| |
| |
| |
Acht
In de weken, die volgden, gebeurden er 'n paar dingen in de Berenkuil, die allen stof tot praten gaven. Om te beginnen was er de komst van Charles Cleophas. Het witte boerderijtje waar hij Mia naar had gevraagd, bleek toch te bestaan. Het lag helemaal aan de rand van de buurt, langs een zandweggetje, dat na veel heen en weer slingeren en het nodige rijzen en dalen in de buurt van Kunrade uitkwam. Het was een laag, verwaarloosd optrekje, dat al zo lang leeg had gestaan, dat bijna niemand zich er het bestaan nog van herinnerde.
Charles Cleophas had het huisje gekocht. ‘Voor 'n grijpstuiver,’ vertelde hij Sie Olivier toen hij petroleum bij haar kwam kopen. Hij was nu druk bezig het op te knappen en zodra het helemaal naar zijn zin was, zou hij er met zijn Bette gaan wonen. Bette kwam hem af en toe een handje helpen. Zij was klein, mollig en blond en ze lachte graag en veel. Toen zij de eerste keer met Charles door de Berenkuil liep, waren alle mannen wat onrustig geworden en die rusteloosheid werd nog groter toen Sie Olivier onthulde, dat Bette niet Charles' wettige vrouw was, maar ‘zo maar iemand, die met hem samenwoonde’.
Zo lang De Withof - dat was de naam, die Cleophas meteen met grote, sierlijke letters boven de deur had gezet - nog niet klaar was, bleef Bette in Arnhem om er potten te bakken. ‘We hebben daar een gezamenlijk atelier,’ vertelde Charles aan pastoor Waterman, toen die op een mooie dag eens naar De Withof kwam gewandeld.
‘Zo, zo,’ had de pastoor gezegd, die niets van kunst begreep en er daarom heel onbevangen tegenover stond. ‘En maakt u daar ook potten?’
‘Nee, ik schilder,’ zei Charles Cleophas en hij had allerlei vreemde bloedrode, gifgroene en hemelsblauwe doeken te voorschijn gehaald, die al in een hoekje van de stal stonden te wachten tot die in een atelier zou zijn herschapen en ze tegen
| |
| |
een van de wanden uitgestald. Pastoor Waterman had er een hele tijd naar staan kijken, tot het hem groen en geel voor de ogen werd en gezegd, dat je zo iets inderdaad niet veel tegenkwam en was toen enigszins uit zijn evenwicht naar de pastorie terug gelopen.
‘Zo gauw alles klaar is, moet u eens komen kijken!’ had Charles hem nageroepen. ‘Bette zal dan 'n pan uiensoep voor u maken! Ze is geweldig! En u kunt dan ook haar potten zien! Geweldig!’ Meneer pastoor had even minzaam gewuifd, ten teken dat hij het verstaan had en was wat sneller gaan lopen.
Het was alsof er met de komst van Charles Cleophas een vreemde hang naar vrijheid en avontuur van de Berenkuil bezit had genomen. In het café tegenover de kerk maakten de mannen 's avonds over pils en biljart opmerkingen over artiesten, die maar konden doen wat ze wilden en zich nergens iets van aan hoefden te trekken (‘Maar ze hebben dan ook helemaal geen verantwoordelijkheid!’) en daarin viel altijd enige afgunst te bespeuren. De vrouwen in de winkel van Olivier dachten anders over wat ze ‘het kunstenaarspaar’ noemden. Ze zagen er mensen in, die er maar op los leefden en zich van god noch gebod iets aantrokken en natuurlijk geen kinderen hadden omdat het veel gemakkelijker was er geen te hebben. Later, wanneer ze oud en afgeleefd waren, zouden het berouw en de wroeging komen, maar dan was het te laat! Toch waren er ook hier altijd een of twee, die het roerend met de anderen eens waren, maar ook best eens zo vrij en zonder zorgen zouden willen leven - verzuchtingen, die door de anderen hoofdschuddend werden aangehoord.
Helga Mostard luisterde wel eens naar die gesprekken, maar mengde zich er nooit in. Zij had de lange, donkere schilder met zijn kleine, blonde Bette een keer gezien en het leek haar, zoals ze 'n keer tegen Mia zei, ‘'n goed stel’. Hoe die mensen leefden, kon haar weinig schelen. Ze vond, dat iedereen er recht op had 't leven te leiden, dat hem het beste beviel - zolang hij er anderen maar niet mee schaadde.
