| |
| |
| |
No. 22. Den 7. January 1732. De Hollandsche Spectator.
Praeterquam quod ipsi faciunt nil rectum putant.
EEr ik den bespotter der krygsoefeningen van zommige onzer Medeburgeren wederlegge, zal het dienstig zyn voor de inwoonders van andere Nederlandsche steden te weten dat het voorwerp van deze ongegronde raillery niets anders is, als de opregting, onder goedkeuring van de Magistraat alhier, van eene bende van fatfoenelyke ingezetenen, die voorlede zomer, onder hunne officieren zich op bestemde tyden vergaderde, niet alleen om zich in de gemene wapen-handel te oefenen, maar ook om een denkbeeld te verkrygen van krygsverrigtingen, en voornamentlyk van't aantasten en verdedigen van vestingen. Deze zaak zoekt men als de ongerymste en bespottelykste ten toon te stellen; Dog wie weet niet, dat de deftigste, de nutste, de pryswaardigste dingen, door iemand, die maar een weinig geest heeft, als bespottelyk kunnen afgeschilderd worden? Ziet men niet dagelyks dat de grootste verstanden door weetnieten uitgejouwt worden, en onweerstaanbaarlyk beschimpt, dewyl niets moejelyker is, als op dwaze en ongegronde scherzingen met een wyze spitsvindigheid te antwoorden.
| |
| |
Ik weet wel dat de scherpzinnige Horatius staande houd, dat zelfs gewigtige geschillen kragtdadiger beslist worden, door eene aardige raillery als door ernstige bewyzen. Maar die de schriften van die grootte man doorlezen heeft, en zyn uitmuntend oordeel, daar uit heeft leren kennen, kan niet twyfelen, of die redelyke Digter spreekt van zaken, die wezentlyk belaggelyk zyn; Want een bespottelyke drai te geven aan 't geen nog deugt, nog reden beledigt, kan niet anders spruiten als uit een verkeerd begrip, of uit eene verfoeyelyke kwaadaardigheid; en dusdanige schigten van beschimping stuiten op het voorwerp af, en kwetzen den schutter zelf. Een deugdzaam en redelyk man, gebruikt noit dat flag van wapenen, als om die gene die reeds door de reden overwonnen zyn, van hunne nederlaag te overtuigen, en des beschaamt te maken, of wel om een wezentlyk goed bewys door eene aardige scherzing kragt by te zetten, en des te beter in de gemoederen in te doen dringen. Een beschimping die ondersteld als reeds bewezen, 't geen niet bewezen kan worden, en zelfs 't geen zonder nader redenering twyfelagtig, en onzeker is, kan noit iets goeds uitwerken, en past een billyk en goedaardig mensch in 't minst niet dewyl ze onregtvaardig is, en beledigt zonder te overreden. Dit is net het geval van myn correspondent. Waar in bestaan dog zyne schimpige bewyzen tegens gemelde wapenoefening? Indien men den zelven het aanlokkelyk kleed van scherzing uittrekt, zal men derzelver mismaaktheid zonder moeite ontdekken; Onze berisper vreest voor eerst, dat de wapenhandel zyne medeburgeren van de hoofddeugd van zagtmoedigheid zal beroven, hen krakeelziek maken, en gereed, om de minste belediging met het geweer te wreken. Maar waarom dog zoude de geschikte handeling van Krygsge- | |
| |
weer, zo eene wonderlyke omkering in de gemoeren veroorzaken? Ik weet wel, dat het dwaze point van eer, onder krygsluiden, zedert vele eeuwen is ingeslopen, Dog 't zelve is niet natuurlyk aan de Wapenhandel verknogt; En dat point van eer zelve maakt in 't gemeen de Krys-officieren omzigtig, om zo veel mogelyk is, door beleeftheid, inschikkende en beschaafde zeden, alle geschil en krakeel te myden. Waaren de strydbare, en geoefende Grieken en Romeinen liefhebbers van krakeel te zoeken met hunne medeburgers? Vind men in de burgers van Geneve niet min als gehuurde Soldaten onder krygstugt gebragt, vind men in de Zwitzers meest alle van kinksbeen in de Wapenhandel bedreven min onderlinge zagtmoedigheid, en verdraagzaamheid, als in andere Volken? Maar zegt men hoe komt het rappier by een