De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 31-60: 8 februari 1732 - 23 mei 1732
[pagina 97]
| |
No. 38. Den 7. Maart 1732. De Hollandsche Spectator.
Legere, & non intelligere, nec legere est.Ga naar voetnoot1
IK twyfele niet of de verstandige Lezer zal goedvinden, dat ik hem nu en dan, in plaats van de uitwerkzelen van bespiegeling, de vrugten van myne leesgierigheid opdisse. Te lezen, zonder daar uit aanwas van wysheid te rapen mag zelfs geen lezen genoemt worden. Weinig menschen weten egter wat het regt leezen is. Zy gebruiken het alleenlyk tot een tydverdryf, en om voor eenige uuren hunne harssenen door agter een volgende nieuwe verbeeldingen bezig te houden, en te vervrolyken, of wel om hun gemoed door gedurige bewegingen werkzaam te houden, en aan 't gevoel van den last des tyds te onttrekken. Blyven 'er van 't gelezene eenige woorden in de harssenen over, zonder dat het aan eene aandagtige bespiegeling de minste moeite kost, des te beter; zo niet, 't is ook wel; de bestede tyd is, zonder verdriet, daar heen gerold; en dat was 't eenigste, dat beoogt wierd. Mogelyk zal het geen ik sta te verhandelen, zommige van die ziekte des gemoeds genezen, en hen lerende hoe men ten zynen voordeele lezen moet; de weg banen om by het bedoelde vermaak en tydkorting eene nuttigheid te voegen, die in een denkend wezen, in 't welk de weetgierigheid niet geheel is uitgedooft, die verlustiging noodzaaklyk moet vermeerderen. [58] Onder de boeken, die met de nutste verlustiging kunnen gelezen worden, zyn levensgevallen, beschreven door die genen die zelve daar van het onderwerp zyn geweest, mannen van geest, en van eene oordeelkundige opmerking, die groote rollen op het tooneel des waerelds hebben gespeeld, voornamentlyk in netelagtige tyden, en omstandigheden, die bekwaam zyn eene ziel tot het aanwenden van de grootste pogingen; en tot de uiterste inspanning van hare kragten en vermogens te noodzaken. Dusdanig zyn | |
[pagina 98]
| |
my voorgekomen de levensgevallen des Grootvaders van de vermaarde Mevrouwe van Maintenon, eertyds huisvrouw van Scarron, een beroemt Fransch Poëet, en daar na door een heymelyk huwelyk vereenigd met Lodewyk de Groote. De zelven zyn zonder de minste gemaaktheid, en met zo een groote eenvoudigheid verhaald ten nutte van zyne kinderen, als of hy de verwonderenswaardige voorvallen aan de zelven mondeling aan den haart had vertelt; welk gebrek van oppronking de waarheid van het verhaalde eene verdubbelde kragt byzet. Myn voornemen is voor eerst uit de t'zamenvloeijing van alle die verscheidene ontmoetingen het Caracter van dien groten man kort en bondig op te maken, en ten tweede uit het zelve eenige heilzame lessen te trekken. Theodorus Agrippa d'Aubigné, gesproten uit een oud en hoogadelyk geslagt, had tot Vader een aanzienlyk ieverig en onverschrokke voorstander van de hervormde Godsdienst, en kwam ter waereld in het woedenste der Fransche Burger- en Religie-oorlogen. Geen zorg, geene onkosten wierden tot zyn opvoeding gespaart, en 't zaad van geleerdheid en deugd viel in zo eene vrugtbare grond, dat hy in zyn agtste jaar reeds een werkje van Plato, genaamd Crito, had vertaald, en dat hy omtrent twee jaren daar na ontvlugtende eene wrede vervolging en vervallen[59]de in de handen van eenen beuzelagtigen vyand, de marteldood hem over 't hoofd hangende, zonder de minste traan te storten, uit eene Godvrugtige en Christelyke standvastigheid onder de oogen zag. Dit gevaar door een wonderwerk van de Godlyke voorzienigheid ontrukt zynde, had hy wel haast de gelegentheid van in de studie met zo veel vlyt en goed gevolg voort te varen, dat hy in den ouderdom van dertien