| |
| |
| |
Twee
Vermoedde Toke, dat haar een gesprek-onder-vier-ogen met haar moeder boven het hoofd hing? In de dagen, die volgden, ontliep zij Mia zo veel zij kon. Erg opvallend gebeurde dat niet. Zij zorgde er alleen maar voor nooit met haar alleen te zijn. Zo lang Frans of Greet, Ria of Nico maar in de buurt waren, scheen Toke zich veilig te voelen. Dan praatte zij over haar werk, draaide plaatjes of keek naar de televisie. Zo gauw zij echter met Mia alleen was, dook er een excuus op om weg te gaan - dan moest er nodig een brief worden gepost of bedacht zij, dat zij in de stad met een vriendin had afgesproken of vertelde ze, dat ze erg moe was en ging slapen.
Een paar dagen probeerde Mia een gelegenheid te vinden eens met haar oudste te praten. Langzaam maar zeker werd haar aandacht toen weer door andere dingen in beslag genomen. Nadat ze, tijdens het zaterdagse boodschappendoen, in de winkel van Olivier met Helga Mostard had gesproken, was ze het hele probleem rond Toke en Pie zelfs vergeten. Als het waar was wat Helga vertelde... Mia durfde nauwelijks verder te denken. Helga en Dries Mostard waren al bijna vijftien jaar hun buren en zij kende hen genoeg om te weten, dat ze er niet van hielden loze praatjes in de wereld te brengen. Als Helga iets vertelde, dan kon zij er van op aan, dat het zo was. Bovendien was het iets, dat Dries zelf van een van de beambten op de mijnadministratie had gehoord...
De hele dag liep zij ermee rond. 's Avonds, toen zij bij elkaar zaten en naar de Willy en Willekeshow op de televisie keken - alleen Greet en Frans waren niet thuis, Bonnie mocht voor deze gelegenheid wat langer opblijven - opende zij een paar keer haar mond om er over te beginnen. Maar iedere keer wist zij zich op het nippertje te beheersen. Straks, wanneer de kinderen naar bed waren, zou zij er met Pierre over praten. Zij staarde naar het televisietoestel en luisterde naar de liedjes, maar haar gedachten waren heel ergens anders. Als het waar
| |
| |
was wat Helga had gezegd - en natuurlijk was het waar - zou binnenkort hun leven veranderen...
Zij probeerde zich voor te stellen wat dat precies betekende, maar kon het niet. Het leven, zoals zij dat nu al twintig jaar hier in de Berenkuil hadden geleid, was zo vertrouwd, zo eigen geworden, dat zij zich niet kon indenken, dat het ooit zou kunnen veranderen. Pierres werk, de mijn, was zo innig met hun bestaan verweven, dat het daaruit niet meer was weg te denken. Het drong maar heel, heel langzaam tot haar door, dat het ooit anders zou kunnen worden, dat het ooit anders zou kunnen zijn.
De kinderen gingen om tien uur naar bed. Toke en Frans kwamen tegen half elf thuis, dronken chocolademelk en verdwenen naar hun kamer. Pierre schakelde over op het tweede Duitse net voor de zaterdagse film. Het was een Japanse in het Duits nagesynchroniseerde film over een zakenman, die de naastenliefde in praktijk probeerde te brengen en daardoor aan zijn eigen ondergang werkte. Geen van beiden hadden ze er veel belangstelling voor. Pierre rookte zijn pijp en staarde verstrooid naar het toestel en Mia probeerde in gedachten de beste opening voor een gesprek te vinden. Halverwege de film klopte Pierre zijn pijp uit, zette het toestel af en keek haar aan.
‘Ga je mee naar bed? Het is half twaalf.’
Zij schrok op. ‘Dadelijk. Ik... ik moet je eerst iets vertellen, Pierre.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op en keek haar aan.
‘Toen ik vanmiddag bij Olivier was, heb ik daar Helga gesproken. Zij vertelde me, dat de Willem iii veel vroeger met de afbouw begint dan eerst de bedoeling was. Ze zei, dat de mijn nu over uiterlijk anderhalf jaar gesloten zal worden. Over een paar maanden zouden ze al mensen gaan wegsturen...’ Zij schonk de kan chocolademelk leeg en schoof hem zijn kopje toe. ‘Heb jij daar wat van gehoord?’
‘Hoe komt ze daaraan?’ Hij scheen het kopje niet te zien.
