| |
| |
| |
VIII
Twintig jaar werkten ze nu al regelmatig samen en ze kenden elkaar van haver tot gort. Deze gedachte ging Van Houthem door het hoofd, toen hij de grijze adjudant op de gewone, aarzelende manier zag binnenschuiven. Nooit kon je aan zijn uiterlijk zien of hij met belangrijk nieuws thuiskwam, dan wel of zijn onderzoek een finale mislukking was geworden. Steevast bleef Dijkema in de rol van een zelfvoldaan, breedsprakig manneke, dat nooit haast had, altijd nog wel een paar minuten kon vinden voor een onbenullig praatje. Maar ondertussen! De heldere, door vele krinkels omlijste, glinsterende ogen achter de dikke lenzen van zijn onbeholpen lorgnet, lieten niets ongezien. Nog nooit had Van Houthem in zijn lange loopbaan een rechercheur ontmoet, die in de schaduw kon staan van de geduldige, onvermoeibare Dijkema, wanneer het op huiszoekingen of het nasnuffelen van gegevens aankwam. Uit de gekste dingen, die een ander als onbelangrijk terzijde legde, wist hij nog wel een aanknopingspunt los te peuteren voor zijn opsporing. En op wat hij vond kon je dichtvaren! Dat waren geen gezochte, later vaak ongemotiveerd blijkende conclusies, maar glasharde feiten, die je met geen hamer stuksloeg. En als je hem zag, zoals hij daar voorzichtig op het uiterste randje van de stoel ging zitten en zijn tas naast zich op de vloer plantte of hij bang was, dat het versleten leer zou breken, dan twijfelde je eraan of zo iemand wel zonder ongelukken de straat zou kunnen oversteken op het spitsuur.
De adjudant nam zijn zwijgende chef een beetje achterdochtig op over de bovenrand van zijn lorgnet. Hij had een inleidende vraag verwacht over zijn nasporingen in de Goudse registers. Inwendig gnuifde ook hij erover, dat ze elkaar over en weer zó volmaakt door hadden. Een ander zou hem op het lijf zijn gesprongen met: En, wat voor nieuws heb je? En Dijkema liet zich nu eenmaal niet haasten. Dat wist die onverstoorbare commissaris bliksems goed en hij handelde navenant.
‘Als ik geld had, meneer Van Houthem,’ begon de adjudant
| |
| |
op verongelijkte toon, Man ging ik morgen naar Zuid-Frankrijk of naar Australië. Wat een klimaat! Gisteren regende het bakstenen en vandaag vriezen je de oren van het hoofd. En er zit nog meer kou in de lucht.’
‘Je praat of je erover denkt met pensioen te gaan.’ Van Houthem kende het gambiet, dat op de openingszet paste. Zodra hij het woord pensioen noemde had hij de oude heer, waar hij hem hebben wilde. Want Dijkema dacht er niet over zijn veeleisende beroep neer te leggen vóór hij er bij neerviel.
‘Maar voor die tijd moet ik je toch nog iets laten zien.’ De commissaris nam het met zorg getekende schetsje van de plaats van het misdrijf op en hield dit zijn adjudant voor. ‘Een mooi verhaal, dat je me daar over die voetsporen van een inbreker hebt opgedist. We hebben die gipsafdruk geïdentificeerd met de nieuwe molières van de notaris. Hij ging de tuin alleen maar in om Dinsdag een paar vrijende katten weg te jagen.’
‘Ik was er al bang voor,’ zei Dijkema gelaten. ‘Een inbreker laat niet zo'n perfecte afdruk van zijn schoen voor ons achter.’ Zich haastend op een ander onderwerp over te gaan, ging hij voort. ‘Op de gemeentesecretarie in Gouda was de zaak gauw bekeken. Eduard van der Weijden is werkelijk op 17 Januari 1897 geboren en ik heb een stokoude meneer gevonden, die bij de aangifte getuige was geweest. Een verre neef van Eduards vader. In mijn rapport krijgt u alle bijzonderheden, maar ik zal u in het kort vertellen wat van belang is.’
Van Houthem, die niets liever wilde dan zo gauw mogelijk de inlichtingen te krijgen, was er trots op het duel met de terughoudende adjudant zo gemakkelijk te hebben gewonnen.
‘Haast je niet,’ zei hij ironisch. ‘We hebben de tijd.’
‘Eduard liep in Rotterdam het gymnasium af en deed een goed eindexamen in 1914. - Alles wat ik u nu vertel is nog niet geverifieerd, maar ik heb de gegevens en we weten dus waarnaar we zoeken. - Zijn vader was kaasexporteur en gefortuneerd. Al jarenlang bestond het plan in Zuid-Afrika te gaan wonen. Blijkbaar ben ik de enige niet, die een beter klimaat zoekt. Ze wachtten daarmee, tot Eduard van school zou komen, maar de
| |
| |
eerste wereldoorlog haalde een streep door die rekening. De reis werd uitgesteld en Eduard kreeg door voorspraak een plaatsje op het kantoor van een bank in Rotterdam. Hij ging daar op kamers wonen en kwam, volgens mijn zegsman, in slecht gezelschap. Tot laat in de nacht biljarten in café's, scharrelen met meisjes, meer drinken dan goed voor hem was. Het gewone liedje! In 1918 werd hij bij de bank ontslagen en terwille van de goede naam van de familie werd de reden van het ontslag niet publiek gemaakt. Papa Van der Weijden kwam over de brug en moest ongeveer twintigduizend gulden neertellen om het tekort, dat zoonlief door manipulaties met chèques de bank had bezorgd, bij te spijkeren. Het ware van de zaak werd niet bekend en er werd geen aangifte gedaan van de knoeierijen. Eduard moest bij vader in de zaak komen en werd daar kort gehouden, tot de familie eind 1919 naar Zuid-Afrika emigreerde. Mijn getuige, die de foto van Després onmiddellijk herkende als een portret van de jonge boef, die hij goed gekend had, hoorde sporadisch wel eens iets van de landverhuizers. Het ging hun goed. Door de dood van de oude Van der Weijden in '22 werd de correspondentie finaal afgebroken. Ik heb het voor het ogenblik hierbij gelaten. Wanneer u meent, dat het zin heeft die oude zaak in Rotterdam op te rakelen, fiksen ze dat wel voor ons op het Haagseveer. Hoofdzaak is, dat vast staat, dat er aan de jonge Eduard een steek los was. Dat Franse krantenbericht, waarvan u mij gisterenavond vertelde, lijkt mij niet onwaarschijnlijk, wanneer we aannemen, dat hij op de ingeslagen weg vorderingen heeft gemaakt.’
‘Je hebt je er natuurlijk van overtuigd, dat de identiteit vast staat?’
‘Dat spreekt, meneer Van Houthem. Het was niet moeilijk om met een smoes toegang te krijgen tot die oude heer. Hij was blij, dat hij eens een vreemd gezicht zag en een praatje kon maken. Voor de naam Van der Weijden was genoemd, drukte ik hem met zijn neus op onze foto. Hij begon onmiddellijk te kakelen en wilde weten, wat de politie met Eduard van der Weijden op te knappen had. Ik vertelde hem, dat hij in Amsterdam
| |
| |
was doodgeschoten en mijn getuige reageerde daarop met: boontje komt om zijn loontje. Toen kreeg ik zonder moeite de hele voorgeschiedenis er uit. Mijn zegsman liet doorschemeren, dat hij altijd getwijfeld had aan het vaderschap van de papa van Eduard, die als enig kind pas na een lang huwelijksleven zijn intrede in het gezin deed en hij had half en half onder protest zijn handtekening gezet bij de geboorte-aangifte. Een gezellige oude baas. Negenentachtig jaar en nog vol kleine ondeugendheidjes, die een gesprek de moeite waard maken.’
De telefoon rinkelde langdurig. Van Houthem nam de hoorn op, luisterde en gaf Dijkema een wenk stil te zijn. ‘Parijs,’ zei hij. Tenminste, dat hoop ik.’
Maar het was niet de Sûreté, die opbelde.