timmermans maatstok te pas, of by de stok van een makelaar? Niet al te wel, myns bedunkens, indien 't een op zy hangt, terwyl de andere in de hand word gedragen; Maar anderzins om wat reden dog mag een Makelaar in zyn bediening de stok die een teken daar van is niet dragen, en buiten zyn bediening met den degen op zyde, 't krygsgeweer niet handelen. De bespottelykheid legd hier niet in de zaak zelve, maar in de uitdrukking, en in de hatelyke t'zamenvoeging van twee denkbeelden die strydig schynen, te weten van een Makelaars stok, en een Krygsmans rapier. Op eene diergelyke manier bewees eertyds Broer Cornelis, dat gemene luiden de gronden van hun geloof in de Heilige Schrift niet moeten zoeken. Bá wat weten Spinderkens en Weverkens van den Bybel, ba wat overeenkomst heeft de Heilige Schrift met eens wyfs spinrokken? De Bybel en't spinrokken, 't rapier en de maatstok hebben, 't is waar, geen betrekking op malkander, maar dat belet niet dat ze byde betrek- | |
| |
king kunnen hebben op de zelfde perzoon. Dog hier komt een argument dat wel van een ander gewigt is; 't Is immers zeker dat een burger, door zich met Krygszaken bezig te houden gevaar loop van zyn huisgezin in de grond te helpen; want een arbeider die na 't vermeesteren van een Vesting met de zegen gekroont t'huis komt, moet noodzakelyk de agting verliézen voor zyne dagelyksche bezigheid, en zyn Vrouw en Kinderen met een geheel ander oog aanzien. Waar lykt dog die redenering naar? Hoe een soldaat, een onder officier zelve, die met den degen in de vuist ten bresse ingevlogen is, en tot het vermeesteren van wezentlyke Vestingen, 't zyne toegebragt heeft, word die noodzaaklyk zo hoog gevoelend van zich zelve, dat hy wederom in zyn Garnizoen zich bevindende weigerd met zyne dagelyksche arbeid, zyne geringe soldy te staven? Ziet hy zyne Vrouw en Kinderen met veragting aan, en met een ander oog, als van te vooren? Verders is het wel redelyk en billik, wanneer men iemand, al was het met grond wegens eene bespottelyke dwaasheid beschimpt, dat men in den zelven zonder schyn van bewys ondersteld eene volstrekte harszenloosheid, en buitensporigheid. Zulks geschied hier ogenschynelyk; Onze gansche bende word hier ten toon gesteld, als een hoop Don Quichotten die een spiegel-gevegt voor eene ware belegering nemen, en eene wezentlyke trotsheid op deszelfs goeden uitslag gronden, 't welk niet min dwaas zoude wezen, als windmolens voor reuzen aan te nemen, en een gansch marionettenspel aan stukken te houwen. 't Verdriet my myn pen langer te lenen tot het aanwyzen der ongegrondheid van dusdanige beuzelagtige bewyzen; ik wil liever de zaak in zyne eigene natuur bespiegelen en dezelve in twee betrekkingen aan merken,
| |
| |
te weten, als eene enkele uitspanning, en als een verlustiging daar eenige nuttigheid uit kan getrokken worden. In 't eerste opzigt is het my onmooglyk te begrypen waar in deze uitspanning erger is als honderd anderen, die van niemand gelaakt worden. Waarom dog is het mal eenige uuren ter week tot de wapenhandel te besteeden? en om wat reden steekt 'er geen malligheid in een geruimen tyd in een koffihuis te verslyten met dammen of schaken, of wel met in de dampen van de tabak de uitlegging van Politique raadzelen te zoeken? Men kan geen sporelozer bewys van Eigenliefde geven, als zyne smaak en neigingen als eene rigtsnoer aan andere voor te stellen. En dit is nogtans eene gemeene swakheid, die onze oren dagelyks verveeld. Iemand die gansche uuren zyne harzenen afmat, om op een schaak-bord zyn vyand te verschalken, kan niet begrypen, hoe het mooglyk is, in een kaatsbaan zich tot swetens toe te vermoeyen met een bal agter aan te lopen; en die geen die in 't kaatse vermaak schept en door 't zelve zyne kragten en gauwigheid tragt te