jaren een groot gedeelte der Wiskunde zig eigen had gemaakt, 't Latyn, 't Grieks en zelfs de schriften der Rabbynen, zonder moeite verstond, en voor de vuist zo veel Latynsche vaerzen maakte, als eene gaauwe pen op eenen ganschen dag konde in 't schrift brengen. Zyn vader hem in 't begin van zyn jongelingschap ontvallen zynde, wierd zyn natuurlyke dapperheid door de liefde van zynen onderdrukten Godsdienst zo kragtdadiglyk opgewekt, dat hy zyns mommersGa naar voetnoot1 handen ontkomen zynde, met het springen uit een venster in 't hemd, en met blote beenen, zig by eenig voorbytrekkend Krygsvolk voegde, dien zelven dag nog met eene vyandlyke bende handgemeen wierd, en in dien onbekwamen staat om te vegten, een vyandlyk soldaat de wapenen ontrukte. Zedert die tyd, was hy by alle ondernemingen, by alle | |
[pagina 99]
| |
aanslagen, en gaf t'elkens blyken van eene onverschrokkene roekeloosheid. Hier door wierd hy wel haast gekend, en bemind, van de dapperste Vorst zyns tyds Henrik Koning van Navarre, en daar na ook van Vrankryk, en hy verkreeg aan 't Hof roem en ontzag, niet alleen door verscheidene tweegevegten, en door honderd andere dolle uitwerkzelen van kloekmoedigheid, die in die tyd zeer in de mode waren, maar ook door 't aanregten van steek-speelen in 't gezelschap van zyn Koninklyke Vriend, door geestryke voortbrengzelen van zyne digtkunde, door aardige kwinkslagen, en spitsvindige antwoor[60]den. Zyn geest en oordeel zyne bedrevenheid verhaastende voegden wel haast krygskunde by zyne verbazende stoutheid, waar door hy tot wigtiger krygsampten verheven zyne glory van dag tot dag eenen nieuwen glans toebragt. Altyd te paard, zonder ophouden bezig, om den vyand een kans af te zien; nu sterktensGa naar voetnoot1 overvallende, dan steden verdedigende, en belegeringen doende opbreken; dikwils verwinnaar, zomtyds geslagen, gekwetst, gevangen, dog nooit van moed, nog van hoop zyne schade weder in te halen ontbloot, nooit afgeschrikt van nieuwe gevaren met de zelve stoutheid onder de oogen te zien en te trotzeeren. Zyne krygslust dwarsboomde zyne weetgierigheid niet, met dubbele laurieren gekroond begaf hy zig in bezadigder jaren tot ernstiger studien, en voornaamlyk tot het onderzoeken van den Godsdienst, waar in hy zo veel ligt kreeg, dat in eene openbare redentwist met den beroemden Bisschop van Evreux, daar na Cardinaal van Perron, hy het dien geleerde en doorsleepen Godsgeleerde zo bang maakte, dat in 't byzyn van meer als vier honderd aanzienlyke luiden hem het zweet met groote druppelen op een ChrisosthomusGa naar voetnoot2, waar in hy iets op wilde zoeken, van 't aanzigt afstraalde. Zommige zyn helden in den kryg, en tonen in andere voorvallen eene wyfagtige lafhartigheid. Dog eene ziel, wiens verdienste door eene verligte reden op grootmoedigheid, en bestendige opregtheid gevest is, toond in alle omstandigheden dezelfde kragt en onverschrokkenheid. Dusdanig was d'Aubigné; 't geen hem waar, oirbaar, en billyk scheen, dorst hy altyd, met het trotseeren van de uiterste gevaren, staande houden. Van zyne regtvaardige voornemens konde hy door vleijen, dreigen, beloven niet verzet worden. Nooit spaarde hy aan zyn Meester zelfs bittere waarheden, | |
[pagina 100]
| |