‘Ha, die Van Houthem,’ zei inspecteur Jansen van de Rijksidentificatiedienst in Den Haag. ‘Er ligt een dikke brief voor je klaar, maar ik wil je zelf vast even inlichten, Jammer, dat je die Després, of hoe hij heet, niet in zijn nek hebt gegrepen vóór hij de pijp is uitgedanst. Je zou een goede vangst hebben gedaan. Een glibberige aal, als je het mij vraagt! De naam Després komt bij ons in de kaarten niet voor. Wel zijn vingerafdrukken en die staan op naam van Eduard van der Weijden, geboren Gouda, 17 Januari 1897. Eigenlijk een toeval, dat wij een volledig stel prints en foto's van hem hebben, want hij is maar eenmaal met de politie in Nederland in aanraking geweest. In Maastricht. Daar werd hij in de eerste Meidagen van '40 aangehouden, verdacht van uitgifte van valse tien-dollarbiljetten. Hij legitimeerde zich met een geldig paspoort. Ze hadden eigenlijk geen duidelijk bewijs tegen hem en de Officier wilde er niet aan. Ze lieten hem lopen. En twee dagen later kregen ze een opsporingsbericht, met portret, dat hij in Engeland voor hetzelfde delict werd gezocht. Ze hadden in die dagen in Maastricht wel iets anders aan hun hoofd, dan het zoeken naar hun ontslagen arrestant. Dat begrijp je! Zo ging de zaak in de doofpot. Het feit, dat hij zich in Engeland Maurice Duval noemde en nu in Amsterdam Després, spreekt boekdelen, wat? Trouwens, te oordelen naar zijn uiterst onbetrouwbare gezicht, is het mij een raadsel, hoe hij bij fatsoenlijke
| |
| |
mensen in Amsterdam ontvangen werd. Wij krijgen hier op de Raamweg heel wat internationale postzegels onder de ogen en als ze mij vroegen een typisch voorbeeld van een allround misdadiger daaruit te pikken, dan zou mijn keus zeker op meneer Van der Weijden vallen.’
‘Die Després begint me tegen te vallen,’ zei de commissaris, nadat het gesprek was geëindigd. In '40 was hij al afgezakt tot het uitdelen van vals bankpapier. Geen man van grote allure. Het begon zo hoopvol met die twintigduizend gulden bij een bank. Dan een chantagezaakje in Parijs en tenslotte scharrelaar in nagemaakte bankjes. Geen wonder, dat hij geld leende bij zijn vriend Baerling. Dat soort lieden eindigt altijd met oplichterij.’
‘Het spijt mij,’ merkte Dijkema nadenkend op, terwijl hij zich gereed maakte aan zijn werk te gaan, ‘dat ik hem nooit bij leven en welzijn ben tegengekomen. Dan had ik hem kunnen aanvoelen. Naar zijn foto te oordelen zou je zeggen: iemand, die elk graantje pikt, dat hij mee kan nemen. Zo een van: die het kleine niet eert is het grote niet weerd. Maar ik geef u toe, dat het geen man was voor grote risico's. Die kerels leven als regel tot hun oude dag in welstand, terwijl een jongen, die een eerlijke kraak zet of met succes een moordje begaat de schuur indraait. Ik kan nu wel begrijpen, dat iemand de moeite heeft genomen hem koud te maken, want de politie staat vrijwel machteloos tegenover dat slijmerige type.’
‘Jij gaat nu zeker aan je proces-verbaal beginnen? Staring is nog niet terug. Jammer, want ik geloof, dat we genoeg gegevens hebben voor een slotbespreking. Laten we zeggen vanavond om acht uur hier op het hoofdbureau. En zorg ervoor, dat Staring de boodschap krijgt.’
Tegen het eind van de middag kwam er bericht uit Parijs. Fidèle had niet stilgezeten. Wel was het onderzoek nog in volle gang, maar het domicilie van de man, die zich ook in Parijs Després noemde, was gevonden. Hij bewoonde in de Avenue Marceau een suite in een keurig familiepension. Bij de huiszoeking was in een boekenkast, die van onder tot boven vol stond met werken over ontdekkingsreizen, een prachtuitgave gevon- | |
| |
den, waarvan de band geen bedrukte bladzijden, maar een handig geconstrueerde stalen doos omsloot. Daarin bevonden zich een aantal paspoorten en identiteitsbewijzen, die alle het portret van le nommé Després droegen. Fidèle dicteerde de namen: Juan Pinero, Doctor Erich Feuerstein, Eduard van der Weijden, Maurice Duval, Edmund Farrell en Santos Ribeira. De ontvangen vingerafdrukken hadden de Sûreté op het spoor gebracht van een oude strafzaak. In '34 was een zekere Eduard van der Weijden, een Nederlander, alias Raymond Delagarde, vervolgd wegens chantage. Vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De eigenaar van het pension verklaarde, dat Després reeds jarenlang over het appartement beschikte. Hij was veel op reis en, ook wanneer hij in Parijs vertoefde, vaak uithuizig. Overigens een gewaardeerde gast, die nooit moeilijkheden veroorzaakte en zijn rekeningen betaalde. Op het ogenblik was een bedrag van tachtigduizend francs te vorderen, maar daarover maakte de pensionhouder zich geen zorgen, want Després had beloofd aan het eind van de maand, wanneer hij uit Nederland terugkwam, te zullen afrekenen. Hij betaalde nimmer in chèques, altijd in contanten. ‘Een veeg teken,’ meende Fidèle. Ook leveranties van kleding, boeken en dergelijke werden altijd contant voldaan. Brieven, telegrammen of telefoongesprekken ontving hij nimmer. Dit had natuurlijk de aandacht getrokken, maar men beschouwde hem als iemand, die er geen familie, geen intieme vrienden en geen zakelijke relaties op na hield. Een gefortuneerd man, die ging, waar het hem het beste beviel, er slechts oppervlakkige kennissen op na hield en wellicht in een der clubs een postadres bezat. Hij ontving geen bezoeken, zelfs niet van dames. Maar hij was er, naar zijn uiterlijk te oordelen, niet de man naar, die als een monnik zou leven. ‘Monsieur est garçon, n'est-ce pas! Et alors...!’
De politie meende, dat meneer Després er in Parijs nog wel andere adressen op na zou hebben gehouden, want - hoe vreemd ook - men had in het appartement, behalve de gebruikelijke rekeningen en kwitanties, geen stuk papier gevonden, waaruit ook maar iets bleek over de wijze, waarop hij in zijn
| |
| |
onderhoud voorzag. Men speurde nog in het pension naar mogelijke geheime bergplaatsen en de politie was ingeschakeld om - met behulp van afdrukken der foto's - in de arrondissementen een ander pied à terre op te sporen.
‘Afgescheiden van het feit, dat jij inlichtingen nodig hebt, mon ami,’ besloot Fidèle, ‘zijn we hier tot de overtuiging gekomen, dat meneer Després ons bijzonder interesseert. Ik heb er dan ook een officieel onderzoek van gemaakt, dat los staat van jouw moordaffaire. Zijn er aanwijzingen, dat de dader een buitenlander is en is het mogelijk dat deze in Frankrijk thuishoort?’
‘Neen. Alles wijst er op, dat we de moordenaar hier in Amsterdam moeten zoeken. Ik hoop aan het eind van de week mijn verdachte onder de pannen te hebben. Maar het parket is nogal moeilijk te overtuigen, vooral omdat het geval een zonderling allegaartje blijkt te zijn.’
‘Je behoeft mij niets te vertellen van de last, die wij, arme opsporingsambtenaren, van onze juges d'instruction kunnen hebben! Ik wens je veel succes. Natuurlijk houd ik je verder op de hoogte van l'affaire Després.’
‘Heb je nog bezwarend materiaal gekregen tegen madame Zadova?’
‘Integendeel. De man, die ik met het onderzoek belast heb, is er zeker van, dat ze datgene is, waarvoor ze zich uitgeeft. Een behoorlijke vrouw, die een tijdelijke relatie had met een homme du monde. Verder weet ik uit betrouwbare bron, dat ze tijdens de bezetting goed werk heeft gedaan voor de maquisards, tot ze is afgeknapt. Tenzij je bepaalde aanwijzingen tegen haar hebt, zou ik in jouw plaats haar geen moeilijkheden in de weg leggen voor wat haar terugkeer betreft.’
‘Ze wilde hier blijven tot na de begrafenis. Die is op morgen vastgesteld.’
‘Heel correct. Laten we dit afspreken. Vraag haar of ze eens bij mij op de Sûreté komt aanlopen. Uitsluitend om eens met mij te praten over Després. Misschien kan ze ons nog met een kleinigheid op weg helpen.’
| |
| |
‘Ik zal het haar zeggen, Fidèle. Intussen bedankt voor je informaties. Ze kloppen aardig met wat wij zo gaandeweg over Després hebben gehoord. Zijn ware naam is Eduard van der Weijden, geboren in Gouda, 17 Januari 1897. Al die andere namen betekenen niets.’
‘Merci et au revoir! Vergeet niet mijn groeten over te brengen aan madame Marie. Wanneer komen jullie nu eens voor een weekje in Parijs? Jullie kunnen bij ons logeren en madame Fidèle zou het een genoegen vinden jullie te ontvangen.’
‘Ik kom er tegen de zomer graag eens op terug, mon vieux. Bedank bij voorbaat je vrouw namens ons en geef haar onze groeten.’