oefenen en te vermeederen, kan 't in zyn harssenen niet krygen, dat men van een spel eene hoofdbrekende studie maakt; in een woord, de meeste menschen kunnen niet bevatten dat het mogelyk is, dat alle de anderen niet in alles even eens gesteld zyn, als zy. Maar kan men ten minste aan de verlustiging, die hier verdedigd word niet verwyten, dat ze gansch van alle schynbare nuttigheid ontbloot is; Gewis zal men misschien my antwoorden; Amsterdam is immers geen Grendstad; Wat schyn is 'er dat wy oit de minste aanstoot van vyandlyke legers zullen hebben te lyden? De minste vrees desaangaande kan onze rust niet storen. Dog, eer wy zo ver gaan, zoude het onmooglyk wezen dat dit vermaak met een ander zoort van nuttigheid verzeld ware? Is het niet dienstig voor die gene die zich verlustigen in 't lezen van historien, een denkbeeld te hebben van de krygskundige aantasting, en verwering van sterktens? Zoude zulks ook onnut wezen voor liefhebbers van Couranten, die dikwils wanneer zy iets van contrescarpen, en bedekte wegen lezen daar van zulke ongerymde en wanschapene gedagte maken, dat de bescheidenste luiden bykans gedwongen zyn hen in hun aanzigt uit te laggen. Verders is het wel vast en zeker dat Amsterdam hoewel ver van de grensen gelegen, niets
| |
| |
vyandlyke aanslagen te vrezen heeft? schielyke omkeringen van landen volgen niet altyd de regulen van de waarschynlykheid, een ongelukkig begin van een onvoorziene oorlog kan de grootste wanorder naar zich slepen, en zomtyds de afgelegenste, en daar door de minst op hare hoede zynde plaatzen, dwingen om door de handen hunner eigene Borgeren zich te verdedigen en te redden. Wie dagt 'er voor 't jaar van twee en zeventig, dat Amsterdam wel haast gevaar zoude lopen van een Fransch leger voor zyne wallen te zien. Zoude in diergelyke gelegenheid, die den Hemel van ons afwende, de afgerigtheid der ingezetenen in de wapenhandel niet van de volstrekste noodzakelykheid zyn; zoude zelfs die bedrevenheid, hun vertrouwen op hen zelve? en hun moed, niet vermeerderen; zoude zelfs eene matige kennis van de fortificatie, in een genoegzaam getal burgers in zo een droevig geval niet te stade komen? Is het ook niet te denken dat die twederlei bedrevenheid eene heilzame uitwerking zoude kunnen doen in gevaarlyke muiteryen, en dat zelfs de agting en schrik voor een welgeoefende schuttery, dusdanige oploopen van eene ongeruste en misnoegde gemeente, zoude kunnen voorkomen, en te rug houden! Alle die redenen, die my als onwrikbaar voorkomen, porren my aan, om niet alleen de berispte opregting te regtvaardigen en goed te keuren, maar zelfs te wenschen, dat die bende hoe langs hoe meer, in getal, leerzugt, yver en bekwaamheid toeneme.
Dewyl ik tot nu toe, over de wapenhandel geredeneerd heb, vind ik goed met aanmerkingen van de zelfde natuur, betreffende ware Krygslieden voort te varen. Dog myn mening is niet hoog te draven, nog op het spoor van den Krygskundige Ridder Follard, aan Veldheren wetten en regulen voor te schryven. Ik heb reeds in 't voorbygaan gezegd, dat ik in myn jeugd de eer heb gehad van een Snaphaan te commanderen. Ik meen myne bespiegelingen met deze myne bediening te evenmatigen, en niet uit te spatten buiten het beryk van 't gewonelyk geweer van een gemeen Krygsman. Het is bekend, Dat by de Oude Romeinen, die alle tot de kryg opgebragt wierden, ieder in het byzonder van Kindsbeen af tot alle oefeningen zich begaf, bekwaam om hem radder en ster ker te maken, en om alle mogelyke nut te trekken uit
| |
| |