‘Dries heeft het van iemand van de mijnadministratie. Die man was al bezig afspraken te maken met fabrieken, die personeel nodig hebben.’
| |
| |
‘Ik weet van niks...’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat zei ze nog meer?’
‘Ze vroeg wat wij nu gingen doen. Dries kan als monteur overal aan de slag, maar ze dacht, dat het voor jou veel moeilijker zou zijn. Ze zeggen, dat ze bij de nieuwe autofabriek altijd nog mensen kunnen gebruiken. Dries wilde daar solliciteren.’
‘Mmmmm.’ Hij dronk zijn chocolademelk. Mia keek hem aan. Zij kende die toon. Pierre nam het even ernstig op als zij. Als dat niet zo was, zou hij nu allerlei geruststellende dingen gezegd hebben. Over garanties, die de mijnen of de vakbond hadden gegeven, of hij zou iets gemompeld hebben over soep, die niet zo heet werd gegeten als hij werd opgediend en weer een pijp hebben opgestoken. Nu dat niet gebeurde en hij zwijgend tegenover haar zat en wat met zijn theelepeltje speelde, wist zij, dat het nieuws voor hem even onverwacht kwam als voor haar.
‘Wat gaan we doen, Pierre?’
‘Wat?’ Hij keek op. Aan zijn ogen zag zij, dat de vraag niet tot hem was doorgedrongen.
‘Wat gaan we nu doen?’
‘O.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat kunnen we doen? Ik zou eens precies van Dries willen horen wat er gezegd is... Misschien heeft Helga het verkeerd begrepen...’
Zij wist, dat hij dat zei om haar gerust te stellen en glimlachte. ‘Dat geloof ik niet. Maar morgen kun je er met hem over praten. Ik heb gevraagd of ze na de kerk op de koffie komen. Reineke komt ook mee...’
‘Jij denkt aan alles, hè?’ Hij legde zijn hand even op de hare.
‘Ik heb een extra-vlaai in huis gehaald en Reineke...’
‘Reineke kan onder het koffie drinken wat met Frans praten... Wilde je dat zeggen?’ Hij glimlachte. ‘Geloof je echt, dat hij haar...’
‘Het is een lief ding. Ze zou een goede invloed op hem kunnen hebben... Hem wat rustiger kunnen maken.’
‘In al die jaren heeft hij nooit naar haar omgekeken. Dacht je echt, dat daar nu opeens verandering in zou kunnen komen?’
Mia streek met haar wijsvinger over haar onderlip - een
| |
| |
gewoontegebaartje, dat aangaf dat er een plan werd uitgebroed. ‘Ik weet het niet... Hij heeft nooit de kans gehad eens met haar te praten. Ze is achttien, een jaar ouder dan hij... Dit jaar doet ze eindexamen. Helga vertelde me, dat ze een van de besten van de school is.’
‘Dan lijkt het me beslist geen meisje voor Frans.’ Pierre's stem klonk bitter. ‘Hij wil er een hebben, die voorstandster is van... hoe heet dat plan ook alweer?... van dat wittewijvenplan. Volgens mij heeft hij er al lang een aan de hand, maar horen wij daar gewoon niks van.’
Mia schoot in de lach. ‘Jij denkt altijd meteen het ergste, dan valt het altijd mee natuurlijk... Frans heeft het nog veel te druk met zijn witte plannen om met meisjes uit te gaan.’
‘Dan heeft het ook geen zin Reineke op de koffie te vragen.’
‘Misschien niet.’ Zij haalde haar schouders op. ‘Laten we nu gaan slapen. Morgen weten we meer. En niet alleen over Frans en Reineke.’
Die zondagochtend ontmoette Pierre, op weg van de kerk naar huis, Walter Mankowiecz. Ook Walter had geruchten gehoord over een vervroegde sluiting van de mijn. De regen van de afgelopen dagen had plaats gemaakt voor warm voorjaarsweer. Kleine witte wolken trokken traag hoog langs de strakblauwe hemel. Zonnewarmte weerkaatste van de witte muren van de lage, oude boerderijen rond de kerk en er waren maar weinig kerkgangers geweest, die met jas en hoed van huis waren gegaan. Walter scheen weinig van de blauwe hemel te zien. Hij zag de toekomst somber in en kwam daar eerlijk voor uit.
