De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 31-60: 8 februari 1732 - 23 mei 1732
[pagina 148]
| |
No. 45. Den 31. Maart 1732. De Hollandsche Spectator.
Faciunt næ intelligendo, ut nihil intelligant.
terent.Ga naar voetnoot1
OF 'er menschen worden gevonden by zig zelven overtuigt, dat ze van geest en verstand zyn misgedeelt, zulks zoude ik niet wel zeggen kunnen, dewyl, om my daar omtrent met grond te kunnen verklaren, het my nodig zoude wezen tot in het diepste van 't menschelyk hart door te dringen. 't Is ten minste zeker, dat het by 't uiterlyk gedrag maar al te zeer blykt, dat luiden die dusdanige regtvaardigheid omtrent zig zelve oefenen zeer zeldzaam zyn. Zulken die genoegzame nederigheid bezitten, om zig verzekert te houden van hunne onbekwaamheid, om iets treffelyks voor den dag te brengen, schynen zig egter te verbeelden, dat ze ruim in staat zyn om over eens anders werken een gezond oordeel te vellen; Hoort men niet dagelyks de geringste arbeidsluiden, die hunne reden nooit de geringste poging afgevergt hebben, over een predicatie, een gedigt, of eenig ander moeyelyk voorbrengzel van geest en oordeel de roekelooste vonnissen uitspreeken met de zelfde stoutmoedigheid, als of zy eene goede portie van den geest der onfeilbaarheid bezaten. Of zulks voortkomt uit eene wezentlyke laatdunkendheid, of wel uit begeerte, van aan anderen een [114] hoog gevoelen van hun verstand in te boezemen, is my ook onmooglyk te raden. Althans kan ik betuigen, dat 'er weinig menschen, hoe bot en onwetend zy mogen zyn, my zyn voorgekomen, die niet alle bedenkelyke middelen aanwenden, om voor verstandig door te gaan. Ik ben eens by geval op iemands kamer gekomen, terwyl hy voor een korten tyd afwezig was. Op zyn tafel vond ik eenige geestige boekjens open leggen, waar in verscheide | |
[pagina 149]
| |
plaatzen onderschrapt, en met een NB. gemerkt waren; Nevens dezelven zag ik een half blad papier van allen kanten met uittrekzelen beschreven, onder de tytels van Cierlyk Compliment; Aardige Streek; Verklaring van Liefde; Koddig Antwoord; Snaaksche Dubbelzinnigheid; Boertig Loopje, en waar uit ik dagt te kunnen besluiten, dat myn goede Vrind, eer hy zig naar 't een of 't ander gezelschap begaf, zyn voorraad van geest opdeed, en dat zommige fraaije gedagten, die men voor aardige invallen, in hem aanzag, niet uit een bron, maar uit een gering RegenbakjeGa naar voetnoot1 voortkwamen. 't Zelfde kunstje word by vele anderen gebruikt; dog juist niet altyd met het gewenscht gevolg. Iemand wiens geest op die wyze bezwangert is toont zulks aan zyn gelaat, en gansche houding; Hy is in eene gedurige ongerustheid, in 't najagen van 't gelukkig ogenblik van een voorspoedige verlossing. Zomtyds denkt hy het gevat te hebben wanneer 't hem op 't onverwagtst tot zyn ongelofelyke spyt ontglipt; zo dat hy zomtyds, indien hy niet gedwongen is die vrugt geheel en al te smooren, de zelve of als eene onnatuurlyke en onvolmaakte geboorte voortbrengt, of van de zelve ontydiglyk in een miskraam valt. Wanneer ik my nog op de Academie bevond, had ik kennis met twee vrinden, die het aan geest niet ontbrak, maar die nogtans door hunne eerzugt aangedreven, met malkander besloten [115] hadden alle hunne makkers daar in de loef af te steken. 