In zijn gezellige huiskamer vond hij Marie en Anna Zadova druk babbelend bij de haard. Ze hadden van het mooie vriesweer gebruik gemaakt een lange wandeling te doen door de meest karakteristieke en schilderachtige buurten van Amsterdam. De schilderes was opgetogen over de grachten en torens en raakte niet uitgepraat over de effecten van het stralende winterzonnetje op oude gevels en verscholen binnenplaatsjes.
‘In het begin van de week, toen ik voor het eerst het statige profiel van het Rijksmuseum in de druilerige mistige lucht zag omhoogsteken, dacht ik het mooiste van het Amsterdamse stadsschoon te hebben gezien. Maar voor iemand die etst, liggen de juweeltjes in de oude buurten voor het oprapen. Het is om nooit te vergeten en ik kom beslist in de lente terug om hier schetsen te maken.’
Van Houthem, die sedert zijn prille jeugd zijn hart verloren had aan de schoonheid van zijn geboortestad, haalde een verzameling kunstfoto's uit de kast. Hij gaf uitleg, hielp de dames zich te oriënteren en zich opnieuw te verdiepen in bijzonderheden, die ze op hun omgang hadden gezien. Hij haalde zelfs een plattegrond van de stad erbij en was oprecht teleurgesteld toen het tijd werd voor het eten en hij een eind moest maken aan zijn beschrijving van de punten, die mevrouw Zadova bij haar volgende bezoek onder geen omstandigheden mocht overslaan.
| |
| |
Zo kwam het, dat de naam Després niet werd genoemd en ook aan tafel vermeed ieder het pijnlijke onderwerp. Maar toen de koffie was ingeschonken nam de commissaris zijn gast met een ernstige glimlach op.
‘Ik moet tot mijn spijt vanavond terug naar het hoofdbureau,’ zei hij bedachtzaam. ‘Het is onvermijdelijk, dat ik u nu nog eens lastig val over het gebeurde van Dinsdagavond. De begrafenis is vastgesteld op morgenochtend tien uur.’
‘Dan gaan we daar, zoals afgesproken, samen heen, Anna,’ viel Marie haar echtvriend in de rede.
‘Dat is heel hef van u,’ antwoordde de jonge vrouw met een dankbare blik. ‘Is er bezwaar tegen, wanneer ik morgen met de middagtrein terugga, meneer Van Houthem?’
‘Geen enkel.’ Hij zocht even in zijn zak en reikte haar het spoorbiljet naar Parijs. ‘Intussen ben ik in telefonisch contact geweest met mijn collega Fidèle van de Sûreté Générale. Hij verzoekt u dringend dezer dagen hem te komen opzoeken, omdat hij het niet onmogelijk acht, dat u hem nog inlichtingen kunt geven over Després. Vergeet dat niet en denk er om, dat Fidèle een vriendelijk, voorkomend man is, die het u in geen enkel opzicht lastig zal maken.’
‘Bent u ervan overtuigd, dat ik niets met zijn dood te maken heb gehad?’
‘Inderdaad. Ik kan u op geen enkele wijze inpassen in de legkaart. U gaat met een schoon register naar huis. Dan dit. Ik zal u straks het uitgeschreven verslag van uw verhoor laten ondertekenen. Dit komt bij mijn proces-verbaal.’ Van Houthem aarzelde even, maar plotseling vatte hij de koe bij de horens. ‘U moet een man, die uw vader kon zijn, toestaan u iets te zeggen. Wij hebben over Després van verschillende zijden informaties gekregen, die onomstotelijk vast stellen, dat hij tot de misdadigerswereld behoorde. Het klinkt misschien een beetje cru, maar ik beschouw het als een groot geluk voor u, dat uw verhouding met hem zo radicaal is afgebroken door zijn dood. Neem van mij, die door mijn beroep dagelijks in aanraking kom met de ellende, die door de misdaad wordt veroorzaakt, dit aan, dat
| |
| |
het voor een jonge alleenstaande vrouw uiterst gevaarlijk kan zijn vertrouwen te stellen in mensen, van wier verleden en van wier doen en laten zij niets weet. Het is nu eenmaal zo in onze samenleving, dat niet alles goud is wat blinkt. Ik hoop dat u, wanneer u in de toekomst weer in intiemere relatie zoudt komen met onbekenden, aan dit ogenblik zult terugdenken. Femme avertie en vaut deux!’ eindigde hij met zijn gemoedelijke glimlach.
‘Moet ik hieruit opmaken, dat Eduard strafbare dingen had gedaan?’
‘Zo is het. Wanneer mijn aanwijzingen juist zijn - en ik heb geen reden aan de waarheid er van te twijfelen - behoorde hij tot de laffe afpersers, die leven van de doodsangst, waarin zij hun slachtoffers weten te brengen. Een koude, berekenende chantage-pleger! Die mensen reken ik tot de verachtelijkste onder de boosdoeners. Wees er uw leven lang dankbaar voor, dat hij geen tijd heeft gehad u ongelukkig te maken.’
Het bleef even stil in de gouden kring van warm lamplicht, dat op de tafel viel. Van Houthem stopte verstrooid zijn pijp, Marie huiverde even alsof ze het koud had en Anna Zadova roerde afwezig met het lepeltje in haar lege koffiekopje. Ze zag zelfs niet op, toen de rustige stem van haar gastheer het gesprek weer opvatte.
‘Er is nog één belangrijk punt, waarover u mij kunt inlichten. Dinsdagmiddag is Després de stad in geweest. Herinnert u zich hoe laat hij in het hotel terugkwam en hoe zijn stemming was?’
‘Hij kwam thuis toen ik mij aan het kleden was voor het diner. Halfzes, kwart voor zessen. Zijn stemming? Ach, die was gewoonlijk opgewekt cynisch. Toen ook. Hij bestelde Vermouth. Terwijl wij die dronken informeerde hij er naar of ik mij amuseerde.’ Bij haar poging het gesprek te reconstrueren fronsten zich Anna's wenkbrauwen. ‘Ik vroeg of zijn zaken ook naar wens gingen. Niet omdat het mij bijzonder interesseerde, maar zoals dat in lichte conversatie gaat. Hij gebruikte een Nederlandse uitdrukking, die ik niet kende. “Ze zijn op een oor na gevild”. Terwijl wij ons verder kleedden, maakte hij plannen voor de komende dagen. Wij zouden de volgende dag naar Den Haag
| |
| |
gaan, waar ook mooie musea waren. En hij wilde mij laten zien hoe ze in Rotterdam opschoten met de herbouw. We behoefden ons niet te haasten.’
‘Was hij niet nerveus? Gaf hij er geen enkel blijk van voorbereid te zijn op een gevaar, dat hem boven het hoofd hing?’
Anna bleef voor zich uitstaren. Het was duidelijk, dat zij haar uiterste best deed haar ondervrager zo goed mogelijk in te lichten. Eindelijk schudde zij gedecideerd het hoofd.
‘Neen,’ zei ze en zag daarbij Van Houthem recht in de ogen. ‘Hij was zoals altijd. Voorkomend in kleinigheden. Grappig. Er op uit mij zo veel mogelijk van het uitstapje te laten genieten. Héél anders, dan men van iemand, zoals u beschrijft zou verwachten. Pas bij de Baerlings viel het mij op, dat hij niet in zijn gewone doen was. Hij was altijd sober in het drinken, maar die avond scheen hij het er op toe te leggen van die gewoonte af te wijken. Ik had hem nooit zo agressief gezien en aan tafel heb ik hem een paar maal een waarschuwende wenk gegeven. We hadden bij onze komst al onaangenaamheden genoeg gehad. Ik kreeg de indruk, dat hij er op zat te wachten een der anderen in een ruzie te betrekken. U, of meneer Verdoorn, of de notaris. Ik herkende de man niet, die altijd even beheerst en débonair was. Dat maakte mij dubbel gedwongen, vooral, omdat ik de vijandigheid voelde in de blikken van mevrouw Baerling. Het was mij een raadsel, hoe Eduard die mensen zijn vrienden kon noemen. Ieder had iets tegen hem en mevrouw Baerling haatte hem openlijk. Wanneer ik achteraf dit alles overdenk, is het of dat ellendige diner een opgezet voorspel was voor zijn dood. In ieder geval,’ viel zij plotseling uit, ‘had het halen van die sigaren er iets mee temaken. Waarom was Eduard zo gesteldop de afterdinners van Baerling? Hij rookte hoogst zelden een sigaar. Ik heb het hem misschien één of tweemaal zien doen! En bij die gelegenheid eiste hij het beste van het beste. Dat kon hij zich veroorloven en hij was er de man niet naar zich iets te ontzeggen. Waren die sigaren bij de Baerlings werkelijk iets zo aparts?’
‘Ik ben geen kenner,’ antwoordde Van Houthem, ‘Maar ze zijn in iedere behoorlijke winkel te koop voor een redelijke prijs.’
| |
| |
‘Waarom dan die kinderlijke, hooggespannen verwachting van Eduard? Na een diner rookte hij bij zijn koffie altijd een Egyptische sigaret!’
