| |
| |
| |
IV
Wanneer de aandacht van een rechtgeaard zakenman gevestigd is op een voordelige transactie, is hij niet zo dom met de handen in de schoot te wachten, tot een goede geest hem de verwachte sappige vruchten in de mond steekt. Hij beraamt mogelijkheden en neemt maatregelen om zich meester te maken van het lucratieve zaakje. Met andere woorden, hij neemt het initiatief...
Strakey's Amsterdamse relatie had een vriendin, die een gevierde actrice was en die genoeg van het leven had gezien, om te begrijpen wanneer het in haar belang was vertrouwelijk gedane mededelingen te verzwijgen. Zonder in al te veel bijzonderheden te treden, stelde de antiquair haar op de hoogte van de goede daad, die een pseudo-psychopaat zou kunnen verrichten door mee te werken aan enige handelingen, die ten doel hadden een vermogend Amerikaan in het bezit te stellen van een schilderij, dat reeds diens eigendom was. Kende zij niet iemand, een aan lager wal geraakte acteur, die in staat zou zijn een tijdelijke aberratie te simuleren? Zo iemand zou in zijn moeilijke omstandigheden besteen bedrag van vijfduizend gulden kunnen gebruiken en die som zou het minste zijn, waarop hij kon rekenen.
De toneelspeelster meende, dat zij morgen aan de dag een goed acteur zou kunnen produceren. Henk Hovings, enkele jaren geleden nog een gevierd man, was door ziekte reeds maandenlang niet meer in staat te werken. Wanneer niet enkele oud-collega's hem van tijd tot tijd iets toestaken, zou hij met zijn vrouw en twee kinderen verkommeren. Een financiële meevaller van enige betekenis zou hem waarschijnlijk in staat stellen genezing te vinden. Hij was wel erg verzwakt, maar zeker in staat een dienst, als die, welke verlangd werd, naar behoren te bewijzen.
‘Maar,’ eindigde de actrice, ‘ik sta er op, dat ze niet in ernstige moeilijkheden komen! En jij moet hem maar bepraten. IK zal morgenochtend naar die stakkerds toegaan en een afspraak maken voor een bespreking bij jou in de zaak. Geef jij mij een behoorlijk pak kleren mee en een paar draagbare schoenen,
| |
| |
want de laatste keer toen ik bij hen was droeg hij alleen een regenjas over zijn ondergoed. En denk er om, als die Amerikaan Henk in de steek laat, zal ik ervoor zorgen, dat het hele verhaal in de krant komt!’
‘Er zal geen sprake zijn van in de steek laten... Daarvoor sta ik borg... En als de zaak lukt krijg jij die ring met de markies, die je zo mooi vindt, Georgine!’
Klokslag drie uur de volgende middag werd Hovings in het privékantoor van Strakey's Amsterdamse zakenvriend binnengeleid. Hij dwong zich met geweld zijn treurige tehuis voor een ogenblik te vergeten en nam de houding aan van een man van de wereld, die een zakenconferentie heeft. Met waardering gleden zijn blikken over de zeldzame antieke meubelen, kostbare schilderijen en warmgetinte, diep geplooide stoffering. Hij liet zich met een zucht van welbehagen neer in de ruime, leren clubfauteuil, die hem werd aangewezen en aanvaardde dankend de dikke exportsigaar.
‘Is het nog te vroeg voor een kop thee, meneer Hovings, of mag ik u misschien iets sterkers aanbieden? Thee? Prachtig! Een ogenblikje, dan zal ik dat zelf even volgens een speciaal recept verzorgen...’
Met opzet liet de antiquair Hovings alleen. Het korte ogenblik, waarin hij het vermagerde, gegroefde gezicht had gemonsterd, had meer indruk op hem gemaakt, dan het lange verhaal, dat zijn vriendin hem de vorige avond had gedaan. Die man moest even tot zichzelf komen in de weelderige sfeer, hij diende gelegenheid te hebben zijn zelfbeheersing te vinden voor de komende zakelijke bespreking. En Hovings liet die sfeer op zich inwerken! Hij drukte zijn magere lichaam diep in de mollige omwanding van zijn zetel... Dit was tenminste leven! Pas in een omgeving als deze kwam een beschaafd mens tot zijn recht! Een goed verwarmde kamer, gedempt licht, een sigaar als voor een minister-president en het vooruitzicht van voldoende contanten om er weer boven opte komen. Het zou vreemd moeten lopen, als hij een baantje afsloeg, dat op een dergelijke manier werd ingeleid!
| |
| |
Zijn gastheer kwam terug, met twee dampende, antiek porseleinen koppen op een zilveren blad.
‘Ik heb er een heel klein tikje cognac bijgedaan,’ zei hij met een ondeugend lachje. ‘Niet genoeg om er van in de war te raken, maar voldoende voor de koude voeten!’
Zij dronken de hete thee met behagelijke teugjes, terwijl Hovings, uiterlijk beheerst, zich in alle ernst afvroeg, of hij dit alles niet droomde en straks onder de oude zakken in een hoek van zijn kamertje zou wakker worden.