‘Nou,’ zei Sie Olivier op een ochtend, toen zij alleen met Helga in de winkel was en het gesprek op Charles Cleophas kwam, ‘maar je kunt mannen toch niet zo maar hun gang laten
| |
| |
gaan? Dat zie je aan je eigen Dries!’ Zo gauw ze dat had gezegd, had ze haar tong wel willen inslikken, maar toen was het al te laat.
‘Dries? Wat is er met Dries?’ vroeg Helga.
‘Ach, niks...’ Sie begon bedrijvig in een kasboek te bladeren. ‘Alles maar weer op de rekening zetten?’
‘Nee, ik betaal,’ zei Helga. ‘Hoeveel is het?’ En terwijl Sie aan het optellen was: ‘Wat wilde je zeggen over Dries?’
‘He?’ vroeg Sie zonder op te kijken. ‘O, niks bijzonders... Dat wordt dan samen driezevenennegentig...’ Ze nam het geld in ontvangst, scheurde contantzegeltjes af en schoof ze naar Helga.
‘Wat is er aan de hand met Dries?’ vroeg Helga.
‘Ach, de mensen kletsen zoveel,’ zei Sie, die wel zag dat ze er niet meer onderuit kon.
‘Wat zeggen ze dan?’
‘Ach...’ Schouderophalen. ‘Ik zou d'r maar niet op letten. Ze moeten nu eenmaal wat te kletsen hebben... Je weet hoeveel er gepraat wordt...’
‘Maar waar praten ze dan over? Wat zeggen ze over Dries?’
‘Ze zeggen...’ Sie probeerde het zo onschuldig mogelijk te laten klinken. ‘Ze zeggen, dat-ie... eh... 'n ander heeft...’ Ze maakte een onhandig gebaar. ‘Maar de mensen kletsen zoveel... Ik zou me d'r maar niks van aantrekken...’
‘'n Ander?’ Helga zette haar boodschappentas voor zich op de toonbank en legde haar handen er op. ‘Wat... wat bedoel je? Dries en ik...’
‘Ach... Zo'n blonde... Alle mannen hebben wel 'ns wat aan de hand... Ik zou me d'r maar niet druk over maken...’
‘Bedoel je dat... dat Dries 'n andere... 'n andere vrouw heeft?’
‘Tja, als je het zo wilt noemen...’ Weer 'n onwillig schouderophalen.
‘Dat kan niet,’ zei Helga vastbesloten. ‘Dat is niets voor Dries.’
De zekerheid waarmee dat werd vastgesteld, prikkelde Sie. Ze wilde niet, dat ze haar voor leugenaarster aanzagen of haar als iemand zouden beschouwen, die praatjes in de wereld
| |
| |
bracht en daarom zei ze, zo langs haar neus weg: ‘Dan moet je 'm maar 'ns vragen waar hij zondagsmiddags naar toe gaat, als-ie zogenaamd naar het voetballen gaat kijken... De hele buurt weet ervan... Ze hebben 'm zelf met haar gezien. 't Is 'n blonde met zo'n opgekamd kapsel... 'n Duits type zeggen ze...’
‘Wie zegt dat?’ vroeg Helga. Haar vingers sloten zich zo krampachtig om de beugels van haar boodschappentas, dat de knokkels wit werden.
‘Wie zegt dat... wie zegt dat...’ herhaalde Sie. ‘Iedereen weet 'r van... Martens heeft 'm zelf in Kerkrade met 'r gezien... Dat is al 'n hele tijd geleden...’
‘Misschien is het al lang uit - als het tenminste waar is,’ zei Helga hees.
‘'t Is nog lang niet uit...’ Sie was onverbiddelijk. ‘Jo Staretz heeft ze ook samen gezien... Dat was vorige week en óók in Kerkrade. Daar woont ze, geloof ik... Jo z'n vrouw vertelde 't.’
‘Ik geloof het niet,’ zei Helga. ‘Ik geloof d'r niks van... Dat is niks voor Dries... Daar is hij veel te eerlijk voor.’
‘Zoveel te beter,’ zei Sie, die blij was, dat er een einde aan het gesprek kwam. ‘Ik heb 'n aanbieding in ontbijtkoek, is daar nog wat voor je bij?’