Van Houthem vond het verstandiger niet dieper op dit punt in te gaan. Hij liet Anna haar verklaring ondertekenen, wierp een blik op de pendule en stond op.
‘Is er nog iets wat ik voor u kan doen? In verband met de thuisreis?’
‘Uw vrouw en u hebben al zoveel voor mij gedaan, dat er niets meer te vragen valt! Ik hoop alleen, dat ik nog eens bij u terug mag komen, wanneer ik in Amsterdam kom schetsen. Want dat plan geef ik niet op.’
‘U bent altijd van harte welkom. Laten we dan maar zeggen: tot ziens.’
Op zijn weg naar de Elandsgracht herordende de commissaris alles wat hem bekend was geworden over de zonderlinge moord op de Keizersgracht. Straks zouden zijn adjudants van hem verwachten, dat hij op iedere bedenking tegen zijn hypothese met een deugdelijk antwoord klaarstond. Hij hoopte dat zij, ervaren in de opsporing en in het verwerken van de gevonden aanwijzingen, meer toegankelijk voor zijn theorie zouden zijn dan de officier van Justitie, die haar niet had aangedurfd. En tòch was Van Houthem zeker van zijn zaak! Je ging er nu eenmaal niet bij neerzitten, wanneer een verdachte je niets tastbaars in handen had gegeven om zijn schuld te bewijzen. Dan greep je naar het ogenschijnlijk onmogelijke. Tenminste, wanneer je daarmee de feiten kon verklaren.
‘Nog iets bijzonders opgedaan vandaag, Willem?’ vroeg de commissaris, toen ze bij elkaar zaten om de lange tafel van het zitje, met de schets voor zich, die Dijkema had gemaakt.
Staring knikte.
‘Ja, meneer Van Houthem. Ik wil niet dadelijk beweren, dat het iets met onze zaak te doen heeft, maar het lijkt mij de moeite waard er verder werk van te maken. Ik ben er, uit een paar dingen, die het personeel van de notaris zich liet ontvallen, achter
| |
| |
gekomen, dat de hele bezetting van het kantoor in 1933 is verwisseld. Een man, die er verstand van heeft, verzekerde mij, dat zo iets in de practijk niet voorkomt, omdat het haast onoverkomenlijke stagnatie betekent. Bij een notariaat blijven de mensen hun leven lang zitten, wanneer ze voldoen. Ze zijn door en door op de hoogte van de gang van zaken. Een goed ingewerkte klerk weet alles van de cliënten en hun eigenaardigheden, hij is als het ware een onderdeeltje geworden van de organisatie van het kantoor. Het is ondenkbaar, dat een notaris zijn hele personeel, van de candidaat tot de loopjongen toe, in een kort tijdsverloop verwisselt. En toch moet meneer Baerling dit gedaan hebben. Ik vraag mij af, wat de reden daarvan is geweest. Het is mij gelukt het adres van de oudste klerk, die destijds naar huis is gestuurd, op te duikelen. Hij woont even buiten Laren. Misschien zou Dijkema er morgen eens op uit kunnen gaan, want als iemand er iets uit kan krijgen, is hij het.’
‘Ik ben het met je eens, dat dit iets belangrijks kan worden. Dan moet jij er morgen maar op af, Dijkema... Zo, laten we dan nu eens gaan kijken of wij wat verder kunnen komen met de verklaring van tegenstrijdigheden, die ons Dinsdagnacht zo hoog zaten. Het is ons erg meegelopen bij dit onderzoek, want de verschillende mensen, die ik heb gehoord, droegen ieder kleine steentjes bij, die tezamen een beeld vormen, dat bijna compleet is. Zoals altijd zal onze ervaring er nu aan te pas moeten worden gebracht om de laatste ontbrekende schakels op het spoor te komen. Laat ik even in het kort recapituleren wat we van Després weten. Hij komt uit een behoorlijk, niet ongefortuneerd gezin in Gouda. Al vroeg gaat hij uit de rails. Nauwelijks meerderjarig licht hij zijn werkgever in Rotterdam op voor twintigduizend gulden. Voor die tijd een flink bedrag! Hij gaat met zijn ouders naar Zuid-Afrika, maar duikt omstreeks '23 op in Rome, waar hij na een bezoek aan een speelclub behoorlijk met een mes wordt toegetakeld. Dokter Haringa vertelde mij, dat hij in de rug van het lijk vergroeide littekens heeft gevonden, die van messteken afkomstig zijn geweest. Volgens een vastgelopen strafvervolging zou hij in '24 door ontvreemding van documen- | |
| |
ten een Parijse dame in zijn macht hebben gekregen, die toen zeer gefortuneerd was, maar tien jaar later ergens op een kamer woonde en zelfmoord pleegde, omdat zij op die manier alleen aan de vervolging van Després - ik blijf hem voor het gemak maar bij die naam noemen - kon ontkomen. Intussen leeft Després als een grand seigneur en ontmoet hij in '26 notaris Baerling in een chique hotel in Grindelwald. Hij zorgt er voor die kennismaking aan te houden en bezoekt nadien de Baerlings periodiek in Amsterdam. In begin Mei '40 houdt de politie in Maastricht hem aan, verdacht van de uitgifte van vals bankpapier. Hij weet zich er uit te praten en de officier laat hem lopen. Vermoedelijk nam Després toen
zijn intrek bij Baerling, want daar kwam hij de dag voor de inval binnen wandelen. Te laat hoort men in de Maastricht, dat hij ook door de Engelse politie voor eenzelfde delict wordt gezocht en in de chaotische dagen van de bezetting wordt de zaak uit het oog verloren. Na enige maanden bij Baerling te hebben gelogeerd, maakt Després zich uit de voeten, waarschijnlijk naar Zuid-Amerika. In Februari '45 voorziet hij zich in Paramaribo van een paspoort ten name van Eduard Després. Vanaf '47 hervat hij zijn gewone jaarlijkse bezoek bij Baerling en verklaart uit Brazilië te zijn gekomen, waar hij het eind van de oorlog heeft afgewacht. De notaris weet niets over hem te vertellen; hij bewaart het stilzwijgen over zijn familie, connecties en zaken. Ook mevrouw Zadova, die een paar maanden intiem met hem omging kan ons geen enkele inlichting geven. Noch zij, noch Baerling kent zijn adres. Dit laatste is intussen door Fidèle gevonden. Evenmin als in zijn bagage komen er bij de huiszoeking papieren voor de dag, die licht werpen op zijn doen en laten of de bronnen van zijn ruime inkomen. Wel vinden de Franse rechercheurs een aantal valse paspoorten in een geheime bergplaats. Tenslotte hebben wij alle drie zijn gezicht gezien. Jansen van de identificatiedienst, die mij vanmiddag opbelde, noemde hem het toonbeeld van een internationale boef, het Al deze gegevens tezamen maken het zeer waarschijnlijk, dat de kogels, die hem Dinsdag troffen werkelijk voor hem bestemd waren en dat iemand, die last van hem had, een betere uitweg
| |
| |
heeft gezocht dan die ongelukkige vrouw in Parijs, die zichzelf van kant maakte. Dat brengt ons dan tot de eigenlijke moord. De voor de hand liggende vraag is, of zich Dinsdagavond iemand toegang had verschaft tot het huis van Baerling, die speciaal het privékantoor van de notaris uitkoos om af te rekenen met een gewetenloze tegenstander, die op dat moment als gast bij de Baerlings aan tafel zat. Wil jij me nu eens vertellen, Dijkema, of de resultaten van de opsporing een redelijk bevestigend antwoord op die vraag geven?’
Dijkema werd allerminst verrast door deze plotselinge opdracht. Het was nu eenmaal gewoonte, dat Van Houthem zich overtuigde van de belangstelling, die zijn naaste medewerkers in de opsporing toonden, door hen bij een krijgsraad als deze met hun inzichten uit de hoek te laten komen.
‘Ik houd het voor uitgesloten,’ zei de oude adjudant nadrukkelijk, ‘dat een van buiten komend persoon de moord heeft begaan. Het verbreken van de sluiting van die balcondeur was kletskoek. Dat werd van binnenuit gedaan, niet van buitenaf. De voetsporen in de tuin waren gemaakt door een bewoner van het huis. En een versleten oude handschoen is gemakkelijk op een balcon neer te gooien, als laatste suggestie voor een van buiten gekomen inbreker. We hebben die handschoen onderzocht en het laboratorium denkt, dat het ding wekenlang ergens in de buitenlucht moet hebben gelegen om de laatste reuksporen van de eigenaar afdoende te laten verdwijnen. Ik ben niet technisch genoeg om de expertise te kunnen beoordelen, maar het schijnt dat de toestand van de textielvezels met zekerheid aantoont, dat ze een proces van lange verweking hebben doorstaan. Ook andere omstandigheden maken het niet aannemelijk, dat iemand van buiten erbij betrokken was. U hebt ons gezegd, dat Després hier in de stad niemand anders kende dan de notaris en zijn naaste omgeving. Hebt u nog iets gehoord op die oproep aan het publiek om inlichtingen te geven?’