de wapenen, die hy stond te handelen. Zulks word onder onze Krysbenden geheel verwaarloosd. Men vergenoegd zich met de Soldaten af te rigten in hun schietgeweer in slagorder gezwind, aardig, en gelyk, op allerlei wyzen te handelen en alle nodige evolutien zonder zich te breken, met eene gauwe ordentelykheit te maken, en dat is het al. Het zoude egter niet ondienstig wezen, een Soldaat die geleerd heeft op zyn tyd vuur te geven, in staat te brengen van wat te raken. Men zal my zeggen dat zulks in veldslagen daar alles met damp bedekt is, weinig te pas komt, dat het daar genoeg is op de halve man aan te leggen, en zonder mikken los te branden. Ik weet egter wel, dat de Sweden, onder hunne vorige Koning veel voordeel vonden, met hunne krygslieden die gewoon waren op de jagt te loopen, te gebruiken, om, wanneer de bataillons op malkander afkwamen, de vyandlyke officieren van verre uit de ryen te ligten. Maar neem eens, dat zulks in batailles vrugteloos zy, is het moeilyk te zien, dat het ten hoogste dienstig zoude zyn, in het verdedigen van Wallen, en borstweringen daar de verweerders bedekt zynde, tyds genoeg hebben om hun schoot wel te bestieren. Ik durve het zelfde zeggen aangaande de Ruitery; Ik stem toe met alle verstandige krygskundige, dat het pistool en veel meer het Carabin onnut, en zelfs gevaarlyk zyn, wanneer de zelve Esquadronsche wyze op malkander aanvallen; Maar die zaak veranderd van natuur, wanneer de slagordens gebroken zyn en door een verwerd. In dit geval is het baarblykelyk dat het kunstig gebruik van 't Ruiterlyk schiet geweer, grooten dienst kan doen tot zelfs verwering, en afbreuk van den vyand. Deze nuttigheid is de Hoogduitsche Ruiters niet onbekend. Ten minste heb ik ondervonden, dat derzelver officieren tot verbaastheid toe in 't schieten met het pistool bedreven zyn. Ik wenschte verders wel te weten wat het voetvolk met degens of zabels op de zyde doet. Of daar is noit gelegendheid om de zelven te gebruiken, of daar zyn gevallen, waar in men zich van dezelven met voordeel bediend; Het tweede is waar. Hoewel het zeldzaam is in veldslagen, dat de uitgestrekte, ondiepe en daar door waggelende slagorders, de een d'ander niet in verwerring brengt en overhoop smyt, eer men tot het bereik
| |
| |
van de Bajonet of den degen kan komen, zo gebeurt het egter, dat men in stormen, en in uitvallen, met het zydgeweer malkander aan 't lyf komt. Nu is het zeker, dat onder vyftig Soldaten pas een is, die met het zelve behoorlyk weet om tè gaan, ja zelfs het gevoeglyk weet te grypen. Ik heb eens twee Granadiers handgemeen gezien, die zo plomp op malkander sloegen, dat ik dagt dat ze zich onderling aan stukken zouden hebben gehouwen; Nogtans doordien de zabels meesten tyd in hunne handen omdraiden, kwetste zy malkander nauwlyks. Ik begryp wel, dat het in zodanige vermengingen op het kunstig schermen aankomt. Maar ik weet egter, dat een arm door de ervarene handeling van 't zydgeweer sterker, en geswinder geworden, een stoot of slag met eene vermeerderde kragt en zekerheid zal toebrengen. Dit is wel voornamentlyk toepasselyk op de Ruitery die meest alles met de pallas in de vuist verrigten moet, en aan welke het derhalven ten hoogste noodzaaklyk is zich door oefening, te gewennen om niet tegenstaande, de bewegingen der paarden, kragtige en gewisse slagen toe te brengen Men werpe my niet tegen, dat die algemene oefening van de meeste Soldaten Breteurs zoude maken. Ik geloof eer het tegendeel, Die gene die regtevoort zich daar voor uitgeven, hebben minder betrouwen op hun moed, als op hun afgerigtheid, en op de onkunde van hunne makkers. 't Is waarschynelyk dat ze min stout zoude zyn in een ogenschynlyker gevaar, en dat dus de eene degen d'andere in de schede zoude houden.
Deze Hollandsche Spectator zal alle Maandagen en Vrydagen te bekomen zyn: Te Amsterdam, by H. Uytwerf; te Rotterdam, J.D. Beman; Delft, A. Beman; 's Gravenhage, C. Boucquet en J. vander Kloot; Dordrecht, Van Braam; Leyden, Kerchem; Haarlem, Van Lee; Utrecht Kroon, &c.
|
|