‘Als de Willem iii sluit, kunnen wij wel inpakken, Pierre. Er zijn zoveel mijnen voorgegaan, dat de arbeidsmarkt langzamerhand oververzadigd zal zijn. Wie het eerst komt, die het eerst maalt... Ik had gehoopt, dat het nog een paar jaar zou duren. In die tijd zouden we rustig naar ander werk hebben kunnen uitkijken. Hier of ergens anders.’
Ze liepen langs het grote huis van dokter Tijsen. Pierre keek naar zachte, roze en lila kleuren van vroege bloemen, die het grote gazon omzoomden. Hij voelde de voorjaarswind
| |
| |
in zijn haren en de blaadjes van de berk naast het toegangshek van de dokter, schenen met de dag groter en groener te worden. De vorige avond had het nieuws over de vervroegde afbouw van de mijn hem een schok gegeven - een schok, die hij pas na uren wakker liggen had kunnen verwerken. Kwam het door het mooie weer - deze eerste belofte voor een lange, warme zomer - dat hij alles nu veel minder somber zag dan Walter? Of kwam het door die laatste, bewuste gedachte, die hij de vorige avond voor het inslapen had gehad - dat alles toch liep zoals het lopen moest en dat er voor iemand, die hard werkte en zijn hart in zijn werk legde, nooit gebrek aan werk zou zijn?
‘Je krijgt natuurlijk, dat ze baantjes voor ons gaan creëren,’ zei Walter. ‘Een soort werkverschaffing. Afgravingen op de hei bij Brunssum... Wegbermen verbreden en zo.’
Pierre haalde zijn schouders op. ‘Zo'n vaart zal het niet lopen... Van wie heb je het eigenlijk gehoord? Dries Mostard heeft iemand van de mijnadministratie wat over de afbouw horen zeggen.’
‘Ik heb het van een jongen, die vlak bij de directie zit,’ zei Walter geheimzinnig.
‘De chauffeur van meneer Willet zeker?’
‘Nee, niet de chauffeur van meneer Willet,’ zei Walter nadrukkelijk. ‘Hij wil zijn naam niet genoemd hebben, maar ik kan je wel zeggen, dat hij vlak bij het vuur zit. Als hij zo iets zegt, is het zo.’
‘Ik denk niet, dat het zo'n vaart zal lopen,’ zei Pierre weer.
Toen ze anderhalf uur later op het plaatsje achter het huis aan de koffie zaten en Dries het sombere nieuws opnieuw had verteld, zei Pierre hetzelfde: ‘Het zal allemaal best meevallen, jongen. De mensen overdrijven altijd... Ze zullen ons heus niet met een paar maanden op straat zetten. Het zal allemaal wel zo'n vaart niet lopen.’
Dries lachte grimmig. Hij was een lange, pezige Groninger, die als elektrotechnisch monteur bovengronds werkte. Kort na hun huwelijk waren Helga en hij in Heerlen gaan wonen, waar Dries werk bij de Willem iii had gevonden. Een paar jaren later was Reineke geboren. Maar ook al woonden Dries
| |
| |
en Helga nu al bijna twintig jaar in het zuiden, de Groningse tongval was bij beiden nog steeds niet verdwenen. Met zijn lange gestalte, zijn kroezend blond haar en helderblauwe ogen viel Dries in de werkplaats wat uit de toon bij de kleine, donkere Limburgers. Reineke had het blonde haar van haar vader en de grijze, hazelnootvormige ogen van haar moeder. Zij had een rond, blozend gezichtje. De grijze ogen waren nu bijna steeds op Frans gericht, die tegenover haar in een ligstoel zat en met een onverschillig gezicht oude nummers van ‘Hitweek’ doorbladerde.
Mia sneed de vlaai, legde de grote punten op schoteltjes en reikte die rond. De tuindeuren stonden open - voor de eerste keer dat jaar. Ze zaten uit de wind, tussen de keukenmuur en de witgekalkte, uit betonplaten opgetrokken wand, die hen van de buren scheidde. Het appelboompje in een hoek van het kleine grasveld stond in knop. De voorjaarszon koesterde de donkere, nog wat winterse aarde van de perkjes. De duiven van Giel Olivier vlogen koerend in grote kringen laag over het huis; scheerden uitgelaten over de roodpannen daken op hun wekelijkse zondagochtendvlucht.
‘Laat de koffie niet koud worden, Dries,’ zei Mia. Hij glimlachte, nam een paar slokken en wendde zich weer tot Pierre.
