoeve van anderen te besteden. Een myner vrienden een jong, dog vernuftig koopman, heeft langen tyd 't ongeluk gehad [144] van met een diergelyke Meemoeial geplaagt te zyn; Waar die gewaande vriend hem ook ontmoette in 't Coffihuis, op de beurs, op straat, hy kwam hem aan boord, en overlaade hem niet alleen met allerlei raad, maar ook met de ieverigste, en beleeftste aanbiedingen van zyn hulp, in 't moeijelyk begin van zyn koophandel. Myn Vriend vergenoegde zig eenigen tyd met de man voor zyne onverdiende goedheid plegtelyk te bedanken; Dog dewyl die ieverige Heer niet afliet, en, dat meer is, met het zelfde inzigt myn vriend verscheide vizites aan zyn huis gaf, besloot deze zig van die vervelende dienstpresentatien op een beschaafde wyze eens vooral te ontlasten. Wel haast kreeg hy een nieuw bezoek, en onze gedienstige vyand vernieuwde met sterker uitdrukkingen als ooit zyne aanbiedingen, de zelven vestigende op eene voorledene boezemvrindschap met myns vriends overledene Vader, waar van de jonge koopman nooit een woord had horen spreken. Na met aandagt naar alle die cierlyke complimenten met een vrolyk wezen te hebben geluistert, vatte hy eigentlyk het woord: Mynheer, sprak hy, ik zoude het onwaardigste mensch des Aardbodems wezen, zo ik uwe dikwils herhaalde presentatien zonder de uiterste gevoeligheid aangehoort had. Dog gun my u te zeggen, dat ik my met zo een grote verpligting niet durf overladen. Maar ik weet raad; my is ter ooren gekomen dat Mynheer ook niet zonder affairens is, die door zyne behulpzaamheid in de mynen te veel zouden te lyden hebben. Laat ons eene aangename ruiling doen; Indien gy uit vriendschap de mynen wilt waarnemen, ik zal de uwe waarnemen uit dankbaarheid; myns bedunkens zal dat zo kwaad niet wezen. Onze man vatte de kneep, hoewel hy zulks met nadrukkelyke woorden niet liet blyken, en hebbende welstaans halve nog een ogenblik gepraat, droop hy zoetjens af, en gunde voortaan myn vriend de vryheid van naar zyn goeddunken zyn eigene zaken te behandelen. [145] |