De Hollandsche Spectator
(1998)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 31-60: 8 februari 1732 - 23 mei 1732
[pagina 83]
| |
No. 36. Den 29. February 1732. De Hollandsche Spectator.ZEker vreemd Schryver heeft een groot en geestig Vertoog opgesteld, om te bewyzen zo door redenen, als voorbeelden, dat de burgerlyke zamenleving, zo als de zelve nu in haar gansche verband onderzogt kan worden, zonder zekere menschelyke zwakheden, vooroordelen, en ondeugden niet zoude kunnen bestaan, en dat zonder die onvolmaaktheden geen volk ryk bloeijend, en gedugt zoude kunnen wezen? 't Welk niet anders betekend, als dat de waereld zo lang als ze bestaat, gelyk ze nu bestaat, niet anders bestaan kan, en om zig in die toestand te houden, pragt, dartelheid, verwaandheid, hoogmoed, ydele eerzugt, gierigheid en verkwisting, volstrektelyk van noden heeft? Hy beweert voornamentlyk, dat in de tegenwoordige omstandigheden, geen land zig in magt en schatten boven andere uitmuntende kan maken door een Koophandel in de welke de zuivre eerlykheid en de Christelyke opregtigheid stiptelyk worden nagekomen! Hy durft zelfs volmondig uitzeggen, dat de openbare guiteryGa naar voetnoot2, die men in dieven, beurzesnyders, valsche spelers verfoeyt, maar alleen in naam verscheelt van 't geen men in een koopman [42] vernuft en afgerigtheidGa naar voetnoot3 noemt: volgens zyn gevoelen, dat niet t'enemaal ongegrond is, behelst het woord | |
[pagina 84]
| |
guit in zyn volle uitgebreidheid genomen, alle de zulke, die geen opregte eerlykheid bezitten, en aan anderen doen, 't geen ze zelve van anderen niet garen zoude lyden: om over te slaan, zegt hy, de ontelbare streken, waar door dagelyks de eene handelaar den andere zoekt te verschalken, zonder gevaar te lopen van hunne goede naam daar door te bevlekken, zo wensch ik maar, dat men my een Koopman tone die nooit mist aan den bieder, de gebreken van zyne waren te ontdekken, die ze zelfs niet met al zyn vernuft tragt te verduisteren, en die nooit de zelven, tegens zyn geweten, boven hare waardy verheft, om ze gemakkelyker en met meer winst kwyt te raken. Om verders te tonen, door wat kunsjes Koopluiden van de beste reputatie zig zonderling zoeken te verstrikken brengt hy 't volgende voorbeeld by? Philarethes een man die een groot figuur in de waereld maakte, en zwaare commissien uit verscheidene landen aan de hand had aangaande de Suiker, trad in onderhandeling wegens eene aanzienlyke party van die waar, met Argyrophilus, een voornaam handelaar op de West-Indiens; hoewel zy beiden de markt zeer wel wisten, konden ze met malkander niet overeenkomen. De eerste was een man van een grote Rykdom, altyd wel by kas, en verbeelde zig dat niemand beter koopGa naar voetnoot1 als hy de vereischte Koopmanschappen behoorde te verkrygen. De laatste bevond zig in de zelfde toestand, en geen geld hooglyk van node hebbende bleef vast op zyn prys staan. Terwyl zy over gemelde koop bezig waren in een Koffihuis niet ver van de beurs, kwam de knegt van Argyrophilus hem een brief uit Amerika behandigen, door de welke hy verwittigt wierd, dat 'er een vry groter kwantiteit Suiker in 't kort stond aan te komen, als men verwagt had. Dit dede hem [43] van harten wenschen, tot de aangebodene prys zyn waar te verkopen, eer die tyding verspreid wierd? Dog zeer doortrapt zynde, en vrezende met zig al te zeer te verhaasten, en te schielyk van gedagten te veranderen, zyn kalandGa naar voetnoot2 agterdogt te geven, liet hy zagjens 't gesprek omtrent die zaak slippen, en bragt een ander onverschillig praatje te berde; na van de lieflykheid van 't weer iets gezegt te hebben, ging hy over tot de aangename gelegenheid van zyne buiten plaats, en met al de tekenen van vrindschap en van een vrolyk humeur verzogt hy Philarethes eenige dagen met hem aldaar te gaan verslyten. De plaats was niet verder van de stad als een uur of vier; 't was in de maand | |