wanneer hy zulks volstrek[61]telyk nodig oordeelde; nooit konde hy door vrees of hoop tot 't geen hem als laag en eerloos voorkwam verleid worden. Het belang der hervormde Godsdienst staafde hy in alle gevallen met eene onwrikbare standvastigheid, en tegens alle aanstotingen van de hoofsche baaren stond hy pal als een rots. Deze zyne ongemakkelyke deugden dwongen hem meermaals, met verlies van zyns Meesters gunst, het Hof te verlaten. Dog de noodzaaklykheid van zyn raad en uitvoering deden hem gemeenlyk binnen korten tyd herroepen, en, hoewel hy by de zelfde onbuigzaamheid bleef, in aanzienlykheid, en verheventheid aangroejen. De verbitterdheid van den Vorst tegens hem was zomtyds zo groot, dat onze Held van alle kanten met de dood, zo hy voor zyns Meesters gezigt dorst verschynen, gedreigd wierd. In zulken geval onderwond hy zig, zonder zig te beraden, den zelve te verrasschen, zyne diensten hem voor ogen te stellen, desselfs ondankbaarheid hem te verwyten, zyn eigen gedrag te regtvaardigen en zig aan desselfs ongegronde wraak aan te bieden. Zodanige meer als Romeinsche stoutheid trof 't grootmoedig hart van Hendrik, die wel zyn vrindschap, dog nooit zyne agting voor dien grooten dienaar verliezen konde, en door de zelve onverschrokkene deugd, die d'Aubigné 's Konings ongunst op den hals had gehaald, wist hy desselfs liefde te herwinnen en te vermeerderen. In 't Caracter en gedrag van zo een verstandig, deugdzaam, geleerd, bestendig, wys, edelman heb ik eene byzonderheid aangemerkt, die my zeer verwonderenswaardig is voorgekomen. Wanneer hy reeds door rypere jaren, van de losheid en ziedende oploopendheid des jeugds, die de koorsse der ziele kan genoemd worden, genezen was, en hy zig reeds bevestigt had in de gewoonte van de pligten des waaren Godsdienst, die hy met [62] degen, mond en pen, zo kragtdadiglyk verdedigde, waar te nemen, ontzag hy zig niet, zo dikwils de geleegentheid zig daar toe aanbood, om de geringste redenen uitdagingen tot tweegevegten te doen, en aan te nemen. Onder anderen verhaald hy een geval, waar in hy, eer hy vertrok om in 't hemd met degen en ponjaard zig tegens een der beroemdste duellisten te beproeven, zig op zyne knien wierp, en de ernstigste gebeden tot God uitstortte. Hier op steeg hy wel gemoed te paard, dog niet verre van de bestemde plaats gekomen zynde zag hy twee van zyne vrienden, die van zyn voornemen onderrigt waren, spoorslaags naar hem toe ryden, en hoorde een derzelver uitroepen, Mirakel, Mynheer, Mirakel, en geen gevegt, uw vyand is deze zelfde nagt door eene koude zinking aan alle zyne leeden beroert geworden. Waar | |
[pagina 101]
| |
op d'Aubigné zig een weinig bedagt hebbende, antwoordde dat hy niet twyfelde of 't verhaalde toeval was 't uitwerkzel van de gebeden die hy dien morgen aan God had opgeoffert. Kan 'er wel een grilliger vermenging of liever verwerring uitgedagt worden van Godvrugt, en van een koel, voorbedagt en moedwillig opzet van Gods wetten te verbreken? Zoude men niet zeggen dat het onmooglyk was, dat twee zo tegenstrydige geschiktheeden in eene en de zelve ziel op de zelve tyd plaats konden hebben, zonder dat d'eene door d'andere wierd vermeestert? Ik weet dat de waare deugd geen magtiger vyandin in edelmoedige zielen kan ontmoeten als de eerzugt. Ik weet dat, voor krygsvolk en Adel, niet tederder is, als de roem van dapperheid, en dat de vreze van voor lafhartig door te gaan de scherpste prikkel is om de zelven tot veragting van alle andere beweegredenen aan te spooren. Dog wat indruk konde zulks op 't gemoed van den dapperen d'Aubigné hebben. Wat oneer konde het afslaan van eene onredelyke uitdaging hem toebrengen? Zyn glory was [63] gegrond op duizend heldendaden en gegraveert in een lighaam met loffelyke wonden bedekt. Wie konde zig verbeelden, dat niet uit reden, maar uit vertzaagdheid een tweegevegt wierd afgewezen door een man die in zyn ziedende jeugd, de sporelooste blyken van onverschrokkenheid tegen vrienden en vyanden had gegeven, en die men in gevegten, dartig schreden voor zyn ruitery had zien voor uit stuiven, om in de vyandlyke benden in te breken. 