't Middel daar toe was bij hen wonder wel overlegt. Hunne maatregelen waren altyd van te vooren genomen, eerze zig naar een geestryk gezelschap begaven, vermids ze met hun beiden waren, wast hen gemakkelyk met eene ongemerkte behendigheid, en zonder dwang zig meesters van de conversatie te maken, en de zelve te drayen naar de kant van de bestudeerde frayigheden, die ze voor den dag hadden te brengen. Zo dra hen zulks gelukt was, wist de een, als by geval, een balletje op te geven, dat door den ander hem weder wierd toegekaatst en aldus vyf of zes maal agter een met de eerste stuit wierd opgevat, tot groote verwondering van de bystaanders, die vry wat meer vermaak namen in zo menigvuldige snedige en scherpzinnige antwoorden, die op den andere met gezwindheid volgden, als men smaakt in een schermschool, daar zonder tusschentyd, agt of tien stooten naar de kunst worden toegebragt, en naar de kunst afgeweerd en weder toegevoegt. Die jonge Heeren wisten het zo te schikken, dat dan de een, en dan | |
[pagina 150]
| |
de ander de overhand scheen te hebben, of dat de overwinning tusschen hen beiden twyfelagtig scheen. Dog wat een onderscheid, wanneer ze by wylen zig alleen, en zonder hunne behulpzame mededinger bevonden. Zulks wisten ze nogthans weer goed te maken, met een verdigteGa naar voetnoot1 hoofdpyn, of een swaarmoedige luim waar aan de groote en fraye geesten, meer als anderen, onderhevig zyn. Na dikwils, niet zonder eenige naiever, verbaast te hebben gestaan over zodanige zeldzame levendigheid van geest, dagt ik eindelyk hun kunstje ontdekt te hebben. Ik verklaarde zulks aan een van beide ronduit; Hy was openhartig genoeg, om het te bekennen, en, op dat hy my des te beter tot stilswygen mogte overreden, [116] nodigde hy my om met hen een driemanschap op te rigten, 't geen myne kinderagtige eerzugt mogelyk zoude aangenomen hebben, indien de tyd van myne academische studien reeds niet was verlopen geweest. Daar is nog een ander middel om schande koopGa naar voetnoot2 verstand te bekomen, 't vereischt de minste omslag nog moeite niet. Men kan 'er zig van in bezitting stellen in een korten tyd, en zonder de geringste natuurlyke of aangewonne gaven. Het bestaat alleenlyk in de stoutmoedigheid van zig in den doolhof der staatkunde in te dringen en in 't wild over de inzigten van al 't geen aan de Hoven voorvalt te redeneren. Om daar in te slagen, is een zeker gelaat en houding van 't gansche lighaam vry meer vereischt, als de minste kennis of wetenschap. Daar by is 't voorwerp van dat slag van wysheid 't verhevenste van alle waereldsche zaken, en by gevolg ten hoogste bekwaam om iemand luister by te zetten. Wanneer ik in een Koffihuis binnen trede ken ik aanstonds zo een staatkundige, zonder dat hy een woord behoeft te uiten, aan zyn wezen en gebaarden. 't Is voor 't minst een man van zes en dartig of veertig jaren. Jonger luiden zyn te zeer door driften vervoert om in die hoogzwevende bespiegelingen zig in te laten. Hy schynt in de diepste gedagten als verdronken; zyne oogen zyn onbeweeglyk, en schynen op een 't zelfde voorwerp een ruime tyd gevestigt. Zo hy bezig is met de nieuwspapieren te lezen, hy breekt af op ieder Artikel, om de gewigtigen inhoud wel rypelyk te overwegen. Heeft hy eindelyk met lezen gedaan, zyne bespiegelingen schynen nog te duren, zyn wezen blyft even statig; Hy rookt zyn pyp met langzame trekken, en den | |
[pagina 151]
| |