[pagina 85]
| |
van May juist op een zaturdag, en de verzogte Commissionaris ongetroud zynde, en niets te doen hebbende voor de volgende Dingsdag, nam de aangebodene beleeftheid gewillig, en dankbaarlyk aan; de koets word ingespannen, en de Heeren vertrekken zonder uitstel. 't Onthaal was dien avond, en de volgende dag zo heerlyk als beschaafd, en vriendelyk. Dog Philarethes zig 's maandags smorgens bedienende van een Paard van zyn nieuwe Vriend, om zig wat te verlugtigen, en zyn honger tegens 't middagmaal te scherpen, ontmoet by geval een kennis, die hem verwittigt dat 'er gewisse tyding 's avonds te voren was gekomen, dat de Suikerschepen door eene zware storm belopen ten groten deele waren vergaan, en dat men op de beurs voor zeker hield, dat de Suiker ten eerste vyf en twintig percent stond te ryzen. Hier op keerd hy te rug, en zonder vertoeving haald hy weder op de afgebroken onderhandeling wegens de bewuste party Suiker. Argyrophilus, die aan 't sluiten van de koop niet twyfelde, en voorgenomen had na den eten, dezen handel te vernieuwen, was geen kleintje in zyn schik [44] dus voorgekomenGa naar voetnoot1 te zyn; dog hoe genegen egter hy ook was te verkopen, de ander beieverde het sluiten van de party nog vry meer; ieder nogtans bevreest voor des anders doorslepenheid, wist nog een goede wyl de uiterste koelheid en onverschilligheid kunstiglyk na te bootzen. Eindelyk Philarethes verhit door het kortsgehoorde nieuws, en dugtende dat een langer uitstel hem schadelyk mogte wezen, sloeg de koop toe zonder 't minste van den vollen eisch van Argyrophilus af te dingen. Daags daar aan keerden zy te rug naar de stad; zy vonden de tyding bevestigd, en verspreid, en Philarethes won by de party meer als vyfduizend guldens. Argyrophilus die niets had verwaarloost om hem te verkloekenGa naar voetnoot2, had waarlyk geen reden om te klagen; ik wilde nogtans wel eens weten, of zy beide wel garen hadden willen behandeld wezen, zo als elk van hen den ander behandeld had. Ik wil garen met dien verstandigen Schryver bekennen, dat 'er in alle onderhandelingen van de menschen veel ontrouw en bedriegery schuild; dat de eenes ondeugd die van den ander in zommige opzigten uitlokt, en noodzakelyk schynt te maken, en zelfs dat de Koophandel, meer aanleiding tot ongeoorloofde streken en valsheden geeft, als verscheidene andere hanteringen, van twee stellingen houde ik my egter verzekerd; voor eerst | |
[pagina 86]
| |
dat wezentlyke bedriegeryen in den handel niet noodzaaklyk zyn, en dikwils meer nadeel als profyt by brengen, en ten twede, dat de Schryver voor ongeoorloofde streken aanziet zommige behandelingen, die met eene voorzigtige opregtigheid, en met de liefde, die wy onze evenmensch schuldig zyn, niet stryden, en aan een koopman genoegzame middelen verschaffen, om zyne zaken voordeliglyk te bestieren. Ik noem wezentlyke bedriegery wanneer men tegen zyn geweten aan, om in de ziel van anderen valsche denkbeel[45]den op te wekken, woordelyke, of dadelyke tekenen misbruikt, aan welken een onderlinge overeenstemming