De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 31-60: 8 februari 1732 - 23 mei 1732
[pagina 133]
| |
No. 43. Den 24. Maart 1732. De Hollandsche Spectator.
Qui sibi semitam non sapiunt, alteri monstrant viam.
Fragm. Ennii.Ga naar voetnoot1
Heer Spectator.
EEn jongeling wiens Oom ik ben, bereid zynde tot het aanvaarden van het Predikampt, en my eenige onderrigtingen, wegens de bediening van 't zelve verzogt hebbende, heb ik, niet tegenstaande myne geringe bekwaamheid, zulks niet willen afslaan, en vermids myne lessen desaangaande, aan anderen, zo wel als aan hem, mogelyk eenige nuttigheid zouden kunnen toebrengen, en van een aard zyn om zig gevoeglyk met uwe vertogen te kunnen vleyen, heb ik goedgedagt u myn antwoord aan de toekomende Leeraar toe te zenden.
Waarde Neef.
Niet alleen myn liefde tot u, maar ook myne erkentenisse wegens de menigvuldige heilzame lessen die ik van bedrevene Leeraars met greetigheid heb aangenomen, verpligten my, om volgens myn zwak vermoogen, aan uw verzoek te voldoen; Ik zal onderstellen, dat, voor 't neemen van dit haggelyk besluit, gy door 't naauwkeurigste onderzoek [98] van uwe ziels gesteltenis, ondervonden zult hebben, dat gy reeds een bezitter zyt van de hebbelykheid van een wel beredeneerde Godsdienst, zonder 't welk, zo een gewigtig ampt, niet als met de grootste roekeloosheid, en al- | |
[pagina 134]
| |
Huwelijksinzegening. ‘Cérémonie du mariage chez les reformez, à Amsterdam.’ B. Picart del. et fecit 1730. Collectie Atlas “Van Stolk”, 3779.
| |
[pagina 135]
| |
leenlyk met het oneedele inzigt, om 'er de kost meede te winnen, kan aanvaard worden; Dewyl uw onberispelyk gedrag my een genoegzame reeden strekt om desweegens my gerust te stellen, zal ik u vooreerst zeggen, dat de behoorlyke bediening van het Predikampt ten grooten deele rust op het waare denkbeeld van deszelfs natuur. Indien gy de Reden en uw Oom wilt gelooven, ziet het zelve niet aan als een onmiddelyk gezandschap van den Hemel; Een Leeraar van de waare Godsdienst kan wel in een zeer oneigentlyke zin een gezant van Christus genoemd worden; Dog zulks geeft maar te veel aanleiding om op die oneigentlyke spreekwyze, eene wezentlyke en eigentlyk gezegde hoogmoed te bouwen. Niemand heeft regt voor een waar hemelsch Gezant zig uit te geeven, ten zy hy zyne Credentialen of brieven van geloof weet te toonen, gelyk als de gaven der Miraculen, en der Talen, de geest der onfeilbaarheid, en andere dusdanige merktekenen van eene onmiddelyke zending. Zulks belet niet, dat de bediening onder welke gy geneigt zyt uwe schouderen te bukken, in zig zelve zy het treffelykste, heerlykste, eerwaardigste, en agtbaarste Ampt dat de voorzienigheid een mensch kan toeschikken; Deeze onbetwistbaare waarheid zelve moet u het kragtigste en onwrikbaarste voorneemen inboezemen, om u geheel en al, met alle doenlyke inspanning van ziels en lighaams vermoogens, aan het Leeraarsampt over te geeven. Zet derhalven alle andere studie aan een kant, om alleenlyk die van eene wel beredeneerde Godsgeleerdheid te betragten. [99] Vermids 't eerste oogwit van d'onderwyzing is zig te doen begrypen, zo moet gy zorg draagen dat de styl van uwe Predicatien, met deftigheid, eenvoudig zy, en niet en streeve boven het bereik van luiden, die maar eene gemeene kennis van hunne moedertaal hebben. Zulks is de waare welsprekendheid van de Predikstoel. Verban derhalven alle opgesmukte, uitgekipteGa naar voetnoot1, en zeldzame uitdrukkingen uit uwe Redevoeringen, zo wel als laffe straattaal, bekwaam om de zelven veragtelyk en walgelyk te maaken. Handel op de zelfde wyze, met bloempjensGa naar voetnoot2 en cierlyke vergelykingen, die meer tot optooizel als verklaring tot de stoffe dienen. En hebt gy Taal en Oudheid-kunde van nooden, gebruikze met de uiterste spaarzaamheid, en niet meer als volstrekt noodig is om de betekenis van uw text in zyn waare ligt te plaatzen. Op deeze wyze zal het blyken dat uw oogwit niet zo zeer is uw eigen roem, als de eer en luister | |