‘Jammer, dat u niet meer optreedt, meneer Hovings! Ik heb u verschillende keren gezien. Onder anderen in “Het laatste oordeel” en in “De gebroeders Karamazof.” Dàt was een stukje vakwerk, wat u te zien gaf! Neen, neen, ik meen het oprecht. En als u het nu precies wilt weten, die prachtige, levensechte creaties van u zijn de reden, dat we hier samen een praatje gaan maken over een nieuwe mogelijkheid. Want ik heb een acteur nodig, meneer Hovings. Een man, die een rol kan leven als werkelijkheid. Die vindt men tegenwoordig niet zo gemakkelijk. De jongere generatie ziet alleen de vele rechten van de werker en niet diens verplichtingen! Neen, alleen onder de oude garde is te vinden wat ik zoek. Smaakt de sigaar? Als wij het met elkaar eens worden, zult u er nog menige keer een kunnen opsteken.’
De kunsthandelaar ging wat gemakkelijker zitten, nam zelf een sigaret en keek even zwijgend de geurige rookkringeltjes daarvan na voor hij verder ging.
‘Ik ga u een verhaaltje vertellen, meneer Hovings. Maar vóór ik van wal steek, moet u mij als eerlijk man beloven, dat wat u hier zult horen, niet verder zal komen dan deze kamer. Noch met uw vrouw, noch met uw beste vriend moogt u daarover spreken! Belooft u mij dat?’
‘Het is niet moeilijk daarop “ja” te antwoorden. Wanneer de zaak niet doorgaat, vergeet ik wat u mij gezegd hebt. Meent u mij wel te kunnen gebruiken, dan veronderstel ik, dat het in mijn eigen belang zal zijn er over te zwijgen.’
‘Goed. Er was dan eens een millionnair, gewend in alles zijn zin te krijgen. Deze zag een schilderij, dat zich in het bezit van een vreemde staat bevond en in een groot museum hing. Hij
| |
| |
kwam tot de conclusie, dat hij dit meesterwerk graag wilde hebben en hij bood de regering van de betrokken staat aan het voor het vijfvoudige van de waarde te kopen. Die regering weigerde het doek naar een ander land te laten wegvoeren, maar zij dacht: zaken zijn zaken en zij wist de millionnair ertoe te bewegen alleen voor de blote eigendom het volle, door hem aangeboden bedrag te betalen. Het doek zou echter in het museum blijven, of, zoals het contract het uitdrukt, in een ruimte, bestemd om het schilderstuk aan het publiek te vertonen.’
Hovings luisterde aandachtig. Hij begreep nog niet waar zijn gastheer heen wilde, maar dat had geen haast.
‘Zo lang dat schilderij in die voor het publiek toegankelijke zaal hangt, wordt de eigendom van de millionnair derhalve beperkt tot de wetenschap, dat het van hem is. Maar hij mag er niet aankomen! Maar... als het, om welke reden ook, uit die zaal wordt verwijderd en ergens wordt gebracht, waar jan en alleman geen toegang hebben, dan vervalt die eigendom automatisch en zonder enige beperking aan de koper. Ook dat is in het contract gestipuleerd. Wil onze millionnair derhalve met recht kunnen zeggen: dat schilderij is nu werkelijk van mij en ik kan er mee doen en laten wat ik wil, dan moet het doek eerst uit de voor het publiek toegankelijke ruimten ergens worden ondergebracht, waar men het niet te zien kan krijgen. Is dit duidelijk, meneer Hovings?’
‘Volkomen,’ antwoordde de gast, meer uit beleefdheid dan omdat hij werkelijk de juridische spitsvondigheid overzag. Zich enigszins verlicht gevoelend, omdat de acteur zich niet onwillig toonde dit twijfelachtige punt voor goede munt aan te nemen, ging de kunsthandelaar voort:
‘Hoe krijgt men nu een schilderij met de volste medewerking van de museumdirectie uit een voor het publiek toegankelijke zaal van het gebouw naar een plaats, waar het toegangsbewijs geen entree geeft?’
Hovings glimlachte. Wat deed het er toe? In deze stemming, na het genot van de thee met een flinke scheut cognac, in deze omgeving, waar het op zichzelf reeds een genoegen was te kunnen zitten zonder meer, was het eenvoudig verknoeien van
| |
| |
energie om diep over een probleem na te denken. Hij fronste peinzend de wenkbrauwen en schudde toen het hoofd.