‘We staan er niet zo goed voor, Pierre. Echt niet. Met mij ligt het misschien iets anders, omdat ik een beroep heb, waarmee ik overal aan de slag kan gaan. Maar mijnwerker, houwer... Wie zit daar straks om verlegen? Jij zult iets anders moeten gaan doen. En het verdomd vervelende is, dat je de enige niet zult zijn. Er zijn nog enkele duizenden kerels als jij, die op een andere manier aan de kost moeten proberen te komen.’
‘Dacht je, dat de hoge heren daar geen rekening mee hebben gehouden?’ vroeg Pierre. ‘Ze hebben dit toch al jaren zien aankomen? Er ligge nallerlei plannen klaar voor een herstructurering van het gewest. Er wordt aan de uitvoering gewerkt... Heb je de grote autofabriek gezien, die in Born, vlak aan de autoweg, wordt gebouwd? Daar kunnen ze straks meer dan genoeg mensen gebruiken...’
‘De autofabriek. Daar begint iedereen over als het over
| |
| |
nieuwe werkgelegenheid gaat.’ Dries zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Ik zie het niet zo optimistisch. Wat is er aan nieuwe werkgelegenheid gekomen? Hier en daar een plasticfabriekje, waar ze misschien vijftien of twintig man kunnen plaatsen. En dan de autofabriek. Daar heeft iedereen zijn mond over vol... Alsof die ene fabriek dat probleem van de werkgelegenheid in Limburg kan oplossen. Als die fabriek op topproduktie draait, hebben ze vijftienhonderd man in dienst. Wat koop je daar voor als er duizenden aan werk moeten worden geholpen?’
‘De minister zei...’ begon Pierre rustig.
‘De minister kan me nog meer vertellen,’ zei Dries. ‘We zitten hier midden in een industrieel onderontwikkeld gebied, Pierre. Iedereen heeft hier altijd alleen maar aan steenkool gedacht en nu het binnenkort afgelopen is met de steenkool, zitten ze met hun handen in hun haar.’ Hij schoof zijn kopje opzij en tikte met zijn wijsvinger op het lage tuintafeltje. ‘En waarom stoppen de mijnen ermee? Niet omdat de kolenlagen uitgeput zijn! We weten allemaal, dat er nog voor minstens een halve eeuw in de grond zit... Nee, ze stoppen ermee omdat ze niet tegen de Amerikaanse kolen kunnen concurreren. Omdat de Amerikaanse kolen, die hier in de haven van Stein worden gelost, goedkoper zijn dan de Limburgse, die in diezelfde haven aan boord worden genomen. Het is gewoon een kwestie van centen, Pierre... Als het geld spreekt, moet al het andere zwijgen...’
‘Wat wilt u? We leven in een kapitalistische maatschappij!’ Frans schoof zijn krantjes naast zich op de grond en ging rechtop in zijn stoel zitten. ‘Zo lang ze aan het winstprincipe blijven vasthouden, zullen die dingen blijven voorkomen. Zo lang het kapitalisme het voor het zeggen heeft, zullen mensen met geld de beslissingen blijven nemen en zullen sukkels als vader en u zich er bij neer moeten leggen. Kankeren helpt niks. De enige manier om iets te veranderen is een revolutie. Maar daar hoef je in dit land niet mee aan te komen... Ze zijn allemaal veel te bang dat hun ijskast en hun televisietoestel en hun roomkloppers er dan bij in zullen schieten en...’
‘Hou je mond dicht, Frans!’ Pierre sloeg nijdig met zijn
| |
| |
vlakke hand op tafel. ‘Snotneuzen als jij weten niet waar ze over praten! Je denkt dat je de wijsheid in pacht hebt, maar als het op resultaten aankomt, dan zijn jullie niet thuis! Op school...’
‘Natuurlijk wordt de school er weer met de haren bij gesleept!’ Frans glimlachte hooghartig, vouwde zijn handen over zijn buik en liet zich achterover in de ligstoel vallen. ‘Zo gauw ik iets zeg, dat iemand niet aanstaat, wordt er over de school begonnen! Een mooie afleidingsmanoeuvre! Maar dat verandert niks aan de rotzooi waar jullie nu inzitten....’
‘Hou je mond dicht, zeg ik je!’
‘Het is alleen maar de naakte waarheid...!’