‘Niets!’ Van Houthem tastte in zijn zak en haalde een papier te voorschijn, dat hij openvouwde. ‘Ik geloof ook niet aan een inbreker,’ ging hij voort. ‘Maar we zullen pas zekerheid hebben,
| |
| |
wanneer we de modus operandi van de moordenaar volledig kunnen reconstrueren. Ik heb hier een aantal punten, of liever vragen, genoteerd. Als wij er in slagen een antwoord te vinden dat, zonder enig feit geweld aan te doen, al die vragen behoorlijk oplost, dan pas zullen wij een stevige basis onder de voeten hebben om verder te gaan. Beter nog: dan zal ons onderzoek rond zijn! Tekenen jullie in het kort even aan, wat ik ga voorlezen.
1. | Waarom bood Després aan de sigaren te gaan halen? |
2. | Waarom sloot hij de deur van het privé-kantoor achter zich? |
3. | Waarom waren de fauteuils tot halfweg in de kamer geschoven en waarom stond de lange documententafel niet op de gewone plaats voor de portières? |
4. | Waarom ontbrak elk spoor van angst of schrik op zijn gezicht? |
5. | Waarom werden er twee schoten gelost? Waarom in het voorhoofd? |
6. | Waarom werden de hulzen van de afgeschoten patronen niet gevonden? |
7. | Waar is het wapen gebleven? |
8. | Wat was de slag, die ik hoorde na de schoten? |
9. | Waarom was de balcondeur geforceerd en die handschoen neergelegd? |
De twee adjudants staarden zwijgend naar hun gestenografeerde notities. Ze kenden hun chef voldoende om te begrijpen, dat hij hen op zijn gewone bezadigde manier tegelijk in het bezit van de antwoorden had kunnen stellen, wanneer hij dat had gewild. Maar ook was het hun duidelijk, dat die antwoorden van hen werden verwacht en dat de commissaris de logica van zijn eigen deducties wilde toetsen aan hun inzicht. Staring strekte zijn lange arm uit en greep het schetsje van de tafel om zich daarin nog eens te verdiepen. Van Houthem zocht in het dossier de omslag met fotografische opnamen van het privé-kantoor en spreidde die op tafel uit.
‘Er is één vraag bij,’ zei Van Houthem glimlachend, ‘waar jullie geen moeite mee zullen hebben.’ Dijkema knikte begrijpend, maar de chef wendde zich tot Staring. ‘Jouw beurt, Willem!’
‘U bedoelt natuurlijk punt 4. Het ontbreken van schrik. Na- | |
| |
tuurlijk was de bedreiging voor hem niet zichtbaar. Het wapen moet voor hem verborgen zijn geweest. Hij kwam niet tot de ontdekking, dat er op hem geschoten werd vóór hij dood was! Er is geen enkel ander antwoord op die vraag mogelijk.’
‘Het was zó onzichtbaar, dat wij er zelfs geen spoor van konden vinden, nadat het wapen zijn dienst had gedaan,’ merkte Dijkema peinzend op.
‘Gelukkig behoeven wij er niet aan te twijfelen, dat er een pistool werd afgevuurd.’ Van Houthem ging er wat gemakkelijker bij zitten. ‘Ik hoorde de schoten, jullie ontdekten kruitsporen en Haringa haalde kogels uit het hoofd van Després.’
‘Goed,’ zei Staring korzelig. ‘Dat pistool is niet afgevuurd door een man, die het in de hand had, want dan zou Després geschrokken zijn. Ik kan vrij nauwkeurig de plaats bepalen, Waar het zich bevonden moet hebben, toen u die knallen hoorde. En daarna is het in rook opgegaan. De enige plaats waar het kon zijn gemonteerd was op die stalen penantkast. Maar mijn kop eraf, als het daar gestaan heeft!’
‘Kom je niet een eind verder,’ vroeg de commissaris, Wanneer je het opgesteld denkt in de bovenste lade van die kast?’
‘Die was op slot! U veronderstelt toch niet, dat iemand die la heeft dichtgeschoven en gesloten, voor u in de kamer was? De moordenaar ging er na het tweede schot onmiddellijk vandoor. U hoorde de balcondeur dichtslaan.’
‘Ho... ho! Ik dacht, dat ik de balcondeur hoorde dichtslaan! Dat lag voor de hand, toen ik niemand in het kantoor vond en de geforceerde deur ontdekte, die was dichtgedrukt. Die verkeerde indruk werd versterkt door de moddersporen op het vloerkleed en door die handschoen buiten. Het was de bedoeling, dat ik op dat dwaalspoor zou komen. Die schijnvertoning van inbrekerij was noodzakelijk, omdat de moordenaar geen raad wist met de klap, die de la gaf, wanneer die met kracht werd dichtgetrokken. En nog voor iets anders. Stel je voor, dat die twee balcondeuren stevig gesloten waren geweest. Ik was hinnen de tien seconden op een plaats, vanwaar ik de achtergang
| |
| |
kon overzien, nietwaar. Dan had ik de moordenaar door de kamerdeur moeten zien komen of in de gang. Maar er was niemand te bekennen. Dan zou Després vermoord zijn in een kamer waar niemand anders aanwezig was en het was met één oogopslag duidelijk, dat hij het niet zelf had gedaan. Maar dan zouden wij onmiddellijk, die eerste avond al, geëist hebben, dat ieder meubelstuk met een sluiting werd geopend en wij zouden alles overhoop hebben gehaald om de hinderlaag te ontdekken, waaruit geschoten werd. Daar hebben jullie mijn antwoord op de vragen 7, 8 en 9.’
‘Ik geloof het graag,’ zei Dijkema onbewogen, ‘maar ik wil nog wat meer weten over de opstelling van dat wapen. De stalen voorzijde van die lade is aan de bovenkant één meter vijfentwintig boven de vloer. Ik heb het gemeten. De schoten werden gelost op een hoogte van ongeveer één meter zevenenzeventig, in een waterpas vlak. Dan zou de loop van het pistool tweeëntwintig centimeter boven de voorplaat van die lade uitgestoken moeten hebben. Hoe stelt u zich voor, dat het apparaat werkte, dat het wapen na het tweede schot terugtrok in de la en tegelijk die la dichtmaakte en afsloot?’
Van Houthem nam een oud Marine-tijdschriftvan zijn schrijftafel en legde dit geopend bij de anderen neer.
‘Ik herinnerde mij gisteren, dat ik wel eens een inrichting had gezien, die leek op de machinerie, die ik mij voorstelde, dat gebruikt moest zijn. Kijk, daar zie je een foto van verdwijnende kustbatterijen, zoals die jaren geleden in Amerika werden gebouwd. Een hoge borstwering van zwaar beton. Daarachter de kanons gemonteerd op een vreemdsoortig onderstel. Ze worden geladen en met hulptoestellen gericht achter de dekking van die muur. Wanneer er geschoten moet worden tillen vier zware steunbalken met behulp van een tegenwicht de vuurmond in de hoogte tot boven de muur. Het schot gaat af en tegelijk werkt de terugslag van de ontlading als kracht om het hele geval weer in de eerste stand terug te drukken. De volledige beschrijving staat er naast, maar die doet nu minder ter zake. Ik wil alleen beweren, dat voor een man, die precisieknutselwerkjes kan uit- | |
| |
voeren en het instrumentarium er voor heeft, een illustratie als deze voldoende moet zijn geweest hem op de gedachte te brengen van een verdwijnend pistool.’
Van Houthem sloeg zijn adjudants gade, die nadenkend de foto beschouwden.
‘En hoe ben ik op dat idee gekomen?’ Het was een rhetorische vraag en de twee rechercheurs deden dan ook geen moeite er een antwoord op te vinden. ‘Heel eenvoudig! Door iets wat ik mij herinnerde. Terwijl ik mij vóór het diner in de salon liep te vervelen, hield ik mij bezig met het bekijken van de snuisterijen, die daar uitgestald staan. Ivoren beeldjes, Venetiaans glaswerk, miniaturen, noem maar op. Ik nam een fijn bewerkt doosje op, met een pauw van inlegwerk op het deksel. Ik hoorde, dat er iets in moest zitten, maar zag geen kans het open te krijgen. Baerling liet mij zien hoe het ding werkte. Je drukte op een verborgen veertje, een luikje sprong in het deksel open en op een omhoogkomend houten blokje werd je automatisch een sigaar gepresenteerd. Een andere druk op de knop en het blokje verdween, het luikje klapte dicht en je kon zelfs de naden nauwelijks zien, waar het in het deksel sloot. De hoofdzaak is, dat Baerling dat geval zelf had gemaakt en ik geef je er mijn woord op, dat zo iets geen werk is voor iedereen!’