‘Ik weet het waarachtig niet...’ Inwendig verkneukelde hij zich. Zijn gastheer had hem niet hier laten komen om zich een tip te laten geven in deze netelige kwestie... De gestelde vraag was alleen rhetorisch bedoeld. Iemand, die zich in de wereld een plaats had weten te veroveren, die het mogelijk maakte in een paleis als dit huis, in een kantoor als dit kleine museum, zaken te doen, had al lang het antwoord klaar voor ieder detail van het onderhanden probleem... Overigens, als die millionnair van plan was zich door een handigheidje in het bezit te stellen van iets, waarvoor hij zijn goede geld in ruime mate had betaald, dan had de man schoon gelijk. Het zou er natuurlijk op neerkomen, dat hij, Hovings, op een of andere manier zijn medewerking zou moeten verlenen. Maar als de opdrachtgever bereid is die dienst ruim te honoreren en bovendien een in Amsterdam te goeder naam en faam bekende antiquair bij de zaak betrokken is, en als je tenslotte zelf niet meer bent dan een arme slokker, die op zijn laatste benen loopt, dan is elk voorstel, dat je wordt gedaan, gehuld in een rozerode wolk van aanvaardbaarheid!
‘Dan zal ik u dat eens precies uitleggen,’ hoorde Hovings de rustige stem zeggen. ‘Kijk, zo'n doek wordt alleen uit de voor het publiek toegankelijke ruimten gehaald als het tijdelijk wordt afgestaan voor een speciale tentoonstelling in binnen- of buitenland, of...’ de spreker wachtte even, ‘òf wanneer het door een betreurenswaardige omstandigheid zodanig zou worden beschadigd, dat restauratie noodzakelijk is. In het laatste geval gaat het naar het atelier van het museum en op de deur daarvan staat met grote letters “Verboden toegang”. Als gevolg van die dwingende clausule in het koopcontract, zal de museumdirecteur er zich wel voor wachten het schilderij voor een tentoonstelling elders uit te lenen. De enige mogelijkheid, die voor de eigenaar bestaat om automatisch in zijn volle rechten te treden, ligt derhalve daarin, dat het stuk wegens beschadiging tijdelijk aan de overeengekomen bestemming wordt onttrokken.’
Hovings knikte of hij er alles van begreep.
| |
| |
‘En hoe kan ik daaraan te pas komen?’
‘Kijk eens hier, mijn waarde. U hebt er zeker wel eens van gehoord, dat onevenwichtige, door bepaalde levensomstandigheden diep ter neer geslagen personen, de aandacht op zichzelf en hun moeilijkheden trachten te vestigen door een opvallende daad. Zo iemand gooit een steen door een winkelruit, of hij schiet op een minister, of hij brengt zich onder de ogen van zijn medemensen, door een museumstuk te vernielen of te beschadigen... Niets is gemakkelijker dan dit laatste. Men koopt een toegangskaartje aan het loket, loopt als een normaal bezoeker wat in het museum rond, kiest het voorwerp uit, waarop men het gemunt heeft, en dan... presto!... vóór iemand de daad kan verhinderen is er met een scherp voorwerp een flinke jaap door een schilderij gegeven. Voilà tout!’
De door zijn rijke cliënten om zijn wonderlijke vindingrijkheid geprezen antiquair maakte met beide handen een beweging als van een goochelaar en lachte hartelijk en luid. Maar onmiddellijk trok hij zijn gezicht in ernstiger plooien en ging op vertrouwelijke toon voort:
‘U begrijpt, meneer Hovings, dat alleen werkelijk misdeelden er toe komen op een dergelijke manier hun grieven ten opzichte van de gemeenschap af te reageren. Zij hebben gegronde redenen zich te beklagen over de wijze, waarop het leven hen heeft mishandeld. Zij hebben altijd een zorgelijke tijd achter de rug, of hun moeilijkheden hebben een crisis bereikt. Maar reeds is er een aanwijsbare reden, waarom zij uit hun evenwicht zijn geraakt.’
De kunsthandelaar nam zijn bezoeker scherp op. Hij bevond zich op glad ijs, dat begreep hij. Tenslotte is het moeilijk een door ziekte en tegenslag bijna tot wanhoop gedreven mens te laten gevoelen, dat zijn enige bruikbaarheid voor het deelnemen in een bedenkelijk zaakje, juist wortelt in de ellende, die hem het leven vergalt! Maar Hovings scheen zich niet gekrenkt te gevoelen. Hij genoot zichtbaar van de vertrouwelijke wijze, waarop een ervaren zakenman hem een blik achter de schermen gunde, hem deelgenoot maakte van de geheimen, die anders slechts met vaklieden worden besproken. Overigens was uit de
| |
| |
dromerige ogen van de luisterende niet op te maken of en in hoeverre hij de tendens van het betoog begreep.