‘En jij bent een naakte vlegel!’ Pierre stond op uit zijn stoel en boog zich woedend over zijn zoon. ‘Als ik hier met mensen over dingen praat, die jou niet aangaan, dan wil ik, dat je je bek dicht houdt, begrijp je dat? Ik zal...’
‘Pierre!’ Mia legde haar hand op zijn arm en duwde hem zacht terug in zijn stoel. ‘Ga zitten! En jij...’ zij gaf Frans een wenk, ‘ga jij naar je kamer.’ Hij haalde zijn schouders op, mompelde iets onverstaanbaars en verdween met zijn bladen naar binnen.
‘Die jongens...’ zei Helga glimlachend.
‘Hij heeft zich niet met de gesprekken van volwassenen te bemoeien.’ Pierre hoorde zelf hoe fel zijn stem klonk en zweeg even. Toen, iets zachter: ‘Ze denken maar, dat ze overal verstand van hebben... Ze brengen elkaar het hoofd op hol...’
‘Frans bedoelt het niet zo kwaad,’ zei Mia. Ze speurde naar lege kopjes en begon weer in te schenken. ‘Hij is 'n beetje 'n idealist.’
‘Mooie idealist!’ Pierre schoot weer uit. ‘Op school konden ze hem niet meer gebruiken!’
‘Frans heeft gelijk. De school heeft daar helemaal niets mee te maken,’ zei Reineke. De volwassenen zwegen, draaiden zich naar haar en keken toen elkaar aan. Mia glimlachte vluchtig en ging met de koffiepot naar binnen om Frans een tweede kop in te schenken.
‘Ach ja, die kinderen...’ zei Dries. ‘Waar zijn ze allemaal? Is Toke niet thuis?’
| |
| |
‘Toke is naar de kerk. De rest is bij vriendjes.’ Pierre leunde achterover in zijn stoel en stopte een pijp. ‘Geloof jij, dat wij iets zouden kunnen doen, Dries?’
‘Aan wat er gebeuren gaat?’
Pierre knikte.
Dries haalde zijn schouders op. ‘Wat kunnen we doen? Het zijn niet de hoge pieten hier, die de dienst uitmaken. De regering is het met de sluiting eens...’
‘Dan moet de regering er ook voor zorgen, dat er iets anders voor in de plaats komt,’ zei Pierre. ‘Ze werken al hard aan de herstructurering. De krant...’
‘De krant brengt de leugens in het land, zei m'n grootmoeder uit Siddeburen altijd...’ Dries dronk hoofdschuddend zijn koffie. ‘Je moet niet alles geloven wat de kranten schrijven, Pierre... Ik heb zo'n idee, dat ze de zaken veel rooskleuriger voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn.’
‘Walter was ook niet zo optimistisch,’ herinnerde Pierre zich.
‘Zie je wel? Hij kent veel mensen van de leiding. Als die zeggen, dat het er niet zo best uitziet, dan is dat zo.’ Dries schudde weer zijn hoofd. ‘De magere jaren staan voor de deur. Als we verstandig zijn, gaan we daar nu al rekening mee houden.’
‘Ik geloof niet, dat het zo'n vaart zal lopen.’ Mia kwam uit het huis en ging bij hen zitten. Pierre keek haar even aan. ‘Wat is hij nu aan het doen?’
‘Hij zit op z'n kamer te lezen.’
‘Weer in die flauwekulblaadjes zeker?’
Zij zuchtte. ‘Hij is nog een kind... Je kunt toch niet verwachten dat...’
‘Ik verwacht niks. Van hem zeker niet.’ Nijdig trok hij aan zijn pijp. ‘Beat... Dat is het enige waar je met hem over kunt praten en het is het enige waar die blaadjes van hem mee volstaan. Wat dat later worden moet...’
‘Wat doet Frans nu, sinds hij van school af is?’ vroeg Helga.
‘Als ik dat wist, waren we al een eind verder.’ Pierre lachte grimmig. ‘In de stad rondhangen en de provo spelen... Hij schijnt te denken, dat het leven 'n lolletje is.’ Hij zuchtte.
| |
| |
‘'n Verstandig gesprek valt er niet mee te voeren. Als ik me vroeger tegenover mijn vader zo gedragen had...’
‘De tijden zijn nu eenmaal veranderd,’ zei Dries.
‘En de mensen ook!’ Pierre klopte met veel lawaai zijn pijp uit. ‘Nee... Als ik de wereld van nu vergelijk met die van twintig, dertig jaar geleden...’