Helga schudde haar hoofd. ‘Hoe is het met Giel?’
‘Hij mag er morgen even uit van de dokter... en dan iedere dag 'n beetje langer. Met 'n dag of tien zal-ie wel op zijn.’ Ze zuchtte. ‘Ik zal blij zijn als-ie weer in de winkel staat. Het valt niet mee het allemaal op je eentje te doen...’
‘Pie kan toch 'n handje helpen?’ vroeg Helga, blij het Sie ook 'ns ongemakkelijk te kunnen maken.
‘Pie?’ Sie haalde haar schouders op en lachte smalend. ‘Die jongen kan niks... Wat daar van terecht moet komen... Al die tijd dat Giel in bed ligt, heeft-ie nog geen enkele keer moeite gedaan me wat werk uit handen te nemen...’
‘Je moet 'm wat harder aanpakken. Dries zegt wel 'ns, dat-ie zou willen, dat 't zijn zoon was...’ Triomfantelijk keek zij Sie aan. ‘Dan zou-ie er van lusten...’
‘Ach...’ zei Sie, terwijl ze zakjes suiker van een kilo begon
| |
| |
af te wegen. ‘Dries heeft zelf boter op z'n hoofd, vind je ook niet?’
Was Helga haar man de eerste de beste zondag, dat hij zogenaamd weer naar het voetballen ging, gevolgd? Had ze 'n tip gekregen van vrienden of kennissen, die Dries en zijn blondje samen hadden gezien? Of had ze - zoals de dikke Muyens beweerde -'n privé-detective in de arm genomen? Niemand kon het met zekerheid zeggen. Haar plotselinge en spoorloze verdwijning weet iedereen echter aan het feit, dat zij van zijn ontrouw overtuigd was.
Het gebeurde heel onverwacht. Toen Dries die maandag van de mijn thuis kwam, trof hij er een snikkende Reineke aan, die hem het briefje liet zien, dat zij, toen zij uit school kwam, op tafel had gevonden:
Dries - Ik weet dat je 'n ander hebt en dat ik niets meer voor je beteken. Daarom lijkt het me beter weg te gaan. Ik hoop, dat je met die ander gelukkiger wordt. Zorg goed voor Reineke. - Helga.
Hij zag de verwijten in de ogen van Reineke en vreesde de vragen, die ze zou gaan stellen en daarom verfrommelde hij het briefje, stak het in zijn zak en ging de straat op. Hij zwierf wat van café naar café en praatte met niemand en daarom was het onbegrijpelijk, dat de hele buurt diezelfde avond nog wist, dat Helga Mostard er vandoor was en haar man en haar kind in de steek had gelaten. Er waren vrouwen, die haar dat kwalijk namen, maar de meesten konden best met haar meevoelen. Had Dries haar niet op de grofste manier bedrogen? Was het niet schandalig hoe hij haar het huishouden liet doen van 'n bedrag waarop hij steeds meer beknibbelde, terwijl hij intussen samen met die meid het geld over de balk smeet? De mannen dachten er anders over. Natuurlijk viel wat Dries had gedaan niet goed te praten, maar Helga had nooit haar man en haar kind in de steek mogen laten.
Die avond stond Dries onverwacht bij Pierre voor de deur. Hij rook naar bier en zag er bezweet uit. Hij wilde praten. Over Helga. Over Monique. Over wat er nu moest gebeuren.
| |
| |
Mia had in de buurt geruchten gehoord over de blonde Monique en over haar verhouding met Dries, maar zij had geweigerd het te geloven. Pierre, die er al lang van op de hoogte was, had er nooit met haar over gepraat. Na de gebeurtenis met Toke had hij te veel aan zijn hoofd gehad om zich ook nog eens met de problemen en moeilijkheden van anderen bezig te houden.
‘Ik ben stom geweest... Het was ontzettend stom van me,’ zei Dries, ‘maar ik was net bezig het uit te maken... Ik... ik merkte, dat Monique niks voor mij was... We hebben 'n paar keer ruzie gehad... om 'n kleinigheid, hoor. Toen zag ik hoe ze in werkelijkheid was. Ze vond me alleen maar leuk zo lang er geld op tafel kwam...’
‘Je hebt 't anders 'n hele tijd met haar uitgehouden,’ zei Pierre. ‘'t Is zeker meer dan 'n maand geleden, dat Martens me vertelde, dat-ie jullie in Kerkrade had gezien... Hoe lang kende je haar toen al?’