Op de achtergrond van Hovings' denken drukte een vreemde gewaarwording, een gevoel van volslagen onwerkelijkheid. Gisterenmorgen nog, toen hij uit een lichte halfslaap tussen zijn zakken ontwaakte, had hij in het halfduister lang liggen kijken naar het blauwachtige gezicht van zijn vrouw, die naast hem lag. Hij had zich ernstig afgevraagd of het maar niet beter zou zijn ergens op een verlaten plekje in het IJ te springen, inplaats van dit onmenswaardige bestaan verder te rekken. Feitelijk had de komst van Georgine de uitvoering van dit reeds lang groeiende voornemen verijdeld. En nu, inplaats van in de zinken bak van een lijkenhuisje koud en stijf uitgestrekt te liggen, zat hij hier in een gemakkelijke stoel met een iets te zware en hem daardoor niet al te zeer smakende sigaar tussen de vingers, gekleed in een lichtelijk geparfumeerd costuum, te genieten van de confidenties van een welwillend persoon, die het blijkbaar een genoegen vond hem aan een lucratieve bezigheid te helpen. Hier luisterde hij, onbewust met een flauwe glimlach om de mond, naar een uiteenzetting over de excessen, waartoe het leven juist zulke verschoppelingen als hijzelf was bracht, mensen, die buiten eigen schuld aan lager wal waren geraakt en die niet het geluk hadden, zoals hij, zich op het laatste moment de helpende hand te zien toesteken. Hij rukte zich uit deze beschouwing los om te horen wat die sussende, bedaarde stem hem verder zou hebben te zeggen.
‘Wanneer we onze millionnair een handje willen helpen, moeten we een psychopaat vinden, die het nu juist op het schilderij in kwestie heeft voorzien en in een ogenblik van overspanning zich zo ver laat gaan, dat hij met een scherp mes het doek beschadigt. Maar, meneer Hovings..., waar vind ik een uit het lood geslagen mens, die aan alle eisen voldoet?’
Het bleef even stil. Weer zo'n vraag, waarop een antwoord door de steller volkomen overbodig werd beschouwd.
‘Zo iemand is eenvoudig niet te vinden...! Máár... hij kan worden gemaakt. Hij kan worden geschapen door een eerste klas acteur, die zich door zijn buitengewone gaven kan inleven
| |
| |
in een tijdelijke verstandsverbijstering, zó, dat hij zelfs ervaren psychiaters van de wijs brengt!’
Hovings had de half opgerookte sigaar op de asbak gelegd. Nu komt het voorstel, hamerde het in zijn hersens. Ik zal de gek moeten zijn, die het schilderij vernielt... Onwillekeurig richtte hij zich wat op, zoals hij vroeger had gedaan, wanneer hij bij de rolverdeling werd aangewezen voor een moeilijke taak. Uit die voor altijd voorbije dagen van de schmink, het voetlicht en het applaus, drongen als vage schimmen herinneringen tot hem door, die aan zijn houding iets theatraals gaven. Hij was een groot toneelspeler... wel, hij zou zijn reputatie niet beschamen in dit geval.
Alsof hij de aandoening en gedachten van zijn gast raadde, boog op dit ogenblik de kunsthandelaar zich een weinig voorover en vroeg:
‘En waarom acht ik u, meneer Hovings, nu de bij uitstek geschikte persoon voor het vervullen van die uiterst moeilijke karakterrol?’ De warme, overredende, ondanks het zachte spreken doordringende stem, zweeg even... ‘Omdat ik u op het toneel heb gezien als de waanzinnige dictator in het Laatste Oordeel! Dat was af, meneer Hovings, dat was geniaal! Daar stond een waarachtige gek voor het voetlicht, perfect tot in zijn geringste gebaar, tot in iedere beweging, die een critisch publiek in ademloze spanning hield door zijn grote kunst en de meesterlijke beheersing van de persoonlijkheid, die hij voorstelde...’
Met verwondering zag de spreker hoe het gelaat van zijn gast als getransformeerd werd. De slappe spieren spanden zich, de mond verstrakte, de ogen flitsten vonken en het afgetobde, vermagerde lichaam richtte zich zelfverzekerd op. En plotseling klonk uit de mond, die gedurende het onderhoud slechts weifelende, zachte woorden had gesproken, in een metaalachtige, gearticuleerde en licht geaffecteerde toneeldictie:
‘Ik stel uw oordeel over mijn bescheiden gaven op hoge prijs...’
‘Maar ook om andere redenen is u voor mij de aangewezen man. U zit midden in een allerberoerdste periode van uw leven, zodat het voor ieder logisch, volkomen verklaarbaar zal zijn,
| |
| |
wanneer u tot een uitbarsting komt. Wat voor u slechts beheerst spel zal wezen, zal voor het publiek de stempel dragen van schrijnende levenstragiek, niet van mimiek. Men zal uw daad beschouwen als een begrijpelijke uiting van wanhoop, die u niet mag worden toegerekend. De eigenaar van het schilderij, die aan uw kunst zo veel te danken zal hebben, zal ongetwijfeld, geroerd door uw noden, die zo schril afsteken bij zijn eigen, weelderige bestaan, u weer op de been helpen, uw verdediging voor het gerecht aan de beste advocaten opdragen en uw gezin daadwerkelijk steunen, gedurende de dagen dat men u in observatie zal houden. Ook al is de daad, die u volbracht, strafbaar volgens de wet, onder de gegeven omstandigheden zal de dader niet strafbaar zijn. De vraag is nu maar of u voldoende zelfvertrouwen bezit om de uitzonderlijke rol, die ik u schetste, op dezelfde geniale wijze te vervullen, die wij ons van vroeger zo goed herinneren...’
