| |
| |
| |
No. 12. Den 5. November 1731. De Hollandsche Spectator.
Nunc age, quid nostrum concentum dividat, audi.
Heer Spectator.
DEwyl U Ed. niet alleen voor de Amsterdammers, maar in 't gemeen voor de Nederlanders schryft, is 't zeker dat U Ed. een Haagsche Correspondent onmooglyk kan missen; ik biede my aan om die plaats te bekleden. Wy hebben hier overvloedige stof, en al gaf U Ed. alle dag een blaadje uit, gelyk U Ed. overledene makker de Engelsche Spectators, zo zoude deze Plaats, hoewel klein van omtrek, uw geest en pen een gansch Jaar lang werks genoeg verschaffen. Maar gy zult myn styl wat door de vingers moeten zien. Ik spreek en schryf wat op zyn Hoofsch, en ik moet met schaamte zeggen, dat ik noit een Hollandsche Grammatica of Letterkunst in myn hand heb gehad. Trouwens waar toe zou zulks gediend hebben; bykans ieder van onze Schryvers en Schryvertjes schynen een letterkunst op zich zelven te hebben; zo de myne met de hunne niet overeenkomt, de hunne komt met de myne ook niet overeen, en op die manier speelen wy gelyk. Dat is tot daar toe. Gy wenscht ze- | |
| |
kerlyk wel te weten, wat de Hagenaars van uw Werkje denken. Ik kan U daar van tot nog toe niet veel voordeeligs zeggen, als alleen dat luiden van verstand en geest hier in met my overeenkomen, dat het wezendlyk goed is, en hoe langer hoe beter word. Wat onze andere Ingezetenen aangaat, die diergelyke Werkjes lezen, en over dezelven hun oordeel vellen, die verdeel ik in twee partyen, waar van d'eene bestaat uit luiden van aanzien en geboorte, en d'andere uit Militairen, halfbakken Advocaatjes, andere pennelikkers en leesgierige fatzoenlyke Burgers. Dezer laatsten smaak is doorgaans bedurven door de geestige pluggetaal, en Babelsche spraakverwerring van de Haagsche Mercurius en zyne koddige navolgers, die met loopjens, en met duizend by de hairen gesleepte gelykenissen hunne waterzuchtige schryfwyze opblazen. Tot noch toe is het niet wel mogelyk dat by die Messieurs nutte redeneringen en aardigheden uit de natuur der zaken zelfs getrokken, eenige ingang kunnen vinden. Op de meeste Grouten heeft het niet veel meer vat, en voornamentlyk op de Juffertjes van de groote waereld, 't is Duitsch, zeggenze, en ik lees men leven geen Duitsch, ik gelove ook niet dat ik het verstaan zou. U Ed. moet weten dat onze Adelyke Dametjes, en hare navolgeressen zich schamen zouden hare moedertaal te verstaan. Zy spreken zo wel wat Meiden, en ten hoogste Kameniers Duitsch, en daar maken zy een soort van ragoutje van met wat kromtong, van hare Gouvernantes overgenomen, in te kappen, en 'er een schootje Fransch onder te gieten; zo dat men, wil men haar Duitsch verstaan, de Fransche Taal al redelyd meester moet wezen. Zie dat zyn wolkjens, Mynheer, die de straalen van U Eds. Werk hier stuiten; doch ik twyfel niet,
| |
| |
of zo dra het wat meer kracht zal hebben, zal het wel doorbreken. 't Geen wezentlyk goed is, mist noit met 'er tyd daar voor erkend te worden, of deze grondregel zonder exceptie doorgaat, zal de Tyd leeren.