Dries haalde triest zijn schouders op en dronk de kop koffie leeg, die Mia voor hem neerzette.
‘Ik kan me voorstellen, dat Helga er genoeg van had,’ zei Mia. ‘Ze was net goed om de huishouding te doen... Haar eens een keertje meenemen naar de bioscoop of gewoon naar het voetballen, was er niet bij... Maar wel iedere zondag met die meid op pad gaan... En hoe je nou Reineke nog onder ogen durft te komen...’ Zij zuchtte en schudde haar hoofd.
‘Als ik het allemaal geweten had...’ fluisterde Dries. Van de bewuste, zelfverzekerde houding, die ze zo goed van hem kenden, was niets meer over. Hij boog zijn hoofd, bleef zo even roerloos zitten. Toen: ‘Ik wil, dat ze terug komt... Helga... Ik hou van haar. Dat weet ik nu, Pierre...’
‘Wel 'n beetje laat,’ zei Pierre ongemakkelijk. Hij keek Mia aan. Zij kon dit soort dingen altijd beter oplossen dan hij. Wat moest hij in vredesnaam tegen Dries zeggen? ‘Als je dat eerder had bedacht, was er nou niets gebeurd, man.’
‘Heb je 'n idee waar Helga kan zijn?’ vroeg Mia opeens praktisch.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Eerst dacht ik misschien bij haar zuster, maar die heb ik vanavond al gebeld...’
| |
| |
‘Heeft ze geen vriendinnen waar ze heen kan zijn gegaan?’
Hij schudde zijn hoofd weer en zuchtte diep.
‘Ze moet ergens zijn... Ze kan niet zo maar verdwenen zijn. Denk eens goed na, Dries...’
‘Ik heb de hele avond al zitten piekeren.’ Zijn stem klonk dof. ‘Ik weet het niet... ik weet het niet...’
Mia keek op de klok. Het was kwart over twaalf. De kinderen waren allemaal al naar bed. Opeens dacht ze aan Reineke.
‘Zit dat kind van je nu helemaal alleen thuis?’
Dries haalde zijn schouders op. ‘Die zal wel slapen. Ik weet ook niet wat ik haar moet vertellen...’
Pierre keek naar het verkreukelde briefje, dat voor hen op tafel lag. ‘Als ze dit heeft gelezen, hoef je haar niet veel te vertellen... Dan zal ze het allemaal wel gesnapt hebben...’
‘Je kunt dat schaap nu niet alleen laten!’ zei Mia verontwaardigd. ‘Ga naar huis, Dries en probeer wat te slapen. Er is toch niets, dat je kunt doen... Misschien is ze er morgen weer...’
‘Misschien...’
‘Misschien ook niet, maar dan zul je toch moeten afwachten... Het is 'n afschuwelijke geschiedenis, maar het is allemaal je eigen schuld...’
‘Dat weet ik! Dat heb ik zelf al gezegd!’
‘Je moet dat je zelf maar blijven voorhouden, vind ik. Je kunt Helga dan in ieder geval niets verwijten... Ze heeft alleen gedaan wat veel vrouwen in haar plaats zouden hebben gedaan...’
‘Ik... ik kan haar niet missen,’ fluisterde Dries. Het klonk heel kinderlijk en hij zat er opeens zo eenzaam en verloren bij, dat Mia medelijden met hem kreeg.
‘Kom,’ zei ze moederlijk, terwijl zij haar hand op zijn schouder legde. ‘Ga nu maar naar huis... Probeer wat te slapen. Morgen moet je uitgerust zijn...’
Hij knikte zwijgend en stond op. Samen met Pierre bracht zij hem naar de voordeur. Alle ramen van zijn huis waren donker.
‘Welterusten,’ zei hij onhandig, terwijl hij zijn sleutel in het slot stak. ‘Ik... ik hoop niet, dat ik jullie uit bed heb gehouden.’
| |
| |
‘Pieker daar maar niet over,’ zei Pierre. ‘Ga maar slapen, Dries. Dan vergeet je even wat er gebeurd is.’