[pagina 136]
| |
van uw meester. Voeg daar by, dat eene breede uitweiding in dusdanige geleerdheid alleenlyk in schyn, en niet in waarheid, een teken van eene doorploegde studie is; dat zoort van geleerdheid kan met weinig moeite uit gemeene pakhuizen, die voor een ieder openstaan, gehaald worden. Tragt zo veel het moogelyk is kort te zyn; geestelyke voorwerpen vereischen in den toehoorder eene onafgebrokene aandagt, en 't is onmooglyk, dat de zelve in de meeste meenigte langduurig zy. Om hier in te slagen maak uw werk van uwe stoffe met de uiterste oplettendheid in haar eigen afgezonderd weezen in te zien, en van alle zyden te bespiegelen, om zo uit haare grond zelf 't geen gy te zeggen hebt voort te doen vloeyen. 't Is geen wonder dat men wydloopig is, wanneer men het doorgronden van 't onderwerp daar laatende, uit al het geen 't zelve [100] omringt, alles by malkander schraapt, 't geen eenige betrekking daar op kan hebben, en men zig beezig houd, met te verklaaren, wat een zaak niet en is. Wanneer men behoorlyk aangetoond heeft wat ze weezentlyk is, blykt het gemeenlyk van zelve wat ze niet is. Myd ook zorgvuldiglyk van uw waar onderwerp, tot een ander, schoon het op het eerste eenige invloed heeft, over te gaan; De waarheden zyn zo aan den ander verknogt, dat men door dusdaanig uitspatten de heele Godsgeleerdheid in de verhandeling van eenen text kan opsluiten. Gebruik nooit twee woorden, daar een genoegzaam is, zulks doet de kragt der uitdrukkingen verflaauwen, en valt verdrietig aan der toehoorderen aandagt. Zeg ons voornaamentlyk niet 't geen de onkundigste menschen zo wel als gy weeten; Leg nooit woorden uit, die ten minste zo klaar zyn als d'uitleggingen zelven, wanneer gy te spreeken hebt, van een beek, van een heuvel, van eene grazige weide, onderstel dat wy die uitdrukkingen verstaan, voor zo verre de betekende zaaken aan de uiterlyke zinnen zig vertoonen, en in de Heilige blaaderen tot geestelyke denkbeelden aanleiding geeven. 't Natuurkundig onderzoek van derzelver innig weezen en verhoolen eigenschappen doet in dit opzigt geen andere uitwerking, als de geest der geener, die 't minste begrip van die weetenschap niet hebben, te verbysteren. Wat waarheden gy ook tragt te beweeren, gedenk, dat de bewyzen niet getelt, maar gewoogen moeten worden. Kip uit de gemeenlyk aangehaalde, die geene, welkers kragt, naa een ryp onderzoek, u zelve als overtuigend voorkoomt, vind gy egter zomtyds raadzaam door waarschynlykheid de weg meer en meer te baanen tot eene voldoenende bondigheid, en het overtuigend ligt by trappen te doen aangroeyen, zulks is niet te | |
[pagina 137]
| |
verwerpen, indien men [101] maar zorgt, 't waarschynlyk, voor 't geen het is, te geeven, en niet voor onwederspreekelyke bewyzen. Niets is 'er aan de Religie naadeeliger als de waarheden met swakke bewyzen te staaven; Toehoorders geneigt tot ongeloovigheid besluiten daar door dat 'er geen beeter bewyzen voor die zaak te vinden zyn, en neemen daar uit geleegendheid, om zo wel met de waarheid, die men zoekt te betoogen, als met dusdaanige magere bewyzen de spot te dryven. Zulks is alzo schaadelyk wat aangaat zeedenlessen en bestraffingen, als wat leerstukken betreft; Ik vind, by voorbeeld, nog in Gods woord, nog in de reeden niets, dat danssen, kaart- en tooneelspel, in zig zelve ingezien, en in hun eigen weezen, veroordeeld; zo gy zulks vind, zal de mededeeling daar van my verpligten. Dog groote en Godvruchtige Theologanten hebben 't zelve zo weinig als ik kunnen bespeuren. Indien egter een Leeraar die stelling poogt te beweeren, en zyne vergezogte reedenen laf en onbondig zyn, zo zal de ligtvaardige toehoorder dezelve met veragting verwerpen, zyn oor en hart sluiten voor al 't geen omtrent