‘Het zal mij niet aan zelfvertrouwen ontbreken, wanneer ik mijn gezin daardoor weer een menswaardig bestaan kan verzekeren,’ zei Hovings sober. ‘Ik meen te moeten begrijpen, dat een arrestatie en een onderzoek naar mijn geestvermogens noodzakelijk zijn voor het slagen van het plan?’
‘Ja. Het is absoluut noodzakelijk, dat op volkomen natuurlijke wijze het bewijs wordt geleverd, dat en waarom een bepaald, niet voor zijn daden aansprakelijk persoon de daad verrichtte. Vooral op uw houding tijdens en na uw arrestatie komt het in hoofdzaak aan, want de recherche heeft scherpe ogen en de psychiaters laten zich evenmin gemakkelijk om de tuin leiden. Het zal daarom goed zijn - en als u een paar betrouwbare getuigen daarvoor kunt aanwijzen, des te beter - reeds vanaf vandaag een beetje abnormaal te doen. Geheugenstoornis, aanvallen van melancholie... Enfin, u begrijpt zeker wel wat ik bedoel.’
‘Volkomen. U kunt de voorbereiding en uitvoering met gerustheid aan mij overlaten.’
‘Dus we zijn het met elkaar eens geworden?’
‘Ja... De afspraak is gemaakt.’
‘Dan kan ik u een uitkering van vijfduizend gulden toezeggen,
| |
| |
op de dag, waarop u met succes het schilderij zult hebben beschadigd. Met het oog op de vreemde indruk, die dit zou wekken wanneer dit op bedekte wijze zou geschieden, en dan misschien toch later zou uitkomen, zal officieel aan de politie worden meegedeeld, dat de millionnair, begaan met uw moeilijkheden, dit bedrag voor u bij een bank heeft gestort. Georgine neemt de zorg voor uw gezin op zich. Onmiddellijk na het bekend worden van de arrestatie brengt zij uw vrouw en kinderen naar een eenvoudig landhuisje in Laren, dat ik daar als zomerverblijf gebruik. Daarom, hoe eer u gereed bent met de voorbereidingen, hoe eer wij een streep zullen kunnen zetten onder de donkere periode uit uw leven.’
‘Had u een bepaalde datum op het oog?’
‘Dat niet. Alles hangt af van u. Maar spoed is gewenst.’
‘Laten we dan zeggen tegen het eind van de maand. Het zal beter zijn, dat we beiden elke verdere aanraking vermijden. Kan ik Georgine een bericht voor u toevertrouwen? Goed, dan zal ik haar de datum noemen. Vandaag nog zal ik ervoor zorgen, dat mijn omgeving een inzinking van mijn geestvermogens constateert, hoewel het mij erg ter harte gaat, dat ik mijn vrouw ook dit verdriet nog zal moeten aandoen. Maar het is voor haar bestwil.’
De gastheer stond op en nam uit een antieke schenkkast twee hoge, kristallen fluitglazen, die bij de aanraking een broze, tere toon door het stille vertrek deden klinken. Uit een fonkelende karaf vulde hij deze met een goudgele wijn. Hij reikte zijn bezoeker de zachtgeurende drank, hief zijn eigen glas omhoog en zei:
‘Op het succes van de zwaarste hoofdrol, die mijn vriend Henk Hovings ooit heeft vervuld.’
De acteur stond op, beschouwde zwijgend de gloed van de wijn tegen het licht en dronk. Toen hij weer neerzat, doorstroomde een weldadige tinteling zijn verzwakte lichaam. Gezwollen zinnen, aaneengereid tot halfvergeten toneelpathos, welden in zijn artistenbrein omhoog; een gevoelvolle rede brandde hem op de tong. Maar als een kaartenhuis stortte die zich optorenende emotie ineen, toen Hovings aan zijn verkom- | |
| |
merd gezin dacht en aan de ongekunstelde dankbaarheid, die hem vervulde voor zijn bijna op een wonder gelijkende redding. Voorzichtig zette hij het kostbare kristal op tafel en zei met trillende lippen:
‘U kunt op mij rekenen.’
Met een fijn batisten zakdoekje veegde zich de kunsthandelaar over het voorhoofd. De koop was gesloten! Nog een paar duidelijke aanwijzingen betreffende de feitelijke uitvoering van de daad en hij zou kunnen terugzien op een welbestede dag. Van de schrijftafel nam hij een grote reproductie in kleurendruk op en overhandigde die aan zijn bezoeker. Met een lichte schok herkende deze het vaak geziene, wereldberoemde origineel. Weifelend keek hij zijn gastheer aan en maakte een gebaar van afkeer.
‘Maar het zou zonde en jammer zijn dàt te vernielen!’