De volgende dag was er geen nieuws van Helga en de daarop volgende ook niet. Een week verstreek en nog hoorde Dries niets van haar. In de Berenkuil raakte het gebeurde op de achtergrond. Er waren andere zaken, die de aandacht vroegen: de Withof, die nu zo ver bewoonbaar was, dat Charles Cleophas en Bette er hun intrek konden nemen; de zomer, die met een ware hittegolf inzette; de steeds sterker wordende geruchten over een op handen zijnde verkoop van de winkel van Olivier - geruchten, die door Sie hardnekkig werden tegengesproken. Ook binnenskamers gebeurde er meer dan genoeg om de aandacht van Helga's verdwijning af te leiden. De mannen praatten 's avonds met hun vrouwen over de onzekere toekomst en probeerden te beslissen wat zij moesten doen wanneer straks de mijn dicht ging. De vrouwen ontmoetten elkaar de volgende dag in de winkel van Olivier of in de wachtkamer van dokter Tijsen of op de grote bank bij de zandbak achter de kerk, waar de kleintjes speelden en bespraken dan alles wat zij de vorige avond van hun man te horen hadden gekregen.
En behalve met die grote problemen zat iedereen ook nog met zijn eigen, persoonlijke problemen. Mia piekerde er over hoe zij de kleintjes duidelijk moest maken, dat Toke een baby kreeg. Pierre probeerde vergeefs de naam van de vader van het kind uit zijn dochter te krijgen en vroeg zich af wat hij moest doen wanneer de buurt zou zien wat er met Toke aan de hand was. En dan waren er natuurlijk de zorgen om Frans. Toen het bij Dompvloed op niets uitliep, had hij nog op twee of drie advertenties geschreven, maar overal draaide het op hetzelfde uit: ze wilden hem niet. ‘Ze lusten hem niet,’ zei Pierre tegen Mia. ‘Geen wonder, als je ziet hoe die jongen erbij loopt! Kun je hem nu niet eens zo ver krijgen, dat hij naar de kapper gaat? En waarom moet hij eeuwig en altijd in een spijkerbroek lopen?’
Mia zuchtte. ‘Probeer jij hem maar eens zo ver te krijgen, dat hij 'm uittrekt...’
‘Laat hem dan in vredesnaam eens naar de kapper gaan!’
‘Dat wil hij niet. Ze knippen elkaars haren, geloof ik.’
| |
| |
Toke bleef haar werk in de kapsalon doen. Regelmatig ging zij naar dokter Tijsen op controle en thuis zat zij 's avonds schuw in een hoekje en bladerde wat in de Margriet of keek naar de televisie. Zij bemoeide zich zo min mogelijk met de anderen. Bij ruzies van de kleintjes was zij een paar keer tussenbeiden gekomen en Pierre had haar toen vol verbittering aangekeken en gezegd: ‘Ik zou me maar heel rustig houden en me helemaal nergens mee bemoeien als ik jou was... Dacht je, dat je moeder en ik het al vergeten zijn?’
Tussen Dries Mostard en de blonde Monique was het uit. Definitief uit. Hij ontmoette haar niet meer, ging niet meer naar Kerkrade en zelfs niet meer naar het voetballen. Als hij niet op de mijn was, zat hij thuis voor het raam te roken en keek de straat af, alsof hij ieder ogenblik verwachtte Helga de hoek om te zien komen. Reineke zorgde voor het eten en om tien uur 's avonds was in huis alles donker.
Pie Olivier werd, als hij zich eens in de winkel vertoonde, door de aanwezige klanten zo met verwijten overstelpt, dat hij z'n moeder aarzelend 'n handje begon te helpen. En juist toen ze hem zo ver hadden gekregen, dat hij Sie halve dagen begon te vervangen, mocht Giel van de dokter met zijn werk verder gaan.
Direct toen Giel weer achter de toonbank stond, zagen ze, dat hij veranderd was. Hij liep wat meer gebogen, hij was magerder en hij leek in die enkele weken jaren ouder geworden. Hij scheen ook nog maar weinig belang te stellen in wat er om hem heen gebeurde en als iemand een praatje wilde maken, ging hij er lusteloos op in. Nee, Giel Olivier was de oude niet meer - daar waren ze het allemaal over eens. Zijn ogen stonden doffer en hij bewoog zich veel langzamer dan vroeger en soms was het alsof hij met zijn gedachten ergens anders was en moesten ze iets een paar keer zeggen voor hij begreep waar ze het over hadden.