rook zagtjens tegens het kooltje van de brandende tabak uitblazende, schynt hy in de verscheidene ge[117]daantens van die dampen nieuwe harssenschimmen te zoeken. Wanneer hy eindelyk gelegentheid vind om zyne hoogdravende gedagten voor den dag te brengen, spreekt hy met de deftigste traagheid, ieder woord gevolgt van eenige uitblazingen, wagt naar zyn makker; 't is ook behoorlyk dat 's mans wysheid zo kostelyk en dierbaar niet als met geringe druppelen van zyne lippen nederdaale, en de toehoorders allengskens verligte en verryke. Met een diergelyke staatkundige heb ik de eer gehad van in zeker Koffihuis in gesprek te raken, wanneer de Courant voor de eerste reis gewag maakte van de ontworpene expeditie der Spanjaarden. Hy zat alleen aan den haart, en terwyl ik my in 't ander hoekie plaatste, zag hy my, na zyn hoed met eene verbazende statigheid eventjes afgeligt te hebben, met een zeker zoort van opmerking aan. Vermids ik mede met eene droefgeestige en denkende Physionomie begaaft ben, nam hy my buiten twyfel voor een lid van 't staatkundig broederschap, en in die gedagte vroeg hy my eindelyk, of ik niet wat nieuws had; Niets ter waereld, Mynheer, antwoordde ik, als 't geen ik in de nieuwspapieren gelezen heb, en 't geen aan ieder zo bekend is, als aan my. Daar is evenwel een tyding die zeker is, en met een van het uiterste gewigt, en bedenkelykheid. Wat oordeeld Mynheer dog van dat verzamelen van Krygsbenden, en dat toerusten van eene aanzienlyke Vloot, op de Spaansche kusten? Niets, Mynheer; was myn antwoord. Niets Mynheer? hervatte hy, wel dat koomt my waarlyk wonder voor; mogelyk zal Mynheer op dat slag van zaken niet gevat zyn. Nevens een ander, sprak ik weder; Dog alle de uitleggingen, die ik bekwaam ben wegens die zaak te bedenken, komen my even onwaarschynelyk voor, en nogthans zynze alle mogelyk; Ik vind derhalven hier de minste grond [118] van redenering niet, en daarom agt ik het raadzaam, myn oordeel op te schorten, en de uitkomst met geduld af te wagten; Ik ben geen liefhebber van in de lugt te redeneren, ik weet egter wel, dat, aangaande staatzaken, zulks dikwils niet anders geschieden kan, en dat is ook de reden, waarom ik, voornamentlyk rakende toekomende dingen, my daar mee zeer zelden bemoei. Hier op schudde onze Staatsman zyn hooft, zag my gansch niet vriendelyk aan, en scheen eenige ogenblikken bezig met een antwoord uit zyn pyp te zuigen. Dog 't zelfde wierd gedwarsboomt door 't inkomen van een gansche zwerm polityken, die van 's mans kennis waren, en zig, naar ieder een pyp geeischt te hebben, tusschen ons in | |
[pagina 152]
| |
plaatsten. Dat is daar al een wonderwerkie in Spanje, sprak aanstonds een van den hoop; ik weet niet wat ik daar veel van zeggen zal. Ik vrees hartelyk dat de rust van Europa nauwlyk door een bondig en lang gewenscht tractaat bevestigt, groot gevaar loopt van in 't korte weder gestoort te worden, en dat dit nieuwe vuur wel een algemeene brand mogte veroorzaken. Zoetjes wat, zoetjes wat, Mynheer, wierd hier op geantwoord, 't is immers juist niet te zeggen dat die toerusting de een of d'andere staat van Europa raakt. Ze zoude mogelyk wel op Afrika kunnen zien; Wie weet of, terwyl de Vorst van Marocco met zyne onderdanen in oorlog is, de Koning van Spanje niet tragten zal in troebel water te vissen, en zig van eenige Steden, die eertyds van zyn Ryk afgehangen hebben, weder meester te maken. Ik weet niet wat de Heeren daar van mogen denken, dog wat my belangt, ik vind zulks 't alderwaarschynelykste. In geval zulks Afrika raakt, zeide daar op een ander, met een grote wysheid zyn staatkundig hooft schuddende, zo zoude ik van de zaak gansch andere gedagten hebben. Men houd voor vast dat onze Ripperda zig [119] aan de Keizer van Marocco als eerste Minister aangeboden