't Was derhalven aan iemand, die van zyne zinnen niet beroofd was, niet mooglyk dien grooten man van blohartigheid verdagt te houden, en 't geen in een jong krygsman kan worden ingeschikt kan in hem niet anders als eene schandelyke onredelykheit voortkomen. Daar is egter eene zekere waarheid van ondervinding die hem eenigzins kan ontschuldigen; zekere manieren van denken, voornamentlyk omtrent eer en schand, gaan in zekere eeuwen zo algemeen in zwang, dat zo men zyn glory bemind, men die wyze van denken moet volgen, zo niet inwendig ten minste in 't uiterlyk gedrag. Nu is 't zeker dat in d'Aubigné's levenstyd, eene RomanscheGa naar voetnoot1 kloekmoedigheid door de mode was ingevoert; 't was niet genoeg zig aan 't gevaar, waar door 's menschen natuur eene onmydelyke afschrik heeft, door reden en pligt zig bloot te stellen. Neen, men moest zig houden, als of 'er geen verlustiging te pas kwam by 't vermaak van 't vegten; Een gevegt was een bruiloft, men moest 'er al zingende, en | |
[pagina 102]
| |
danzende naar toe gaan. Eene koele en voorzigtige dapperheid was bykans de naam van dapperheid niet waardig, de roekelooste, de uitzinnigste kloekmoedigheid, was de verhevenste, en de roemrugtigste. 't Scheelde weinig, of 't was een soort van lafhartigheid hier omtrent zyne reden te gebruiken. Ik twyfele niet of onze wysgeerige Held zal de buitensporigheid van die algemeene mode, door [64] welke hy als door een onwederstaanbare stroom weggerukt, en meede gesleept wierd, wel gemerkt hebben, maar zyn eerzugt zal hem belet hebben zyne redelykheid gehoor te geven, en om zyn gemoed daar in gerust te stellen, zal hy getragt hebben door eenige schynredenen zyne wysheid in slaap te wiegen. 't Is wel waar, zeggen zommige verstandige Officieren, die liever sterven zouden als 't point van eer niet stiptelyk op te volgen, en die de minste vlek van belediging met bloed willen afwasschen, 't is wel waar, als een Christen moet men de beleedigingen vergeten, maar als een Krygsman is het noodzakelyk zig over de zelven te wreken. Een Staatsman, die by nood Machiavel volgt, zonder in hem te geloven, voldoet zig zelve met de zelfde uitvlugt. Men ziet het Caracter van een Christen en van een Staatsman aan, als twee onafhankelyke hoedanigheeden, die, by beurten, ons aan verscheidene, en op ieder betrekkelyke pligten, verbinden. Dog geen denkbeeld kan valscher en verderfelyker voor deugd en Godvrugt wezen. Immers zyn 'er weinig menschen wiens eenigste betrekking is de hoedanigheid van een Christen. Zo 'er gevonden worden die Christenen en Krygslieden zyn, Christenen en Staatslieden, zyn 'er ook niet Christenen en Koopluiden, Christenen en Regtsgeleerden, Christenen en werk bazen. Indien het alle die luiden vry staat, naar gelegentheid dan eens aan hunne eene betrekking, en dan eens aan de andere, te voldoen, zo is het uit met de ware deugd, en de gansche Religiegronden worden om ver gerukt. By geluk is de valschheid van redenering makkelyk aan te tonen, daar toe is het genoeg het ware denkbeeld van die zaak voor den dag te brengen. 't Caracter van een Christen strekt zig uit over alle de betrekkingen der menschen, die by het zelve niet gevoegd, maar aan 't zelve ondergeschikt zyn, met eene volstrekte afhankelykheid. De Krygsman moet zig naar den Christen rigten, en niet de Christen naar den Krygsman; de Christen kan nooit ter zyde gezet worden, om den Krygsman alleen te laten werken; alle onze inwendige en uitwendige werkzaamheid is aan die Hoofdhoedanigheid onderworpen, en verslaaft, en kan in geen gevallen, in geen betrekkingen 't wettig jok van zo een algemeen gezag afwerpen. [65] |
|