‘Z'n weerstand is weg,’ zei dokter Tijsen tegen Sie. ‘We moeten geduld met hem hebben. Als hij zich wat blijft ontzien, kan hij nog een heel stuk opknappen.’
Een van de eersten, die Giel geluk kwam wensen met zijn herstel, was meneer Rienstra van De Ster. Hij verscheen op een
| |
| |
middag in zijn grote wagen in de Meidoornstraat en ging met een groot, plat pakket onder zijn arm de winkel binnen. Sie vertelde later, dat daar een heel dure doos met sigaren in had gezeten. 'n Assortiment. En meneer Rienstra had die namens zijn firma aangeboden en gezegd, dat ze allemaal vurig naar het herstel van de heer Olivier verlangd hadden en dat hij ervan overtuigd was, dat ze nu tot zaken zouden kunnen komen. Natuurlijk niet stante pede, dat begreep hij ook wel, maar met een week of wat zou de zaak beklonken kunnen zijn. Hij had Giel een telefoonnummer gegeven en hem gezegd, dat hij hem daar gerust na kantoortijd kon bellen (‘Ik kan me voorstellen, dat u bij voorbeeld tot een beslissing komt, terwijl u al in bed ligt, mijnheer Olivier. U kunt dan meteen contact met me opnemen’) en ging weg. Toen dokter Tijsen een dag later langs kwam, vroeg Giel of hij misschien wist wat stante pede betekende.
‘Op staande voet,’ zei de dokter. ‘Waarom?’
Maar Giel mompelde alleen maar wat en presenteerde een sigaar uit het assortiment.
Naarmate de tijd verstreek begon Pierre zich meer zorgen te maken over Toke. Hij had zich min of meer neergelegd bij de baby - ook al kon hij haar het gebeurde nog niet vergeven. In de dagen en weken, die voorbij gingen, werd hij zich echter steeds meer bewust van een ander probleem. Het kon nu niet lang meer duren voor de kinderen zouden merken, dat er iets met hun oudste zusje aan de hand was. Voor dat gebeurde, wilde hij dat zij van alles op de hoogte zouden zijn. Tegelijkertijd schrok hij er echter voor terug het hen te vertellen. Mia had aangeboden eens met hen te praten, maar daar verzette hij zich tegen. Het betrof hier zoiets ernstigs, vond hij, dat het zijn plicht was hen er zelf van op de hoogte te stellen.
Onverwacht loste de moeilijkheid zich echter zelf op. Toke had zich de laatste tijd niet erg goed gevoeld. Zij zag er slecht uit, was snel vermoeid en had last van misselijkheid en hoofdpijn. Haar kort geleden nog zo blozende gezichtje werd bleek en ingevallen. Haar lippen leken bloedeloos en alleen haar ogen, die nu groter en ronder schenen, schitterden als lampjes, die op een te hoge spanning brandden. Twee of drie keer had
| |
| |
zij zich 's morgens te ziek en te uitgeput gevoeld om naar haar werk te gaan. Al die veranderingen waren de andere leden van het gezin niet ontgaan en toen zij op een avond met de anderen aan tafel zat en haar bord met eten van zich afschoof omdat zij niets meer lustte, keek Frans haar opeens nieuwsgierig aan en vroeg: ‘Wat is er toch met jou aan de hand? 't Lijkt wel, of je 'n kind krijgt!’
Pierre deed woedend zijn mond open, maar nog voor hij de kans kreeg iets te zeggen, boog Mia zich naar Frans en zei zacht: ‘Dat is ook zo, jongen. Toke verwacht 'n baby.’
Er viel een diepe stilte. Frans had zijn zuster en zijn moeder beurtelings aangekeken en zijn ogen toen op Pierre gericht, alsof hij van zijn vader een bevestiging verwachtte. Greet en Ria keken hun moeder aan en Nico staarde naar zijn oudste zuster. Alleen Bonnie begreep niet wat er gebeurde en ging rustig verder met haar pop te voeren.
‘Bedoelt u...’ Frans bleef vol verbazing in zijn zin steken. Pierre staarde naar zijn bord en Mia knikte.
‘Ja,’ zei ze. ‘En het is beter als jullie het nu maar weten. Toke krijgt een baby...’
‘Wanneer?’ vroeg Greet.
Toke, die met een hoogrode kleur en met haar handen in haar schoot gevouwen op haar plaats zat, keek op. ‘Begin volgend jaar,’ zei ze.