‘Onze millionnair zou er niet veel aan hebben, wanneer hij een pakket vodden thuisbezorgd kreeg... Van vernielen mag natuurlijk geen sprake zijn. Daarom zult u mijn aanwijzingen precies moeten volgen; doet u dit, dan kunt u gerust aan de tegenwoordige restauratietechniek overlaten de herstelling onzichtbaar aan te brengen.’ De spreker boog zich over de tafel en wees met zijn briefopener naar bepaalde details van de plaat. ‘Kijk eens goed naar deze schaduwpartij op de voorgrond. Zij ligt laag op het doek en is zonder moeite bereikbaar voor iemand, die dicht voor het schilderij staat. Wij zijn vrijwel van gelijke lengte en vanmorgen heb ik in de Vlaamse zaal van het museum persoonlijk mij ervan verzekerd, welke delen van de Judith en Holofernes binnen het bereik van mijn arm liggen. Wat ik u nu ga uitleggen, zal in de uitvoering kinderspel voor u zijn. U ziet hier die donker getinte koffer. Precies in de bovenrand van die kist, bij deze hoek, moet u de punt van het mes krachtig en loodrecht in het linnen zetten en dan, horizontaal, een snede geven naar rechts... tot hier! U is toch niet links? Prachtig. Die ongeveer één meter strekkende beweging van uw rechterarm zult u grondig moeten instuderen. Bij dit punt - prent u het goed in het geheugen, één handbreedte voor het rechterbeen van Holofernes - draait u het mes negentig graden, met
| |
| |
de scherpe kant omlaag en snijdt u opnieuw, maar nu recht naar beneden naar de lijst. In een driehoekige lap zal dan dit gedeelte van het doek naar voren vallen en er zal een gat zichtbaar zijn, dat de onmiddellijke verwijdering van de Rubens uit de zaal noodzakelijk zal maken. Is dat duidelijk?’
‘Ik begin hier,’ wees Hovings bedaard aan, ‘trek dan horizontaal een snede tot hier, kantel het mes en dan loodrecht omlaag tot op de lijst. Waarmee moet ik het doen?’
De antiquair trok een lade van zijn schrijftafel open en nam daaruit een voorwerp, dat gemakkelijk in de gesloten handpalm verdween.
‘Met dit doodgewone zakmesje! U ziet, dat het niet de indruk maakt speciaal voor de door u te verrichten handeling, dus met voorbedachten rade, te zijn meegenomen. Het is een volkomen onschuldig dingetje, zoals iedere man bij zich draagt. Oud en versleten, onopvallend. Máár... het is vlijmscherp! Denk daar wel om! U moet het geopend in de rechterjaszak dragen, wanneer u het museum binnengaat. Het lijkt mij niet aan te raden, dat u persoonlijk de situatie zou gaan bestuderen vóór het ogenblik is aangebroken... Dat zou later argwaan kunnen wekken, wanneer men u zou herkennen. Het is ook niet nodig, want hier hebt u een plattegrond van de bovenverdieping van het museum. Volg de gewone route van de bezoekers door deze zalen... hier, waar ik dat rode kruisje heb gezet, hangt de Rubens. Prent u dit schetsje goed in het hoofd en verbrand het zo vlug mogelijk, maar in elk geval voor de daad.’ De antiquair dacht even rustig na. ‘Het zal goed zijn, wanneer u, na de beschadiging van de Rubens, de indruk geeft nog een ander schilderij te willen vernielen. Zover moet het natuurlijk niet komen. Maar doe alsof! Kom dan op natuurlijke wijze tot uzelf en speel verder zo overtuigend mogelijk uw rol van een volslagen ongevaarlijke zenuwzieke met een monomanie waar het oude meesters betreft. Dit laatste deel van uw werk meen ik geheel aan uw eigen ervaring en inzicht te kunnen overlaten.’
‘U zult tevreden zijn.’
De twee mannen bespraken nog enkele minder belangrijke bijzonderheden, dronken nog een glas wijn en namen daarna
| |
| |
afscheid van elkander, beiden zeer tevreden met het resultaat van de bespreking.
Zonder te letten op de kille motregen, die uit de donkere Februari-hemel op hem neerdaalde, blootshoofds, met soms koortsachtig opflikkerende, ingevallen ogen, slenterde Henk Hovings naar huis.
Diezelfde avond had er opnieuw een ernstige conferentie plaats tussen de Amerikaan Strakey en zijn Nederlandse vriend in het stille privékantoor.
‘Over de acteur, die ik voor het karwei heb geëngageerd, ben ik volkomen gerust. Hij maakt een goede indruk en was een van de beste karakterspelers van zijn tijd. Ik heb er nog eens een paar recensies op nageslagen en die waren vol lof. Hoewel hij zeer verlegen zit om de materiële voordelen van de onderneming, geloof ik, dat zijn beroepseer een nòg groter prikkel voor hem zal vormen. Het is een stumper met wie ieder medelijden zal hebben en die dat medelijden ook ten volle verdient! Ik ben blij, dat je me zwart op wit de toezegging hebt gedaan, dat, zelfs wanneer de toeleg zou mislukken, Hovings zeker kan zijn van rechtskundige hulp en geldelijke ondersteuning. Afgescheiden van elke andere overweging, hebben we hier met een geval te doen, waarin afdoende hulp niets meer is dan de gewone verplichting tegenover een ten ondergaand medemens!’