de gansche stoffe te zeggen valt, en 't zelve voor beuzelingen, en dwaaze harssenschimmen verslyten. Gy, myn Neef, in diergelyk geval, wend het liever op een andere boeg; tast die zaken in haar weezen niet aan; maar beschouwtze in haare omstandigheden, misbruik, en gevolgen. Daaromtrent zyn de bewyzen zo tastelyk, en onwederleggelyk, dat de hardnekkigste, indien hy maar van reeden niet berooft is, aan dezelven gedwongen is zyn toestemming te geven; en is overtuiging geen waare bekeering, ze is 'er ten minste de eerste trap toe. In 't bestraffen der zonden, indien gy het maar met eene behoorlyke omzigtigheid doet, en op een vaste grond van redeneering, kunt gy niet te streng [102] weezen. 't Is waar; ik heb van verstandige mannen hooren beweren, dat het jonge Predikers niet past, zig in diergelyke bestraffingen ver uit te laaten. Dog ik ben geenzins van hun gevoelen. Indien de jeugd het regt van preeken niet weg neemt, zo kan haar het regt van te bestraffen ook niet betwist worden. Maar zie wel toe, waarde Neef, hoe gy van die pligt u kwyt; Geef wel agt, om, in plaats van de zonden te bestraffen, de zondaars zelven niet wezentlyk te straffen, 't welk oogenschynelyk buiten 't bereik van uw ampt is. Zulks geschied, wanneer een onbezonne Leeraar, een zondaar als met de vinger aanwyst, de oogen van de gansche vergadering tot hem trekt, hem met schaamte overdekt, en in staat stelt van niet te weeten, waar hy zyn gezigt bergen zal. Zulks noem ik, op de | |
[pagina 138]
| |
Preekstoel dadelyke pasquillen te maaken, en zweemd meer naar vuilaardigheid, als naar Christelyke liefde. Voeg daar by, dat dusdanige driftige onbezonnenheid 't gegezelde voorwerp meestentyds kwaad, in plaats van goed, moet doen. 't Is natuurlyk dat op zoo eene publyke wyze gebrandmerkt zynde, het zelve, (als een geschavotteerde boosdoender, die daar door in 't gemeen verergert,) alle eer en schaamte verlieze, en tot zwaarder ongeregeldheden uitspatte. Het tegendeel is te hoopen, wanneer men in algemeene tafreelen, op duizenden toepasselyk, zonder byzonderheid van omstandigheeden, de schuldigen aan hen zelve ontdekt, en daar door aanleiding tot bekeering geeft. Wil men hem in 't byzonder bestraffen, men moet hem, om zyn eer niet te kwetzen, met een Godsdienstige bescheidenheid in het byzonder, en zonder getuigen, aanspreeken. In uw gedrag zo wel als op de Preedikstoel moet gy leeren, van oploopendheid, en van dwingelandy de waare yver te onderscheiden; de waare yver, zeg ik, die spruitende uit een zuivre liefde voor waarheid en deugd, zagtzinnig en liefdaadig is, door de reeden bepaald, en door de voorzigtigheid bestierd. Indien gy niet ophoud met dien yver raad te pleegen, en uw voor verwaandheid zo gevaarlyk en verderfelyk voor 't Leeraars ampt, weet te hoeden, zo zult gy altyd bedenken, dat gy een onderdaan eer als een Herder zyt geweest, dat gy noopens de gehoorzaamheid aan de burgerlyke wetten verschuldigt zyt, 't minste voorregt, op de geringste uwer meedeingezeetenen, u niet kunt aanmaatigen, verre van boven die wetten te zyn, en dat het u betaamt als een Christen, en Leeraar, anderen, tot eerbied voor dat rigt[103]snoer, door uw voorbeeld uit te lokken. Wil een halsterrige uwe wettige bestraffingen niet aanhooren, weigert hy u zyn deur, dring teegen zyn wil en dank niet in zyn huis. Hy is t'zynent onbetwistelyk meester; Gy zoud hem in zyn regt benadeelen, de wetten vertreeden, en kwaad doen, om goed daar uit te doen volgen. Luister naar uw Meester, schud het stof van uwe voeten, en besteed elders, daar meer nut te verwagten is, uwe yverige en heilzaame vermaningen. Niets teerder ken ik als het gedrag dat een Leeraar in de burgerlyke zamenleeving heeft te houden; niets vereischt ingespannener omzigtigheid. Losheid, en stuursheid zyn hem bykans eeven zeer te myden. Verschyn nooit in een gezelschap, als bezet met distelen en doornen, en bereid om al 't geen u niet aanstaat te berispen, en te hekelen; baan door vriendelykheid behaaglyke zeeden, en 't geheele merkteeken van een goede opvoeding, de weg voor uwe lessen. Hoewel ernst uw voornaam oogwit moet zyn, wend | |