‘En van...’ Frans zweeg. Het was een vraag, die hij nu beter niet kon stellen. Zijn vader keek hem dreigend aan. ‘Zo is het wel goed,’ zei Pierre. ‘Verder wordt er niet meer over gepraat. Het is al erg genoeg wanneer straks de hele buurt het weet.’
Natuurlijk! Dat was het enige, dat ze erg vonden! Menselijk opzicht! Hij keek zijn vader ongelovig aan. ‘Dat is toch niet zo vreselijk? De mensen komen het toch te weten, of u dat nu erg vindt of niet en...’
‘Hou je mond jij!’
‘Eet maar door, Frans...’ Dat was zijn moeder.
Hij haalde zijn schouders op en keek tersluiks naar zijn zuster, die met een kleur als een boei achter haar bord zat, en at zwijgend verder.
| |
| |
Na het eten pakte Frans zijn fiets en ging meneer De Wever opzoeken, die hij al lang geleden beloofd had eens langs te komen. Bonnie werd door Greet naar bed gebracht, Ria verdween naar haar kamertje om huiswerk te maken en Nico prutste op de gloeiend hete zolder wat aan de versterker, die hij aan het bouwen was. Pierre ging achter op het grasveldje de krant zitten lezen. Toke en Mia begonnen in de keuken aan de afwas.
‘Ik ben blij, dat ze het nu allemaal weten,’ zei Mia. ‘Het moest er toch eens van komen en hoe eerder hoe beter...’
Toke knikte, droogde zwijgend een bord af en zette het op een stapeltje.
‘Wanneer ben je nu voor het laatst bij de dokter geweest?’
‘Vorige week.’
‘En is hij nog steeds tevreden?’
Zij knikte. Er viel een stilte. Van buiten kwamen de geluiden van de zomeravond: het roepen van kinderen, die in tuinen speelden, het blaffen van een hond, plotseling opklinkend gelach, het eindeloze ronken van een motorfiets, die ergens achter een huis werd gerepareerd; hoog boven hun hoofden: het overtrekken van een lijnvliegtuig.
‘Toke...’ Mia bleef met haar handen in het afwaswater staan en keek over haar schouder naar haar dochter. ‘Wil je ons nu echt niet zeggen van wie... wie de vader is?’
Toke leunde tegen de rand van de tafel. Zij droogde afwezig een paar vorken af, legde die naast zich neer en sloeg de theedoek over haar schouder. Toen haalde zij haar schouders op.
‘Waarom wil je het ons niet vertellen?’
‘Wat schiet ik er mee op als ik het wel doe?’ Haar stem schoot opeens fel uit.
‘Het... het zou het allemaal misschien wat gemakkelijker maken.’
‘Dat geloof ik niet...’
‘Waarom niet?’
‘Omdat...’ Zij zweeg en haalde haar schouders op.
Mia ging verder met de afwas. Toke begon weer af te drogen. Boven in het huis experimenteerde Nico met zijn versterker - flarden marsmuziek schalden door het huis, stierven
| |
| |
weg. Pierre had zijn krant weggelegd, rookte een pijp en staarde, zittend in de oude rieten tuinstoel, naar de zon, die tussen de daken der huizen zakte.
Toen de laatste borden, messen en vorken waren opgeborgen, ruimte Mia de aanrecht op en ging met een vochtige doek over de keukentafel. Toke was op een stoel gaan zitten en keek zwijgend toe. Mia zette water op en maalde koffie. Van de zolder kwam een nieuwe mars: Es war einmal ein treuer Husar, der liebte sein Mädchen ein ganzes Jahr. Ein ganzes Jahr und noch viel mehr. Die Liebe nahm kein Ende mehr...
‘Goed,’ zei Toke opeens. ‘Als u het dan met alle geweld wilt weten... Het was Pie...’
Mia keerde zich met een ruk om en scheen toen in haar houding te bevriezen. ‘Pie Olivier? Dus je hebt toch...’
Toke haalde haar schouders op en schudde toen haar hoofd. ‘Maar u moet niet denken, dat ik dat aan vader zal vertellen!’
Mia staarde haar aan, zuchtte toen en begon water op te schenken. Pierre moest het weten; maar hoe zou zij het hem ooit kunnen zeggen?
|
|