Dijkema legde de politiefoto, waarop de ladenkast duidelijk te zien was, weer op tafel.
‘Laten we aannemen, dat hij er iets op gevonden had om zijn Pistool op de manier van die Amerikaanse kanons te monteren. En ook, dat het twee schoten loste en daarna in de la terugdook. Hoe kwam die la dan op slot?’
‘Die stalen kantoormeubelen sluiten automatisch,’ zei Van Houthem. ‘Je hebt alleen een sleutel nodig om ze open te maken. Wanneer je de bovenste lade dichtdrukt, komt er een mechanisme in werking, dat alle laden tegelijk in het slot houdt. Je wilt me toegeven, dat er iets denkbaar is, waardoor het wapen na het tweede schot teruggetrokken wordt en vlak in de la komt te liggen, nietwaar? Dan is het een koud kunstje, om in een bepaalde stand van de bok, waarop het pistool gemonteerd stond, een
| |
| |
veer in werking te brengen, die de la naar binnen trekt. Dàt is de slag, die ik hoorde!’
‘Mijn pet af, meneer Van Houthem!’ De emotionele Staring nam zijn chef bewonderend op. ‘Daarmee zou inderdaad de kous af zijn. Maar er was goed Echt in die kamer. Després moet dadelijk bij het binnenkomen hebben gezien, dat er iets vreemds uit die openstaande bovenste la kwam kijken. Dat akkevietje met het beeld, het vorige jaar, moet hem schichtig hebben gemaakt en hij zal dus wel zijn ogen hebben opengehouden. Waar of niet? Hoe verklaart u dan, dat hij er stomweg op afgelopen is en zich met de gemoedsrust van een varken in de slachterij heeft laten afmaken?’
‘Dat zal ik je straks wel uitleggen. Neem intussen maar aan, dat de man, die het duivelse
valletje opzette, daarop wel iets gevonden heeft. Overigens moet je niet denken, dat er voor mij zoveel kunst aan was de oplossing te vinden. Na zijn dood vond ik tussen de paperassen van mijn vader allerlei dingen, die hij voor de curiositeit bewaard had. Ook dat oude Marineblad. Zodra ik ernstig over een zelfwerkend mechanisme begon te piekeren, kwamen die Amerikaanse batterijen mij in de gedachte. Elke andere verklaring van het moordwerktuig stuit af op onoverkomelijke tegenstrijdigheden. Ik moest dus wel aannemen, dat er iets gebruikt was, zoals ik jullie beschreef. Meneer Wildenberg wilde het vanmiddag niet slikken, omdat ik het geval alleen door beredenering kan reconstrueren. Hij zou het pas geloven, wanneer ik hem het complete mechanisme voor zijn neus zette en demonstreerde. En dat heeft de moordenaar mij nu juist onmogelijk gemaakt, omdat hij ons op de onzalige gedachte heeft gebracht van een inbraak. En het mooiste is nog, dat het zetten van een kraak, uitgerekend Dinsdagavond, min of meer geloofwaardig werd, omdat er bij hoge uitzondering een ton in bankpapier in die voorhistorische brandkast was geborgen. Dat geld zou de volgende morgen naar de bank worden overgebracht en dus was de nacht van Dinsdag op Woensdag de enige kans voor een inbreker. Feitelijk, dat moet ik de officier nageven, zitten we hier maar zo'n beetje in de lucht te praten. Ook al, omdat er
| |
| |
geen duidelijk motief is aan te wijzen voor de daad. Maar goed, we zullen ons daardoor niet laten ontmoedigen. Proberen jullie mij nu maar te betrappen op een onlogische conclusie. Wanneer jullie dat niet gelukt blijf ik het er op houden, dat ik het bij het rechte eind heb.’
In de pientere ogen van Dijkema flikkerde een lichtje op.
‘We zullen ons best doen,’ zei hij effen. ‘Maar we zijn niet van u gewend, dat er een speld tussen te krijgen is, wanneer u eenmaal aan het uitleggen gaat. Mag ik een vraag doen? In punt 3 zegt u, dat de lange documententafel niet op de gewone plaats voor de portières stond. Dat is iets nieuws voor mij.’ Hij zocht tussen de foto's de opname, die de fotograaf uit de hoek bij de gangdeur van het kantoor had genomen.
‘Mijn fout,’ gaf Van Houthem toe. ‘Ik was van vroegere bezoeken bekend met de plaatsing van het meubilair. Daarom vielen die slordig in de kamer geschoven stoelen mij op. En nu die tafel. Uit je schetsje blijkt, dat die Dinsdagavond tegenover de gangdeur stond en tot voor de haard reikte. Herinner je je, Dijkema, wat er op die tafel lag?’
‘Stapels omslagen van dun gekleurd karton, zoals die gebruikt worden voor het opbergen van brieven.’ Dijkema bestudeerde de foto. ‘Links lag een partij oranje omslagen, ongeveer een decimeter hoog. Daarnaast een hoger stapeltje van allerlei kleuren door elkaar. Blauw, grijs, rose, groen. En helemaal rechts idem dito.’
‘Zo is het. Toen ik vanmorgen bij Baerling kwam, stond de bovenste lade van die stalen kast tussen de balcondeuren wijd open. Ik zag, dat die vol zat met gekleurde briefomslagen. Vooraan dat pakket oranje mappen, ongeveer een decimeter dik en daar achter door elkaar al die andere kleuren. De lange tafel stond op de oude plaats voor de tussendeuren en er lag niets op dan een groen kleed. Ik houd het ervoor, dat die bovenste lade Dinsdagavond was leeg gemaakt, voor het doel, waarover ik het daar straks gehad heb.’
‘En wat is dan het antwoord op punt 3?’
‘Ik zou zeggen, dat het voor de hand ligt. Kijk nu nog eens
| |
| |
goed naar die mooie tekening, die je maakte. Denk je nu in, dat de fauteuils, zoals steeds bijna tegen die ronde tafel waren geschoven en dat de lange tafel voor de tussendeuren naar de salon stond. Wat concludeer je dan?’
‘Dat er Dinsdagavond heel wat minder ruimte was dan anders. Je kon je nauwelijks bewegen. Dat hebben wij wel gemerkt, toen wij bezig waren.’
‘En waarom was de bewegingsvrijheid beperkt?’
‘Natuurlijk!’ riep Staring triomfantelijk. ‘Er was een wegje afgebaand, dat iemand, die naar de schrijftafel liep - bijvoorbeeld om een kistje sigaren te halen - moest volgen. Wanneer hij tenminste niet over het meubilair wilde klimmen. Ja, nu zie ik het! Het bracht Després in het schootsveld van het in die bovenste lade gemonteerde pistool. Het dwong hem min of meer de lengteas van de kamer te volgen, terwijl hij anders de ruimte zou hebben gehad langs een diagonaal te gaan en dan misschien door zijn lopende beweging het traject van de kogels te vlug zou hebben gesneden. Maar,’ voegde Staring er verrast aan toe. ‘Daar klopt iets niet! Ik heb zelf die kamer met zorg onderzocht en Dijkema heeft ook nog een handje geholpen en we hebben geen van tweeën in de buurt van de plaats, waar hij was toen hij getroffen werd, ook maar iets gevonden, dat in de verste verte op een ontstekingsmechanisme leek. Ik geef u de verzekering, meneer Van Houthem dat Després zelf niets heeft aangeraakt, waardoor dat pistool kon afgaan. We zijn het er over eens, dat er geen tijd is geweest om sporen te verwijderen of te verdoezelen. Iets van die aard hadden wij beslist moeten vinden! Ik wil er wat om wedden, dat Després niet zonder het te weten zichzelf executeerde.’
‘Je zou je weddenschap verliezen, Willem.’ Van Houthem kreeg er plezier in, de tegenzetten van zijn medewerkers de kop in te drukken. ‘Bovendien heb jij zelf mijn aandacht op het ontstekingsmechanisme gevestigd. Ik meen, dat je mij die nacht vertelde, dat op de spleet tussen de schuifdeuren naar de voorkamer een zoemer gemonteerd was, met een twee watts lampje er bovenop, dat niet in orde was. Is dat niet zo?’
| |
| |
Niet alleen Staring, maar ook Dijkema toonde, dat hij er niets van begreep.
‘Jullie moeten de natuurkunde nog eens ophalen, mannen! Ik zal jullie op weg helpen. Het apparaatje, waarmee Després zelf het pistool in werking bracht, behoefde door de moordenaar niet na de daad te worden opgeruimd. Er was eenvoudig niets op te ruimen. Zodra het zijn taak volbracht had bestond het niet meer. Het was ontastbaar. Het verdween in het niet op het ogenblik, dat het hoofd van Després er doorheen ging.’