heeft en zig reeds aan desselfs hof bevindGa naar voetnoot1. Nu weet ieder, door wat ongeruste en woelige geest die man bezielt word; Ik twyfel niet of hy zal alles in 't werk stellen om zig aan Spanje te wreeken, en te dien einde zynen nieuwen Vorst wondere voornemens inboezemen. Dezelve bevind zig aan 't hooft van een gedugt leger, en zal mogelyk een landing in gemelde Koninkryk ondernemen, 't geen in dat geval Spanje verpligt, om zig, zo te land, als ter zee, in staat van tegenweer te stellen. Tot dus verre, wierd hier op toegevoegt, zoude dit gevoelen al vry aannemelyk schynen; maar daar is eene swarigheid in, die het volstrekt om ver stoot. De Zeemagt van dien woesten Africaan is tot zo een onderneming te gering en naauwlyks heeft hy schepen genoeg, om een vliegend legertje in 't naburig Ryk over te voeren. Zo is het ook, | |
[pagina 153]
| |
voegde een ander daar by; Myns bedunkens kan die toerusting der Spanjaarden niet anders als een krygstogt in Europa bedoelen. En ik verbeelde my, dat geholpen van een zeker groot Monarch die over het Wener Tractaat vry misnoegt schynt, ze zullen tragten onverhoeds een zeker eiland te bemagtigen, met inzigt om 't zelve aan de andere Italiaansche Staten van Don Carlos te hegten. Wel, ik vinde dat gevoelen juist zo ongerymd niet, wierd daar op van een ander gezegt; dog ik oordeel ruim zo waarschynelyk, dat het regte doelwit van dien Landaard is zig een smartelyke en onlydelyke doorn uit de voet te trekken. De Heeren weeten wel wat ik zeggen wil. Spanje zal en kan dog met Groot Brittanje in geen opregte vrindschap leven zo lang 't laatste van die Ryken Gibralter en Port Mahon aan hun ouden Meester weigert af te staan. Ik geloof wel dat Mynheer daar gelyk in heeft, wierd daar op toegediend, [120] door een der gener die geoordeelt had, dat meergemelde toerusting op Africa gemunt was; Maar hoe kunnen de Heeren in hun hooft krygen, dat Spanje zedert zo weinigen tyd zo naauw verbonden met den Keizer en Engeland, en van beiden in de zaak van Don Carlos zo trouw gediend, op een stel en sprong een van dezelven te keer zoude gaan. Maar, Mynheer, wierd 'er geantwoord, u is immers wel bekend, hoe Koningen en Vorsten met tractaten omspringen; zy onderhoudenze zo lang hun belang het kan dulden; en zo dra zulks ophoud, brekenze 'er door heen als een paerdevlieg door een spinwebbe; en dit hun gedrag wetenze altyd, met redenen, en zelfs met waarschynlyke redenen, te bewimpelen. 't Is zeer wel aangemerkt, sprak daar op myn eerste Staatsman, die zyn gevoelen nog niet geoppert had. Ik moet ook bekennen dat de Heeren ieder in 't byzonder over de zaak wyzelyk geredeneert hebben. Dog 't is my leet te moeten zeggen dat z'er niet agter zyn. Wie weet niet de grote liefde en aankleving welke de Catholyke Koning voor zyn Godsdienst heeft, en hoe hy altyd getragt heeft, om den Pretendent op den Throon van zyn gewaande Voorouders te plaatzen. Weest verzekert Heeren dat dit wederom zyn waar oogmerk is, en dat de Paus, en zeker gedugt Oppervorst daar gewisselyk ook onder speelen. Ik kan juist zo in 't openbaar niet zeggen, van wie ik zulks heb; Dog ik heb het wel degelyk van goeder hand; Hier op zig naar zyn naaste buurman wendende, luisterde hy hem iets in 't oor, 't welk van den zelve met gebaarden van verwondering, en toestemming wierd beantwoord. Hier eindigde 't gansch gesprek. 't Was beurstyd, de politique pypen wierden uitgeblazen, en de Heeren vertrokken ieder over zig zelve wonder wel voldaan. [121] |
|