Om myne correspondentie te beginnen zal ik u verslag doen van een zaak van 't uiterste gewigt en aangelegenheid, aan welke het recht jammer zoude wezen, dat de andere Vaderlandsche Steden niet omstandiglyk onderricht waren. Gy weet buiten twyfel, Heer Spectator, dat wy hier zedert langen tyd met d'eene of d'andere troep Fransche Comedianten vereert zyn geweest. Die benden bestonden gemeenlyk uit een t'zamenraapzel van Acteurs, die langen tyd de Provincien van Vrankryk, en eenige Duitsche Hoven doorlopen hadden, somtyds gemengt met eenige subalterne Acteurs van het Parysche Toneel. Alle de leden van dit volkje niemand tot een opperhoofd en bestierder hebbende, waren evenveel meester, en maakte een soort van gemeenebest uit, of om beter te zeggen eene anarchie of gebrek van regeering. Ieder, in plaats van op het gemeene interest te doelen, liet zich daar weinig aan gelegen leggen, en dacht maar op zyn byzonder voordeel, waar door de tweedracht, bezield door de Fransche levendigheid en oplopentheid, de bende wel haast deed verstuiven. Die gene die het langste stand heeft gehouden, bestond by kans uit een eenige familie, en by gevolg 't zelfde interest behartigende, was zy aan tweespalt zo zeer niet onderhevig. Doch dewyl 'er veel slegtgoedje onder liep, oefende zy hare gaven meest voor ledige Logies, en de profyten wierden allengskens zo gering, dat ze de kaerzen kwalyk betalen konden, en zo veel doorluchtige Vorsten en Vorstinnen geen brood of klederen ver- | |
| |
schaften. Uit die nare en kwynende toestand wierden zy eenigzins gered, en opgebeurt door den aanwas van eenige nieuwe Acteurs, die redelyk goed waren, en voornamentlyk van eene, die begaafd met eene algemeene bekwaamheid, gevoegd by eene fraije gestalte, en de uiterlyke manieren van een man van de eerste geboorte, in zommige Rollen onberispelyk en onverbeterlyk was. Dit wakkerde den yver van inlanders en vreemden weder op; byzondere giften van Grooten gaven de Troep gelegendheid van zo op straat als op het Theater deftig voor den dag te komen. De Logies verblinden de oogen met de swier van opgepronkte Dames, en deden door de verdubbelde aangenaamheid van 't spectakel 't parterre vol loopen; 't geld begon onder de troep te swajen; de Wyn die uit onmagt van betaling, en niet uit soberheid daar was gelaten, kreeg nieuwe klanten, en de vergenoeging en vreugd blonken uit in alle de wezens van onze verrezene bende, doch het zyn sterke beenen die de weelde kunnen dragen. 't Scheen in 't kort of het zommige van dit brooddronke hoopje niet veel scheelen konde of zy hunne voeders en goeddoenders mishaagden of niet; men zou gezworen hebben, dat zy het de moeite niet waard achten de goedaardige en inschikkende Hollanders, die ook weinig verstand van die zaken hebben, te voldoen. Eenige kwamen op het Toneel, zonder tien woorden van hunne Rol van buiten te kennen, en maakte eene zeer bespottelyke conversatie, met Mynheer de soufleur of inblazer. 't Geen noch erger is, men zag waggelende Helden voor den dag komen, die de schermen by kans om ver liepen, een strykade meenende te maken, de grond dreigden te zoenen, en waren ze in die toestand op de straat verscheenen, van de jongens zekerlyk zouden hebben
| |
| |
moeten horen: Houd je roer recht. Die zich het geschikst droegen, en 't meest onder hunne makkers uitblonken, waren niet alleen ten hoogste misnoegd, maar pretendeerden ook, dat zy die de neering tot zich trokken, grooter deel in 't profyt dienden te hebben als d'anderen, die hun best scheenen te doen, om dezelve te verjagen. Dit voorstel wierd met verontwaardiging verworpen, 't vuur van oneenigheid lang onder de assche verborgen borst hier op uit, de Troep spleet van een; in plaats van eene bende, kregen wy 'er twee. Ieder zond naar Parys, om nieuwe recruten te werven, die wel haast met pak en zak in den Haag aankwamen, en met haar eerste verschyning niet veel goeds beloofden, voornamentlyk de nieuwe Toneel-Nimphjes, welkers