zelfs of er wel timmerlui of metselaars te vinden waren. Alle huizen zijn immers op dezelfde manier gebouwd: wat grove balken in elkaar gevoegd. Mij leken die Zweedse boeren best in staat om hun hutten eigenhandig in elkaar te zetten.
Daar reden we dan met zeven of acht karren achter elkaar. Stel u voor wat een grandioze indruk dat maakte, vooral zolang wij geëscorteerd werden door onze twee officieren, die zo beleefd waren om de prins tot twee of drie posten te vergezellen. Onze koetsiers, karremannen, postiljons, of hoe u ze noemen wil, waren altijd eerbiedwaardige grijsaards, sterk en kwiek. Dit verbaasde me hoe langer hoe meer, naarmate we verder reden. Ik kan u zelfs verzekeren dat ik in heel Zweden geen enkele jongeman tussen de twintig en veertig jaar gezien heb, behalve de soldaten. Door de bloedige oorlog, die al zo lang had geduurd en zoveel veldslagen en belegeringen in diverse landen te zien had gegeven, was haast de hele jeugd van dit ongelukkige koninkrijk weggevaagd. Het overschot zat in het leger of althans bij de volksmilitie, die onder de droevige omstandigheden van toen in haar geheel gemobiliseerd was.
Hoe kon ik geloven dat ik me bevond in het land van de beroemde Goten, die eertijds de hele wereld overspoeld en een flink deel daarvan veroverd hadden, steeds gevolgd door nieuwe legerscharen die elkaar opvolgden als de baren van de zee. Maar toen wij dieper landinwaarts kwamen, vonden wij de situatie nog ernstiger. We kregen dikwijls kinderen van elf à twaalf jaar als postiljon. Ze verrichtten overigens hun taak met dezelfde energie en behendigheid als hun grootvaders of overgrootvaders. Wij reden zelfs meer dan twintig posten met meisjeskoetsiers en die deden dat perfect. U kunt u voorstellen hoe grappig ik dit schouwspel vond, maar er kwam nog iets vreemders. Op zekere dag zag ik van verre in het veld een groot aantal witte figuren zonder te kunnen raden wat het wezen mocht. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een groep vrouwen en meisjes was die het koren inzamelden, met daarbij enige