‘Toen zat u midden in de oorlog of midden in de crisis,’ zei Reineke. ‘Zo prettig zal het toen ook niet geweest zijn.’
‘Je moet je niet met de gesprekken van je vader bemoeien, kind,’ zei Helga. Zij wendde zich tot Mia. ‘Weet je dat er om de hoek 'n supermart komt? Ze gaan dat hele stuk grond waar vroeger het patronaat stond, volbouwen.’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Mia.
‘Sie Olivier vertelde het me. Giel zit er meer dan genoeg over in. Als die supermart er is, kan hij z'n zaak wel sluiten... Als Pie nou 'n jongen was, waar hij wat aan had, zouden ze er samen misschien nog wat van kunnen maken... 'n automatiek met fritesverkoop of zoiets... maar op z'n eentje kan Giel dat niet. En van Pie heeft hij niets te verwachten.’
Mia knikte en bedacht, dat zij nog met Toke moest praten. Die jongen van Olivier was niets voor haar. Dat moest zij zelf toch ook inzien.
‘Helga en ik hebben 't er al over gehad,’ zei Dries. ‘Als het hier moeilijk wordt om werk te vinden, kunnen we altijd gaan verhuizen. Als monteur kun je overal terecht.’
‘Of emigreren,’ zei z'n vrouw.
‘Dat alleen in het uiterste geval.’
‘Even goed erg voor Giel om z'n zaak te zien verlopen...’ Mia schudde haar hoofd. ‘Daar heeft-ie nou z'n leven lang voor gesappeld. Sie heeft me wel eens over die eerste jaren verteld. Dag en nacht hebben ze toen gewerkt... Ieder dubbeltje moest worden omgedraaid...’
‘Ze zullen wel met de een of andere overbrugging komen. De mijnwerker heeft altijd goed verdiend en kan z'n geld moeilijk in z'n zak houden... Dat wordt aanpassen wanneer er straks ander werk komt, dat minder betaalt... Voor de mensen, die niks achter de hand hebben zal het dan niet meevallen... Dat weet de regering toch ook?’
| |
| |
‘Natuurlijk weten ze dat! Maar of ze er wat aan kunnen doen?’ Dries boog zich naar Pierre. ‘Overal in het land begint de werkloosheid op te komen. Overal moeten mensen geholpen worden... We gaan een moeilijke tijd tegemoet...’
‘'n Kind kon zien, dat die hoogconjunctuur niet kon blijven,’ zei Helga.
‘Ze hebben het jaren geleden al voorspeld! Helga en ik hebben er toen nog met elkaar over gepraat. Of niet soms?’ Dries keek haar vragend aan. Zij knikte nadrukkelijk.
‘Ik vind het zielig voor de Oliviers,’ zei Mia. ‘Die zaak is hun leven... Wat moeten ze straks beginnen?’
Frans zat in zijn kamertje voor het raam en luisterde naar de stemmen beneden in de tuin. Geld verdienen. Dat was het enige, dat hun interesseerde en het was het enige waar ze zich zorgen over maakten. Ze hadden hun werk waar ze de pest aan hadden en dat ze alleen deden om centen te verdienen. Zo gauw er kans was, dat iemand ze dat werk afnam, raakten ze in paniek, want dan liepen de centen gevaar... Hij probeerde de stemmen niet te horen en zich in een artikel over de nieuwe plaat van The Byrds te verdiepen, maar het lukte niet. Het sonore geluid van zijn vader leidde steeds opnieuw zijn aandacht af. ‘De regering zal wel ingrijpen...’ ‘...vragen in de Kamer stellen...’ ‘... de mijnwerker niet in de steek laten...’ Alsof het ze daar in Den Haag ook maar iets kon schelen wat hier gebeurde! Zo'n schertsdemocratie kon je toch geen ogenblik serieus nemen! ‘.... 'n nieuwe bestedingsbeperking, juist nu...’ ‘... onze economie afhankelijk is van de eeg...’ ‘... problemen die de vakbonden aangaan...’ Grote god, waarom moest Dries Mostard toch altijd over dingen praten waar hij geen ene moer verstand van had? Vader zag tenminste in, dat hij maar 'n nummer was, waar geen hond rekening mee hield. Hij hoopte alleen maar, dat het allemaal wel zou meevallen. Maar Dries moest weer ze nodig op de sociaal-economische toer. Gewichtig doen. Alsof hij ooit ergens aan te pas zou komen!