‘Je weet, dat ik je inzichten op dit punt volkomen deel en Cardigan is er de man niet naar op een paar duizend dollars meer of minder te zien in zo'n geval. In het rapport, dat ik hem vanavond met de luchtpost zal zenden, zal ik dit punt nog eens extra onderlijnen. Ik vrees intussen, dat er aan de volgende étappe, het ontvreemden van het schilderij, meer vijven en zessen verbonden zullen zijn.’
‘Nu, dan heb ik een goed nieuwtje voor je, dat je zal geruststellen. Een paar uur geleden heb ik iemand hier laten komen, die geknipt is voor de roof. Het is een Italiaan, die in het begin van de Duitse bezetting in Nederland kwam aanwaaien. Een zeer verdienstelijk tekenaar en een knap etser. Hij noemt zich Rosetti, maar ik ben ervan overtuigd, dat dit niet zijn werkelijke
| |
| |
naam is. Hij verdiende hier zijn brood met eenvoudig illustratiewerk. Kinderprentbriefkaarten en plaatjes voor artistieke kalenders. Onder ons, Strakey, wil ik je wel opbiechten, dat ik hem nooit heb vertrouwd... Het zou me niet verwonderen, wanneer hij iemand is, die door de politie van zijn vaderland wordt gezocht en ik geloof zelfs, dat ik hem zijn werkelijke naam ook wel zou kunnen geven... Niet lang voor hij hier opdook, werd uit een Italiaanse galerij een triptiek gestolen. Die is nooit teruggevonden, maar wel werd de man, die van de roof verdacht werd, gearresteerd en ingesloten. Berechten kon men hem niet, want binnen twee dagen was hij uit de gevangenis verdwenen en men raakte zijn spoor kwijt. Het was oorlog in die dagen en daarvan zal de verdachte, die Alsettino heette, wel handig gebruik hebben gemaakt om met vervalste papieren weg te komen... In elk geval, die Rosetti heeft verschillende malen goed werk voor mij gedaan. Hij kwam nogal eens hier en er ontstond een zekere vertrouwelijkheid. Hij liet doorschemeren, zonder bepaald concreet te worden, dat hij niet vies zou zijn van duistere zaakjes. Ik ben daar nooit op ingegaan. Maar vandaag heb ik hem zeer voorzichtig gepolst. Ik heb op jouw manier een hypothetisch geval van diefstal uit het Rijksmuseum met hem besproken. Nu treft het, dat hij met toestemming van de directie daar met kopiëren bezig is. Hij is kind in huis, vriendje met de bewakers en kan in het gebouw met gesloten ogen de weg vinden. Wanneer een groot doek eenmaal uit de zaal is weggebracht en in een atelier ligt voor restauratie, meent hij dat het eenvoudig zal zijn dit spoorloos te doen verdwijnen. We hebben een paar détails besproken en voor duizend pond sterling, betaalbaar bij een Londense bank, is hij bereid de zaak op te knappen.’
Acht je hem betrouwbaar?’
‘Niet bepaald. Maar wanneer de ontvangst van zijn honorarium afhankelijk wordt gesteld van de aflevering van het doek, zie ik geen reden voor hem om ons te bedriegen. Meer dan duizend pond krijgt hij nergens voor de beschadigde Rubens en na het overhandigen van de buit aan jou, is hij van alle verdere risico af. Neen, ik zou het erop wagen! Garanties kan ik je niet geven. Dat is ook niet in onze afspraak begrepen. Het enige wat
| |
| |
ik zou doen is het opsporen van een paar geschikte personen voor de uitvoering van het plan en ik meen, dat je niets beters zult kunnen vinden dan Hovings en Rossetti. Mijn taak eindigt, zodra jij je instemming met die twee betuigt.’
Strakey knikte verstrooid. Bedachtzaam stak hij een verse sigaar op en zei toen peinzend:
‘Natuurlijk ben ik genoodzaakt heel ver te gaan met mijn vertrouwen in de helper, die de feitelijke roof moet uitvoeren. Elk naspeurbaar verband tussen hem en mij moet worden vermeden, omdat, zodra ik eenmaal in de zaak betrokken zou zijn, een duidelijke vingerwijzing in de richting van Cardigan zou bestaan. Dat mag natuurlijk niet gebeuren. De opzet van het plan in algemene lijnen is perfect. Een psychopaat vergrijpt zich aan een oude meester, geheel toevallig aan het schilderij dat pas aan Cardigan verkocht werd, en een internationale dief maakt van de gelegenheid, dat dit op een minder streng bewaakte plaats wordt gerestaureerd, gebruik er mee van door te gaan. Dat sluit als een bus en laat Cardigan vrij in zijn pogingen om de Rubens rechtstreeks te laten opsporen. Maar contact tussen mij en de dief is te gevaarlijk. Iemand anders moet de buit in ontvangst nemen en er liefst onkundig van blijven, dat het pakket een zo juist ontvreemd schilderij van grote waarde bevat... Zou het niet in een van jouw magazijnen kunnen worden afgeleverd, dan kunnen wij ons daar ervan overtuigen, dat Rossetti bonafide is.’