De adjudants staarden hoofdschuddend voor zich uit. Eensklaps gaf Staring de naast hem zittende, zich van geen kwaad bewuste Dijkema, een. klinkende slag op de knie.
‘Een fotocel, buffel!’ juichte hij.
Dijkema, die met een verwijtend gezicht de pijnlijke plek wreef, gaf zich niet zo vlug gewonnen.
‘Alles goed en wel,’ bromde hij, ‘maar dan hadden we dat tweewattertje moeten zien branden. Dat ding was niet in orde. Bent u er heel zeker van, meneer Van Houthem?’
‘Het is de enige mogelijkheid.’ Van Houthem was voorbereid op die voor de hand liggende vraag. ‘Ik heb vanmiddag mijn licht opgestoken bij een deskundige, want mijn kennis op dit gebied is ook maar tweedehands. Toch brachten jullie mij op de gedachte over het gebruik van een lichtgevoelige cel. Wanneer je op die schets van jou een rechte lijn trekt tussen de spleet van die schuifdeuren en het midden van het penantkastje, loopt die vrijwel door het punt, waar zich het midden van het lichaam van Després moet hebben bevonden, terwijl hij op de schrijftafel toeliep. Op je tekening ligt hij iets rechts van die lijn op de vloer, maar dat komt, omdat de impuls van de stap, die hij deed, hem schuins rechts naar voren deed vallen. Trouwens, toen ik hem de eerste keer onderzocht zag ik aan de moet in het kleed, dat hij onder het vallen een beetje naar rechts moet zijn geschoven op zijn rechtervoet. Dat is ook af te leiden uit de plaats, die de wonden ten opzichte van elkaar innamen. Nu moeten jullie eens zien.’ De commissaris greep zijn blocnote en trok een horizontale potloodstreep. ‘Dit is de vloer. Nu trek ik een streep, zó,
| |
| |
één meter zevenenzeventig daarboven, parallel. Dat is de baan van de kogels. Die strepen liggen in de as van de kamer. Vanmorgen heb ik op de gis de hoogte van die zoemer getaxeerd. Tussen de één vijfenzeventig en één tachtig. Nu teken ik aan het linkereinde van die bovenste lijn de loop van het pistool en aan het andere eind het lampje, dat niet in orde was. Hier, op dit punt ongeveer stond Després. Of liever hij liep, rechtop. Zijn lengte was iets meer dan één tachtig. Nu ga ik er van uit, dat dat twee-wattpeertje brandde, toen zijn hoofd die denkbeeldige lijn van mij volgde. Want hij moet de op de seleniumdraad, die aan het pistool gemonteerd was, gerichte lichtstraal onderbroken hebben. Op dat ogenblik werd de weerstand voor een electrische stroom in de seleniumcel aanmerkelijk kleiner, dan tijdens het beschijnen door de lichtstraal. De verandering in geleidend vermogen schakelde op een of andere manier een electrisch apparaatje in, dat de haarfijn afgestelde trekker liet overgaan. Er zaten twee patronen in het wapen en die worden er uitgeblazen. In het hoofd van Després, dat zich juist in de kogelbaan bevindt. Na het tweede schot klapt het onderstel in elkaar en verdwijnt het wapen in de la en zodra dit een vooraf bepaalde stand bereikt heeft, komt een aan de achterzijde van de kast bevestigde, sterke veer in werking, die de la met een smak dichttrekt. Zó moet het gebeurd zijn.’
‘Best,’ hield Dijkema koppig vol. ‘Maar toen wij het onderzochten brandde dat kleine lampje niet!’
‘Herinner jij je, Willem, of de voet van dat lampje met een paar ragfijne draadjes verbonden was aan de bloktransformator, die ik onder de zoemer zag zitten?’
Staring sloot de ogen. Zwaar ademend van inspanning trachtte hij zich een visueel beeld te vormen van wat hij die nacht gezien had.
‘Ik moet u eerlijk zeggen, dat ik het ding maar oppervlakkig bekeken heb, omdat ik geen flauw idee had van de mogelijke betekenis. Er staat mij iets van bij, dat er ergens een fijn koperdraadje bungelde, maar ik zou er geen eed op durven doen.’
‘Naar dat draadje behoeven wij nu niet meer te zoeken, want
| |
| |
dat zal sedert Dinsdagnacht wel gesloopt zijn,’ peinsde Van Houthem. ‘Mijn expert achtte het mogelijk, dat die zoemer op een of andere wijze buiten werking is gesteld en dat een noodverbinding is gemaakt met de polen van de gloeidraad in het lampje. Jullie hebben zelf wel eens een peer in de lamp gehad, waarvan de gloeidraad gebroken was, maar die toch bleef branden, omdat de twee einden een los contact met elkaar maakten. Nu, mijn zegsman veronderstelt, dat een verbinding van dun draad kan zijn gemaakt, die op een of ander punt zo flauwtjes contact maakte, dat een schok van bepaalde sterkte, de stroom moest onderbreken. Nu was de loop van het pistool aan het andere eind van de kamer precies gericht op die zoemerinstallatie. Het is een groot kaliber en de twee knallen moeten in die gesloten ruimte een flink acoustisch effect hebben gehad. Genoeg om een niet al te stevig bevestigd draadje los te maken en de stroom te onderbreken. Is dat duidelijk?’
‘Ik wil het graag aannemen,’ zuchtte Dijkema, ‘maar het is me nu wel duidelijk, dat meneer Wildenberg kopschuw werd, toen u hem dat probeerde wijs te maken. Maar nu een andere vraag. Després stak het licht in de kamer op. Was de schijn van die sterke lampen niet voldoende om de seleniumcel ongevoelig te maken voor de onderbreking van dat pieterige stralenbundeltje uit het kleine lampje?’
‘Het is een hoge kamer en de kroon hing ongeveer een meter onder het plafond. Wanneer de seleniumdraad gemonteerd is geweest aan het eind van een nauw buisje, dat precies gericht was op het kleine lampje, zal er geen direct licht op de cel gestraald kunnen hebben. Je kunt er van op aan, dat de constructeur van deze ingewikkelde installatie op dat punt wel de nodige proeven zal hebben genomen.’
Staring, die het vragenlijstje van zijn chef nadenkend bestudeerde, vroeg:
‘Waarom werden er twee schoten gelost? Waarom in het voorhoofd? Punt 5!’
‘Jullie zijn vanavond niet zo bij de pinken als anders. Després stond niet stokstijf op zijn plaats toen de schoten vielen. Hij
| |
| |
liep! De voor hem af gebakende weg wettigde de verwachting, dat hij vanaf een bepaald punt de as van de kamer zou volgen. Met zijn hoofd in de lichtbaan. Maar wie garandeerde, dat hij niet op zij zou kijken of een onverwachte beweging zou maken. Ondanks alle geraffineerdheid van het mechanisme zou één schot te riskant zijn geweest. Vandaar twee onmiddellijk achter elkaar. De moordenaar kon niet de kans lopen, dat zijn slachtoffer de eetkamer zou komen binnenwandelen en de aanwezige commissaris van de recherche zou vragen eens te komen kijken naar het vreemde ding, dat op hem geschoten had.’
‘Waarom in het voorhoofd?’ vroeg Staring met het air van examinator.
‘Omdat die zoemer ongeveer op de hoogte van het hoofd van Després zat, buffel!’ Van Houthem moest lachen om het beteuterde gezicht van zijn adjudant, toen deze zijn eigen lievelingsscheldwoord naar het hoofd geslingerd kreeg. ‘Hij kon moeilijk die zoemer een paar decimeter lager zetten. Dat zou een zekere Staring van het hoofdbureau zéker zijn opgevallen en aanleiding hebben gegeven tot pijnlijke vragen.’
‘Tja,’ zei Dijkema. ‘Er begint nu wel tekening in te komen. Ik zou bijna de moordenaar bij zijn naam kunnen noemen, maar dat zou misschien een beetje voorbarig zijn. Het enige wat er overblijft om de modus procedendi volkomen duidelijk temaken is uw punt 6. Waarom werden de hulzen van de patronen niet gevonden? Ik geloof, dat ik daar nu zelf wel antwoord op kan geven.’
‘Eindelijk! Het wordt tijd, dat jullie ook eens een bijdrage leveren bij deze conferentie. Laat maar horen.’
‘Dat pistool en de cel zaten natuurlijk gemonteerd in een gesloten doos. En ik vermoed, dat de voorkant gecamoufleerd werd door een van die mooie gekleurde briefomslagen. Er moeten twee ronde gaten ingezeten hebben. Eén waarin de mond van de loop was vastgezet en één om de lichtstraal naar de seleniumdraad door te laten. Dit beantwoordt ook de vraag van Staring, waarom Després het wapen niet zag, toen hij binnenkwam. Hij zal gedacht hebben, dat Baerling verge- | |
| |
ten had de brievenmap in de la terug te duwen en de kast te sluiten.’