‘... buitenland grote kansen...’ ‘... nieuw leven beginnen...’ Dat was Helga Mostard met haar eeuwig gezeur over emigreren. Die geloofde nog in luilekkerland. Alsof het
| |
| |
niet overal dezelfde rotzooi was, of je nou in Heerlen of in Nieuw-Zeeland zat! ‘... Olivier... niets achter de hand...’ En moeder, die maar doorzaagde over die grutterswinkel aan de overkant. Grote god! En dat kind van die Mostards zat daar met droge ogen bij!
Beneden werd gebeld. Frans stond op, opende de deur van zijn kamer op een kier en luisterde. Emiel had beloofd even langs te komen. Ze zouden samen naar Maastricht kunnen gaan... Hij hoorde de stem van zijn moeder: ‘Wat gezellig! Wat leuk dat jullie aan komen! Kom gauw binnen... Zo onverwacht!’ Een onverstaanbaar antwoord, even stilte en toen moeders stem weer - nu in de tuin: ‘Kijk eens wie we daar hebben!’ Geschuif van stoelen, stemmen en toen langzaam en nadrukkelijk de stem van zijn grootvader: ‘Moeder en ik vonden dat we maar eens langs moesten komen... Zo'n prachtige dag... Met de bus is het maar een half uurtje...’
Frans kreunde onwillekeurig en ging weer in zijn stoel zitten. Opa ontbrak er nog maar aan. Je kon er donder op zeggen, dat er weer hele jeremiades zouden komen. Meteen hoorde hij beneden de stem van zijn grootvader: ‘Ach... wat zal ik zeggen, Pierre? Niet zo best... niet zo best... 'n Ouwe boom moet je niet gaan verplanten... En moeder kan ook niet wennen en ze blijft maar last houden van d'r been... De specialist zegt...’ De specialist! Alsof zo'n man z'n neus niet vol had van allerlei oude wijven met hun oudewijvenkwaaltjes! Als 't 'n vent was, moest hij ze gewoon vertellen: ‘Hoor 'ns mens, er is 'n tijd van komen en er is 'n tijd van gaan. 't Is nou tweeënzeventig jaar mooi geweest en ik zou er maar eens om gaan denken, dat het niet eeuwig kan blijven duren!’ Maar het enige, dat zo'n pil haar vertelde was natuurlijk, dat ze maar weer 'ns 'n foto moest laten maken of naar 'n professor in Utrecht moest gaan (die z'n studenten dan 'n college over oma's been zou geven) of 't maar weer 'ns moest laten bestralen.
‘... ziet er voor ons ook niet zo best uit, vader...’ ‘... veel minder verdienen...’ ‘... werkeloosheid overal...’ ‘... inkomsten aanzienlijk omlaag...’ Dat was z'n vader weer. Die zou opa wel 'ns even 'n flinke downput geven. ‘... valt voor
| |
| |
ons, oude mensen, niet mee, jongen...’ ‘... leven op de boerderij...’ ‘... aanpassen op onze leeftijd...’ Maar reken maar, dat die oude heer dat niet zo maar over zijn kant liet gaan. Die kon, als het op doffe ellende aankwam, ook z'n mannetje staan. ‘... jullie hebben tenminste de kinderen nog...’ ‘... moeder en ik zijn helemaal alleen...’
‘Giel Olivier heeft altijd hard gewerkt en nu dit. Waar heeft zo'n man dat nou aan verdiend?’ Z'n moeder.
‘Die tijd heb jij niet meer meegemaakt, Dries, maar als je vroeger als jongen van zeventien de mijn in ging, wist je, dat je tot je pensioen zekerheid had. Dat is nu allemaal anders...’ Z'n vader.
‘Mij gaat 't er maar om, dat de arbeider aan z'n trekken komt. En dat niet alleen. Hij moet ook goed aan z'n trekken komen.’ Dries Mostard. Smerige materialist was dat.
‘... en altijd is 't de kleine man, die de klappen krijgt!’ Opa die ook nodig 'n duit in 't zakje moest doen.
‘Ja kind, het leven is niet gemakkelijk. Dat zul je zelf ook nog wel ontdekken.’ Helga Mostard tegen dat schaap van haar.