‘Onder géén omstandigheden! Mijn zaak moet hier volkomen buiten staan.’
‘Jammer, maar begrijpelijk. Hoe raad je me aan de zaak dan te spelen na de diefstal.’
‘Laat Rossetti de verpakte Rubens, bijvoorbeeld in een grote koffer, afgeven bij een of ander expeditiebedrijf. Je vertelde mij dat je een relatie hebt, die ervoor wil zorgen dat het schilderij ongezien uit Nederland verdwijnt en in New York voor de aflevering wil zorgen. Laat de koffer aan die man sturen! Zodra je bericht van hem hebt, dat hij in het bezit ervan is, overhandig ik je chèque aan Rossetti. Het expeditiebedrijf behoeft natuurlijk Rossetti's naam niet te horen. Op de vrachtbrief kan voor de afzender elke willekeurige naam worden gekozen.’
| |
| |
‘Dat is geen gek idee... De man, die voor het overbrengen van het doek naar Amerika wil zorgen, is een landgenoot van mij, steward op een boot. De afspraak was, dat ik de Rubens verpakt en aan hem geadresseerd zou afleveren aan een bepaald persoon in Harlingen; die zorgt er dan voor, dat mijn relatie het collo in Rotterdam aan boord krijgt. Goed... ik zal Rossetti dan maar op zijn woord moeten geloven... Ik geef hem een met een speciaal hangslot af te sluiten koffer, waarvan ikzelf de sleutel houd. Hij behoeft alleen het slot maar dicht te drukken en niemand kan het zonder mij open krijgen, tenzij hij het vernielt. Ik plak er een adres op, zodat hij het alleen maar bij de expediteur behoeft af te geven tegen reçu. Dit laatste overhandigt hij aan jou en jij overhandigt hem zijn chèque. Er zit natuurlijk een flinke risicomarge in, maar wie niet waagt, die niet wint, wat jij? Apropos... heeft die Italiaan verteld hoe hij de roof zou willen uitvoeren?’
‘Neen, daarvoor is hij te verstandig. Vaklui op dit terrein maken hun eigen plannen, zonder inmenging van derden.’
‘Maar hij zal voorzichtig met het doek moeten omspringen!’
‘Daarover hebben wij gesproken. Ik stelde in mijn theoretische opzet voorop, dat het een lap van zes vierkante meter was, twee bij drie, en dat, afgescheiden van de beschadiging door de krankzinnige, het stuk verder zoveel mogelijk dient te worden gespaard. Uit een stapel foto's pakte ik kwasi onverschillig de Judith en Holofernes, en vroeg hem, hoe hij bijvoorbeeld te werk zou gaan bij het vervoer van een dergelijk doek. Na enige studie kwam hij tot de slotsom, dat het schilderij in de lengte dubbel zou moeten worden gevouwen en dan opgerold. De vouwen vallen dan niet over belangrijke partijen. Kijk zelf maar op deze reproductie, dan zal je zien, dat het de énige manier is... Om barsten en scheurtjes bij het rollen te vermijden, zal een kartonnen rol van ongeveer tien centimeter doorsnee als kernvulling moeten worden gebruikt. Wanneer ik het goed bekijk zal er uiteindelijk een rol ontstaan van één meter lang en ongeveer vijftien centimeter dik. Daaromheen moet direct een winding van hechtpleister worden gelegd en dan kan het geval gemakkelijk diagonaal in een niet te grote reiskoffer worden ver- | |
| |
pakt. Natuurlijk met een vulsel van houtwol in de open vakken.’
Strakey, die de afbeelding van de Rubens had bestudeerd, knikte instemmend.
‘Inderdaad. Dat is de beste methode. Alleen zal het goed zijn, wanneer hij op de plaats waar de lange dwarsvouw komt, vooraf een streep pleister van ongeveer een hand breed, over de voorstelling plakt. Dat zal al te ver doorknakken voorkomen.’ Hij wachtte even en ging toen voort. ‘Maak jij dan de definitieve afspraak met die Rossetti. Morgen breng ik je een geschikte koffer met een geopend hangslot, maar zonder sleutel. Tegen afgifte van het reçu van de expediteur, kan hij dan van jou zijn chèque voor duizend pond op een Londense bank ontvangen... Tegen het eind van de maand zei je, zou Hovings zijn aandeel uitvoeren? Dan kan ik in de eerste dagen van Maart naar New York terugreizen, want Rossetti zal er verstandig aan doen zich te haasten, zodra de Rubens in de restauratiekamer is gebracht. Hoe eer de zaak in kannen en kruiken is, hoe beter...’
|
|