afschuwelyke leelikheid, met eene gevoeglyke slordigheid verzeld, eene slegte indruk op de gemoederen maakte. Doch op het Theater behoorlyk opgeflikt, geverwt en geparuikt, leek het noch al iets, en zommige overtroffen de verwagting, die van dezelven opgevat was geweest. Beide de Theaters worden d'eene na d'andere geopend; de twee benden zeggen zich den oorlog aan. Hier op verdeeld zich den ganschen Haag in twee openbare partyen; de zaak word met de uitersten iever ter harte genomen; 't is als in den burgerlyken kryg, tusschen Caezar en Pompejus, niet geoorloft neutraal te blyven; men is gedwongen zich opentlyk te declareren voor Voorhout-tianen, of voor Casuaristen. De Huisgezinnen zelfs verdeelen zich onderling; men ziet Mynheer naar 't eene Toneel, en Mevrouw naar 't andere ryden, gelyk in zommige Familien de Vrouw naar de Mis, en de Man naar de Predicatie zich begeeft. Die hevige partyschap word het onderwerp van alle de conversatien, men cabaleert
| |
| |
aan beide de zyden; men maakt intrigues met eene onuitsprekelyke animosityt. 't Eerst't welk in een Gezelschap gevraagd word, is heb je gisteren in de Casuaristraat, of in 't Voorhout geweest? waren 'er veel menschen? en 't antwoord verwekt aan de eene blydschap, en aan d'andere droefheid. De fraije geesten bemoeijen zich 'er ook geen kleintje mee, men onderzoekt de verdiensten van beide de Troepen; ieder Acteur, ieder Actrice, word tegen eene andere in de weegschaal gelegd; men zoekt zelfs, met een Christelyk medelyden te verwekken, zyn party te schragen, en men houd staande dat het schand is vreemdelingen aan te kleven, en daar door luiden, die, door hun lang verblyf alhier voor Burgers kunnen doorgaan, het brood uit de mond te nemen. De ieverigste van allen zyn de Dames, zy stellen in 't werk alle de aanlokzelen die zy van de Natuur verkregen, en van de kunst ontleend hebben, om de party die zy onder de bescherming van hare bevalligheden genomen hebben, te styven; en de tegengestelde alle mogelyke afbreuk te doen. Voornamentlyk trachten zy in te nemen die genen, die de reputatie hebben van 't best van zulke zaken te konnen oordeelen, of luiden van de eerste rang, die de grootste nasleep hebben, en welkers voorbeeld't meest gevolgd word. Hoord men dat d'eene of d'andere Vorst den Haag met zyn tegenwoordigheid staat te vereeren, dat is een vetje, dat niet verwaarloost diend te worden; zy brengen alle bare aanminnigheden al van te voren in slagorder, en openen de loopgraven van verre, om zich van zo eene aanzienlyke sterkte meester te maken. Loopen hare oogen en lieftalligheid te vergeefs storm, en worden zy afgeslagen, zulks baart haar eene neerslagtigheid, die van niemand, als die't vrouwlyk hart wel doordrongen hebben, kan begrepen worden.
Na dat eindelyk deze Comique Oorlog langen tyd was gevoerd geweest, met onderscheidene uitslagen en twyfelachtige overwinning, scheen de Troep van 't Voorhout de zegen aan haar zyde te krygen; geen wonder; de zelve munt uit in de kunst van te doen lachen, boven de andere, die meer bekwaamheid heeft om te doen schreijen, en alleenlyk de gevoelige zielen een edelmoedig vermaak te geven. De Heer Spectator weet, dat die gene, die verdienste genoeg hebben, om zich in dat vermaak te verlustigen, op verre na het grootste getal niet uitmaken. Het Casuarische To- | |
| |
neel aldus aan't waggelen geraakt, en't gemeen met eene schielyke nederstorting dreigende, wierd door eene van deszelfs Acteurs weder onderschraagt en bevestigd. Dit mannetje, die zich nu en dan al voor een soort van een fraije geest had doen kennen, met een vaersje en een liedje toe te stellen, gaf voor dat hy bezig was met een klugtje te maken, waar van de titul, verzeld met het gerucht dat de Voorhouters, en hunne beschermers in 't zelve schoon wat op de lappen kregen, langen tyd voor uit liep, om de nieuwsgierigheid op te wekken. Het stukje kwam voor den dag en hield zyn woord. De Voorhouters wierden 'er geen weinigje in