een vaste betekenis gehegt heeft, wanneer men by voorbeeld ja zegt, daar ons geweten ons verpligt neen te zeggen; wanneer men een monster vertoond, en een andere waar levert. Myns oordeels bestaat de eigentlyken natuur van leugen en bedrog in dat valsch gebruik van de beschrevene tekenen, en niet alleen, in 't bloote opzet van aan iemand denkbeelden strydig met de waarheid te geven. Zulks is oneindelyk; de eerlykste luiden door de voorzigtigheid onmydelyk; de eerlykste luiden zyn door de voorzigtigheid gedwongen zig daar van niet zelden te bedienen, zonder dat zy gevaar lopen van hunne goede trouw te doen verdenken. Mag een eerlyk man, wetende dat hy nagezien of gevolgd word, niet een verkeerde weg inslaan, om te verbergen waar heen zyn gang strekt! Indien 't iemand geoorloft is, door stil te zwygen, een gansche waarheid te bedekken, zo zie ik niet hoe hy zyne goede trouw kan schenden, met een gedeelte van de waarheid te zeggen, en 't overige agter te houden. Worden 'er niet duizend onschuldige misleidingen uitgewerkt door de trekken van 't wezen, door een grimlag, door de bewegingen van 't oog, door de eene of d'andere gebaerden? Dog waerom is dat slag van misleidingen vry van schuld, de reden is klaar, aan die tekenen, die misdaad worden, en welkers misduiding men zelfs in zekere gelegendheden hopen, en wenschen mag, is door onderlinge overeenstemming geen vaste zin gehegt, en die geen, die een vaste betekenis geeft, aan tekenen, die geen vaste betekenis hebben en daar door misleid word, moet zyne dwaling, aan zyne eigen losheid, en onbedagtzaamheid wyten. Maar zal men zeggen, wat zakelyk onderscheid kan 'er egter gevonden worden tus[46]schen misleiding en bedrog, dewyl zy de zelfde uitwerking hebben, en beide strekken om iemand met de waarheid strydende denkbeelden in te boezemen? Dit onderscheid is zeer gewigtig. Die gene, die de natuur van deugd en ondeugd tot in hare ware bronader nagespoort hebben, weten, dat het voordeel of nadeel van de menschelyke | |
[pagina 87]
| |
zamenleving, de regte proef derzelver is, 't geen derhalven 't onderling betrouwen, waar op die zamenleving noodzaaklyk kwetst, moet zekerlyk als ondeugd aangezien worden, en zulks is ten hoogste toepasselyk op leugen en bedrog, die door 't valsch aanwenden van tekenen over welker zin men over een gekomen is, 't algemene contract van 't menschelyk geslagt verbreken, en alle geloofwaardigheid aan die genen, die zig van de zelven bedienen, met regt, benemen. Dusdanige verbondbreuk legt in de misleiding niet, dewyl de zelve alleenlyk tekenen gebruikt, aan welken de onderlinge overeenstemming geen vaste zin verknogt heeft. Deze redenering vind zig ook door 't menschelyk gedrag geschraagt; neem eens, dat ik naar den Haag willende vertrekken, aan iemand, die my vraagd, waar ik heen wil, antwoord dat ik tot Haarlem moet wezen, en Hy daar na bevind, dat myn uitgevoerd opzet is geweest my naar den Haag te begeven; dit misleidend agterhouden van een gedeelte der waarheid zal zyn vertrouwen op myn opregtigheid niet verminderen; al 't geen hy 'er uit zal besluiten is, dat ik op onbescheidene vragen niet gewoon ben een voldoenend antwoord te geven, of wel dat ik eenige reden heb gehad om aan hem 't ware oogwit van myne reize te verbergen. Dog antwoord ik hem volstrektelyk, dat ik niet verder meen te gaan als Haarlem, en hy komt daar na het tegendeel te vernemen, zo zal myn goede trouw daar door zekerlyk in zyne gedagten iets te lyden [47] hebben. Leugen