[pagina 139]
| |
nooit de conversatie derwaards met dwang. Zulks is eene aanstotelyke meesteragtigheid, die de gemeene vryheid geweld schynt aan te doen. 't Is gevoeglyker, door eene pryswaardige listigheid, te weeg te brengen, dat het gezelschap, als door eigene beweeging, zig in een nut gesprek inwikkele. Wil dit niet lukken? zoek, uit het geen verhandeld word zelf eenige heilzame gevolgen, als by geval te trekken; Deeze indirecte manier van onderwyzen werkt zomtyds kragtdadiglyker op de gemoederen, als onderrigting, die uit voorbedagten raad schynt voort te vloeyen. Dog hoe het ook gaa in een gezelschap, lyd nooit, dat in uwe tegenwoordigheid de eer van uw Meester werde vertreeden; Geschied zulks door eene woeste onbedagtzaamheid, gaa het zelve te keer met eene deftige ernst, dog zonder eene bitze vinnigheid; en schynt het de verfoeyelyke vrugt te zyn van eene ingewortelde Godsverzaking; staa op, en verlaat met verontwaardiging, roekelooze spotters, die in 't gemeen hun meeste werk maken, van aan bondige bewyzen, in plaatze van ze te beantwoorden, een belaggelyken draey te geeven. Zoek niet in 't byzonder de gemeenzaamheid der Grooten, om u niet van hovaardy, nog van de geringste, om u niet van gemaaktheid verdagt te maaken, maar tragt te zyn, gelyk uw Meester, zonder aanneemingGa naar voetnoot1 van perzoonen. Schoon in uw gansch gedrag beleefd, toegeevend, gereed 't geen loffelyk is te pryzen, vley niemand, maar voorna[104]mentlyk wagt u voor eens anders vleyery, waar aan een Leeraar ruim zo als grooten, en ryken bloot gesteld is. De Bedienaars van de Godsdienst, worden door de bank, met geen middelmaat behandelt; of ze worden veragt, of ze worden aangebeeden; 't Eerst is voor hunne zeeden een gering kwaat, en ze hebben 't volmaaktste regt om met de koelste onverschilligheid zo eene onwaardige veragting te veragten. Dog het tweede is van de uiterste gevaarlykheid. Zo draa een Leeraar door zyne gaaven, en stigtelyk leeven, zig eenigzins boven zyne amptgenooten verheft, mist hy niet het troetelkind van alle die geene te worden, die voor liefhebbers van deugd tragten te boek te staan; en voornamentlyk van Vrouwen, die met grooter teerhartigheid en drift als de Mannen omtrent de Godvrugt zelfs zyn aangedaan. Zy beschouwen een Leeraar die haar behaagt, niet als een mensch, maar als een volmaakt mensch, en dat meer is, als een Engel. Haar hoogagting, eerbied, liefkoo- | |
[pagina 140]
| |
zing is aan dat denkbeeld geevenmatigt. Wat hy zegt, wat hy doet, 't is alles in de hoogste trap, deftig, treffelyk, heerlyk. Niet alleen raakende de Godgeleerdheid, maar zelfs in zaaken, waar van hy maar een geringe kennis heeft, spreekt hy niet als Godspraaken; zyn enkel zeggen overweegt de kragtigste bewyzen. En dit alles is geen voorbedagte pluimstrykery; 't Is zuiver voor ingenoomendheid, 't heeft de schyn van valsheid niet, en 't is des te verderfelyker: om daar uit geen aanleiding tot laatdunkentheid te krygen, moet hy bykans zyn 't geen daar hy voor gehouden word, een volmaakt mensch, een Engel. Ik verbeelde my dat voor een swak schepzel de vlugt hier het beste middel is, ten zy een Leeraar zig kragtig genoeg kend om 't kwaad in zyn begin te stuiten, en met de grootste deftigheid die loftuitingen, en afgodendienst te verfoeyen. De verwaantheid, waarde Neef, bevlekt en ontzenuwt de deugd, en beneemt haar alle haare vrugtbaarheid; in een Leeraar moet ze worden gemyd, hoewel ze naauwlyks te myden is. De verkryging en behouding van de zedige en nederige deugd, is in niemant moeilyker, en daarom heerlyker, als in een Predikant, en in een Oppervorst. [105] |
|