scherm, z'n eenvoudige meubilering van marmeren tafeltjes waarop een karafje wijn, zijn houten banken langs de muur.
Ik zat wat te suffen over een krant, wachtend op m'n biefstuk met sla. De oude kellner stond afwezig naar buiten te staren. De juffrouw leunde ongeïnteresseerd over het buffet.
Er gonsde een verdwaalde bij naar binnen.
Het was er zeer stil, binnen en buiten.
Toen kwam het jongetje. - Ik schatte hem op ‘zes’.
Hij kwam parmantig staan midden in het voor hèm enórme café. Even aarzelde hij. - Twee grote bruine kijkers als chocoladeflikken monsterden het geheel.
Resoluut ging hij op een stoel zitten. Zo maar, met z'n rug naar de straat.
‘Wat wou je, broertje?’ vroeg de kellner.
‘Hebt U wat lekkers?’ informeerde het manneke, en heftig met z'n bolletje knikkend van: dat-het-zo-wás, liet hij er onmiddellijk op volgen: ‘Ik heb een góólde!’
De kellner somde al het ‘lekkers’ op dat hij voor een klant-van-zes in voorraad had. - Het zou een Kola worden.
Er waren wat voetstappen van de kellner, twee fluisterende stemmen en het gonzen van de vertrekkende bij die het met zijn nipje diensthoning verderop ging zoeken.
De twee chocoladeflikken gingen monsterend door het lokaal en bleven ook een moment op mij rusten.
Toen waren er weer de voetstappen.
‘Ik mag geen kinderen bedienen,’ zei de kellner, die blijkbaar met het geval ínzat tot mij.
Ik legde m'n krant die nu helemaal m'n belangstelling niet meer had op zij.
‘Kom maar bij mìj zitten, broertje,’ zei ik.
De twee flikken, het lijfje en de dribbelbeentjes werkten zich van de stoel af en installeerden zich vrijpostig op de zetel naast me.