en bedrog moeten derhalven uit den koophandel uitgesloten worden, dog misleiding kan in de zelve zeer geoorloft wezen, en ik twyfel zelfs, of de koophandel zonder die onschuldige listigheid wel bestaan kan. Men moet daar by aanmerken, dat alle Kooplieden bewust zyn dat de natuur van den handel bestaat in 't goedkoop inkopen, en in 't uitslaan met de grootste winst, welke de eerlykheid lyden kan. Dit kan niet geschieden zonder malkander een kans af te zien, en 't is volgens een stilzwygende overeenstemming, dat zy daar omtrent ieder hun best doen, naar mate van hun vernuft, ondervinding, en behendigheid. Ik zie hunne onderlinge behandeling aan, als die van opregte, eerlyke, en goede vrinden, die met malkander een partytje pikettenGa naar voetnoot1. Ieder wend alle mogelyke listen aan, om zyn spel te verduisteren, en om in dat van den andere in te dringen; niets verwaarloost men om zyn tegenparty te verschalken, en te misleiden. Men zal zelfs willens en wetens | |
[pagina 88]
| |
een doorslepene fout begaan, op dat de ander rekenende op onze bedrevenheid in 't spel, door kunstig te spelen zelfs in 't net, voor hem gespannen, vallen mag. Breken diergelyke lagen door de wetten van spel en door een soort van stilzwygend contract, geregtvaardigt, het onderling vertrouwen? in 't minste niet. Aan de tekenen die hier vernuftiglyk worden gebruikt, heeft de gewoonte geen vaste zin verbonden, ieder heeft dezelfde vryheid, en 't wel spelen kan zonder die fyne streken niet bestaan. Maar gebruikt een der speelers loopjes, om d'onderste kaart, of wel 't spel van andere te zien, en om behendiglyk zyne verworpene kaarten wederom te nemen, zo maakt hy zig schuldig aan guitery, en onwaardig 't minste vertrouwen niet alleen in 't spel, maar in zyn gansche wandel. 't Is eveneens met den Koophandel gelegen, zy heeft [48] hare bekende wetten gelyk het spel. 't Is aan een handelaar uit kragte van de zelven geoorloft, door onkosten, en iever zig van de spoedigste en zekerste correspondentie te bedienen, zyne tydingen te verbergen, en t'zynen voordeel te gebruiken. Hy heeft vryheid anderen zonder bedrog te misleiden, en te verschalken, in hun geheim, met loosheid in te dringen, om zig voor hunne lagen te hoeden. Dog steld hy valsche brieven op, om ze te verspreiden, en daar door een ongeoorloofde winst te doen; word hy op dit bedrog, en op andere slinksche streken betrapt, zo moet hy noodzaaklyk voor een guit gehouden worden, en al zyn geloof met het grootste regt verliezen. Dog zegt de aangehaalde Schryver, de verschoonde misleiding kan egter met de pligten van een Christen niet bestaan, dewyl die geen, die de zelve in 't werk steld, niet graag van een ander zoude gehandelt worden, zo als hy anderen handeld. Wie begrypt niet dat die grondregel der Christelyke zedekunde zonder de minste bepaling genomen ongerymt zoude zyn, en d'oefening van andere deugden dwarsbomen? Iemand die geld weigerd aan een dronkaard door welke hy verzekert is, dat het aanstonds aan sterke drank zoude worden besteed, doet wel, hoewel hy in 't zelve geval niet garen aldus zoude gehandeld wezen? Een Regter, die een overtuigde booswigt tot galg of rad verwyst, handeld als een goed Christen, hoewel hy in des verwezene plaats zynde, liever zoude vrygesproken worden. De ware zin derhalven van die Christelyke zetregel is, dat wy verpligt zyn aan een ander te doen 't geen wy in desselfs plaats zynde, met reden en billikheid zouden wenschen, dat hy aan ons dede. [49] |
|