‘Toevallig las ik in de krant iets over wat ze de sociale begeleiding van de industriële herstructurering van Zuid-Limburg noemen,’ zei Dries Mostard. ‘Er schijnen grote fouten te zijn gemaakt. Vooral wat de inkomens van...’
Daar was geen zinnig mens tegen opgewassen! Geen hond, die dat verdragen kon! Frans schoot uit zijn stoel overeind en liep met grote stappen naar Nico's radio. De poen. Dat was het enige waar ze zich druk over maakten. Gegoochel met gewichtige woorden, die ze zelf niet begrepen en dat alleen maar diende om weer over dat eeuwige geld te kunnen praten. Alsof er in het leven helemaal niks anders te koop was! Hij zette de radio aan, draaide aan de knoppen, zocht Luxemburg. Stampende beat daverde door het kamertje. Hij draaide het geluidsvolume helemaal open, ging toen op zijn bed liggen en sloot tevreden zijn ogen. prims or pauper beggerman or thief, play the game with every blow you breath, one o'clock, two o'cloch, three o'clock, four o'clock five... The Rolling Stones met Dandelion.
| |
| |
dandelions don't care about the time, tinker, taller, soldier, sailor's life, rich man, poor man, beautiful doctor's wife, little girls and boys come out to play...
De deur vloog open. Zij vader schoot de kamer binnen. ‘Zeg ben jij helemaal stapelgek geworden?’ bring dandelions to blow away. ‘We kunnen elkaar beneden niet eens verstaan!’ Hij draaide de knop om.
Stilte.
‘En kom van dat bed af! 'n Jonge vent, die met dit weer op z'n nest gaat liggen!’
| |
| |
Frans stond zuchtend op, bleef besluiteloos naast de tafel staan. Wat wilden ze in vredesnaam van hem?
‘Als je je hier ligt te vervelen, kun je beneden het gras gaan maaien.’
‘De grasmachine is kapot... U hebt hem zelf kapot in 't schuurtje gezet.’
‘In ieder geval wil ik niet, dat je hier boven blijft zitten hokken. Het is prachtig weer. Ga 'n eind lopen!’ Pierre liep naar de deur, draaide zich daar om en wenkte zijn zoon. ‘Vooruit! Mee naar beneden! Opa en oma zijn er...’
Frans knikte. ‘Gezellig. Gaan we over oma's been praten.’
‘Hou je grote mond dicht!’
Ze liepen zwijgend de trap af. Buiten was het warm. Het gras hoefde nog lang niet gemaaid te worden.
‘Zo, Frans! Hoe is 't ermee?’ 'n Handdruk.
‘Goed, opa en met u?’
‘Gaat wel, jongen, gaat wel.’
‘En met u, oma?’ 'n Kus.
‘Gaat wel, kind, gaat wel.’
‘Kom er gezellig bij zitten, jongen.’ Mia wees op een lege stoel, stond toen op. ‘Ik zal nog wat koffie gaan zetten.’
Koffiedrinken. Stom, dat hij daar niet aan gedacht had. Dat was 'n ritueel, dat onder geen voorwaarde verstoord mocht worden. 't Klootjesvolk aan de koffie. Hij liet zich in de stoel zakken - naast die van Reineke. Zij keek hem even aan en glimlachte.
‘Nog 'n stukje vlaai, Helga?’
‘Graag!’ Helga schoof haar bordje bij. ‘Die is toch niet van Jenneskes, Mia? Deze is veel zachter, sappiger...’
‘De specialist wil, dat ik naar Utrecht ga,’ zei oma. ‘Met 't been. Daar maken ze nieuwe foto's en de professor kan...’
‘Nee, ik zou me maar geen illusies maken,’ zei Dries Mostard.
‘Op de hoek van de Akerstraat is een nieuwe banketbakker gekomen,’ zei Mia. ‘Iedereen gaat er heen om vlaai te kopen. Jij ook nog een stukje, Frans?’
Hij schudde zijn hoofd en stond op. ‘Ik ga 'n eindje lopen.’ Hij keek naar Reineke. ‘Ga je mee?’
| |
| |
Zij aarzelde, stond toen op en liep met hem naar het poortje.
‘Niet te laat thuis!’ riep Helga haar na. ‘We eten vroeg vandaag!’
Pierre keek hen na. ‘'t Wordt tijd, dat die jongen eens weet wat hij wil,’ zei hij, heel in 't algemeen.
|
|