gehavend, en derzelver Protecteurs kregen hier en daar ook al eene gewisse streek van ter zyde. De ganschen Haag vloeide derwaards; de begunstigers van de andere partye, na echter hunne gunstelingen met hun geld en tegenswoordigheid te hebben getroost, kwamen noch tyds genoeg, om dat vermaarde hekelstukje te zien vertonen. Het wierd zeer toegejuicht, hoewel het my laf zoude voorgekomen hebben, hadde ik myn oordeel niet mistrouwt, gewaarschuwt door den Haagsche Courier, die zyne Lezers aangekondigt had, dat ons Autheurtje de geestrykheid, en kanst van aardige kluchten te maken, van zyn Vader, hoewel noch levende, overgeerft had. Hier waren de Voorhouters lydig in 't nauw, niemand onder hen had het geluk van diergelyken Vader te hebben, en de Victorie scheen niet langer aan de tegenpartyders te kunnen betwist worden. Doch hoe wisselvallig is de eer, luister en voorspoed van deze waereld, zy worden tot hunne onuitsprekelyke vreugde gewaar, dat het Schryvertje wezentlyk het stukje van zyn Vader had geerft, dat, hoewel hy stout en baldadig genoeg was geweest van het te doen drukken, en het zelve aan een verstandig en aanzienlyk Staatdienaar op te dragen, hy den Titul maar had verandert, het zelve wat gelapzalfd had, en om het toepasselyk op zyne partyen te maken, hier en daar van 't zyne, iets had tusschen gevoegd, zonder het daar door te verbeteren. 't Geen 't ergste was, dit kluchtig dieverytje wierd handtastelyk bewezen, en 't bleek by de stukken, dat het werkje tot Parys verschopt zynde, van ons Mannetje was opgeraapt geweest, in zyn harzenvat gekoesterd, en alzo een tweede, doch even elendig en kwynend leven had verkregen. In deze bedroefde nederlaag verlaat ons kloek-moedig Poëetje zich zelve niet. Hy beloofd niet alleen re- | |
| |
stitutie te doen, maar ook de plaatzen, die daar door in't stukje zullen gapen, met lappen van zyne eigen maakzel te vullen, en het aldus weder zo goed als splinternieuw voor den dag te doen komen; doch ik zoude hem niet raden daar aan te tillen. Men kan naar myne gedachten den toestand van dat ongelukkig Lapsnyertje vergelyken, met die van iemand die tot zyn middel in een moerasch zit, en door de bewegingen welke hy maakt om zich te redden, niets anders uitwerkt als'er dieper in te zakken. Dit is, Heer Spectator, de toestand van deze Toneel- en Burger-Oorlog, waar van den uitslag te willen voorspelden vry onvoorzichtig zoude wezen. Mogelyk zal het met de zelve gaan als met de laatste algemeene kryg, in welke de geringe nederlaag van Denain, eene geheele keten van overwinningen ontschakelde.
Ik blyve, &c.
P.S. Ik hebbe vergeten U Ed te zeggen, dat gedurende den gezegden Oorlog, verscheidene voorslagen van Vrede en weder vereeniging, door aanzienlyke bemiddelaars gedaan zyn, en dat verscheide geruchten hebben geloopen, dat het Tractaat reeds getekend was. Ik twyfel of het wel te wenschen zy, dat dezelve in dit hun vreedzaam voornemen slagen. Onze Dames zouden'er ruim zo veel by verliezen, als de Liefhebbers van tydingen, by het eindigen van andere Oorlogen, door 't welke de Courant mager en schraal word. U Ed. die de groote waereld kent, weet wel, dat geen luiden zo verlegen met hun tyd zyn, als die hun meeste werk maken van zich te diverteeren. Nu is het zeker dat niets de tyd sterker en vlugger wieken byzet, als gedurige gemoeds-bewegingen, en altyd bezige hartstochten, die't verstand aanzetten tot het opstellen van nieuwe bestekken, en 't smeden van nieuwe ondernemingen. U Ed zal ook zonder moeite begrypen, dat het beschermen en begunstigen van Toneelspeelders onze Dames niet zo zeer ter harte gaat, als wel het beproeven van de kracht en 't vermogen van hare ziels en lighaams bevalligheden. Geen schoonder gelegentheid daar toe kan immers uitgedacht worden, en onder zo een gunstig voorwendzel kan een Juffer, zonder hare zedigheid te kort te doen, opentlyk de genegentheid van den eene Galant na den ander bespringen en trachten te vermeesteren.
|
|