‘En waarom,’ - Van Houthem gaf zijn mensen niets cadeau - ‘moest de monding van het pistool in de voorkant van de doos, dus in het aangebrachte gat, worden vastgezet?’
‘In de eerste plaats om de stand van het wapen wat meer stevigte te geven. En verder, omdat, wanneer het pistool meer naar achteren in de doos zou hebben gestaan, de gasontwikkeling van de schoten waarschijnlijk het deksel eraf zou hebben laten vliegen en dan zou de sluiting van de la vermoedelijk in gevaar zijn gebracht.’
‘Ik geloof, dat wij er zijn.’ Van Houthem nam zijn adjudants met een scherpe blik op. Jullie zijn vakmensen. Achten jullie de geconstateerde feiten verklaard?’
‘Ik wel,’ zei Staring. ‘Het is een geval zoals we nog nooit hebben meegemaakt. Bijna geniaal. Want bewijs het maar eens voor de rechtbank!’
‘We zullen op een bekentenis moeten aansturen,’ zei Van Houthem koeltjes. ‘De onderdelen, waaruit dat apparaat was samengesteld zijn intussen gedemonteerd en opgeborgen in dozen vol oude rommel, die ik in het atelier van Baerling heb zien staan. Ook al zouden wij stukjes ijzer en veren vinden, dan kunnen wij nooit twee vingers opsteken om te getuigen, dat die gediend hebben voor de opbouw van het mechanisme. Er zijn eigenlijk twee dingen, die mij hoop geven, dat wij hem door de mand zullen krijgen. Wanneer ik gelijk heb met mijn reconstructie, moet er in de achterzijde van de bovenste lade en in de achterkant van de kast een beschadiging zijn te vinden, waar de veer was vastgemaakt, die de lade moest dichttrekken. Dat is één ding, dat hij moeilijk onzichtbaar heeft kunnen maken. En in de tweede plaats moeten wij een motief vinden. Dat zal lastiger zijn, want Després is dood en ze zullen wel geen getuigen hebben gehaald bij hun financiële transacties, die altijd in contanten van hand tot hand gingen.’
‘Overigens,’ zei de nuchtere Dijkema, ‘het mag dan geniaal bedacht zijn om iemand tegen wie je iets hebt, zo ingewikkeld uit de weg te ruimen, het is mij een raadsel, waarom hij Després
| |
| |
niet op een minder omslachtige manier heeft koud gemaakt. Hij had een autoritje met hem kunnen maken en hem ergens op een stille plaats kunnen likwideren. Tegen iemand, die je een zwaar Amerikaans pistool onder je neus houdt, doe je niet veel als ongewapend mens.’
De commissaris was opgestaan en strekte even de benen. Hij liep nu met de handen in de zakken de kamer op en neer en deed bedachtzame trekjes aan een verse pijp.
‘Ik geloof, dat je de achtergrond van de zaak nog niet in alle détails overziet, Dijkema. Ik weet, uit de mond van Baerling zelf, dat Després hem regelmatig om geld vroeg. Ook staat het vast, dat Després, behalve tijdens de oorlog, regelmatig eens per jaar een bezoek bij Baerling kwam brengen. Gezien de figuur van Després lijkt het mij niet onwaarschijnlijk, dat hij Baerling chanteerde. Laten we dit voor een ogenblik aannemen, dan mogen we veronderstellen, dat Baerling iets op zijn kerfstok had. Iets ernstigs! Want hij deed geen aangifte bij ons. Jullie weten hoe het gaat met afpersing. De man met de zweep is nooit tevreden en verhoogt zijn eisen tot de uiterste mogelijkheid. Hij plukt zijn slachtoffer volslagen kaal en er kan alleen een eind aan komen, door de dood van een van beiden. Ik heb het gevoel, dat Baerling er in de loop van het vorige jaar genoeg van heeft gekregen. Hij wist, dat Després onder het mom van huisvriend tegen Kerstmis weer zou verschijnen en hij nam zijn maatregelen. Ik heb jullie al gezegd, dat hij een kunstenaar met zijn handen is en hij moet een goede kijk hebben op de eigenschappen van materialen. Ik denk, dat hij tegen de komst van zijn vriend de wereldreiziger een plan heeft uitgewerkt om van hem af te komen, zonder dat hij veel gevaar liep. Misschien heeft hij, terwijl de huisgenoten sliepen, of op andere tijden, wanneer hij niet gestoord kon worden, de steunbout van het beeld boven de salondeur zodanig bewerkt, dat deze maar weinig nodig had om te breken. Mogelijk heeft hij precies berekend, welke schok daarvoor nodig was. Het is absurd te veronderstellen, dat in zijn soliede, goed onderhouden huis een deur zou klemmen. De deur van de salon nog wel, die telkens gebruikt werd. Maar die
| |
| |
deur moest klemmen om het laatste stootje te geven aan het beeld. Hij zal een smalle rubberwig hebben gebruikt om noodzakelijk te maken, dat er een flinke druk op de deur werd uit geoefend. Ik geloof, dat hij over voldoende kennis van zaken beschikt om iets dergelijks te fiksen op een manier, die àf is. Misschien was er nog wel een fijne, sterke staaldraad, die van de bovenkant van de deur naar het voetstuk liep. We zullen het nooit weten, want in de consternatie na het ongeval, waarbij Després bijna werd gedood, zal Baerling wel kans hebben gezien elk verraderlijk spoor te doen verdwijnen, voor Van Hooghveldt een kijkje met een ladder ging nemen.’
Van Houthem behoefde niet te twijfelen aan de belangstelling bij zijn gehoor. Staring luisterde met halfgesloten ogen, terwijl zijn vingers automatisch een sigaret rolden. Dijkema steunde de ellebogen op de knieën en het hoofd in de handen.
‘Die aanslag mislukte en Després was gewaarschuwd, dat zijn slachtoffer zich gereedmaakte terug te slaan. Je ziet, Dijkema, dat het na die aanslag onmogelijk was geworden, Després mee te lokken naar een stil plekje en hem daar neer te knallen. Die was op alles voorbereid en zou geen enkel risico hebben genomen met Baerling. Van dit alles kan ik niets bewijzen, maar mijn redenering is met geen enkel feit, dat wij kennen in strijd en verklaart de ingewikkeldheid van de moord, die wij nu onderzoeken. Jullie hebben al begrepen, dat het halen van de sigaren een foefje was om, zonder dat iemand er getuige van kon zijn, Després het verlangde geld te geven. Dat zal wel in een enveloppe boven op de afterdinners hebben gelegen. Het ogenblik, waarop Després ze ging halen, was ook goed uitgekiend. Aan het dessert. Dan zaten alle gasten aan tafel, de huisknecht diende de koffie rond en de meiden waren beneden in het sousterrain met de afwas bezig. In het voorbijgaan heb ik jullie nu ook de twee eerste punten van mijn lijstje verklaard. Hij sloot de deur van het privé-kantoor achter zich en stak het licht op, om ongehinderd zijn honorarium te kunnen tellen. En de reden, waarom hij zo gebrand was op het halen van de sigaren, is nu ook wel duidelijk.’
Van Houthem zocht zijn plaats weer op en moest inwendig
| |
| |
lachen om de spanning, waarmee vier ogen elk van zijn bewegingen volgden.
‘Nu komen we aan datgene, wat er dit jaar gebeurde. Ik acht het niet onmogelijk, dat Després zijn vriend Baerling van uit Parijs, of waar hij ook mag hebben gezeten, geschreven heeft, dat hij dat spelletje met dat omlaag gekomen beeld wel doorzag. Ik denk voor het naast, dat hij zich niet langer heeft willen blootstellen aan mogelijke gevaren in den huize Baerling en dat hij evenmin de notaris een kans heeft willen geven bewijs van chantage tegen hem te verzamelen, wat gebeurd zou zijn, wanneer het geld per wissel of chèque werd overgemaakt. Hij zal gezegd hebben: laten wij een eind maken aan onze prettige verhouding. Alleen zal je dat centen kosten, sjeffie! Je kunt mij afkopen voor een ronde som van... Vul zelf maar een hoog bedrag in. Natuurlijk heeft hij die woorden niet gebruikt, maar zijn voorstel zó ingekleed, dat zelfs de meest achterdochtige rechercheur er niets kwaads achter zou zoeken. Nu krijgt Baerling de kans van zijn leven. Eindelijk zal hij dan van Després kunnen afkomen. Maar ik acht het mogelijk, dat Després zijn eisen te hoog heeft gesteld en dat Baerling getracht heeft er iets af te krijgen. In elk geval heeft de notaris een diepgaande studie gemaakt van de wijze, waarop hij Després in de val zou kunnen laten lopen, wanneer ze het niet eens kunnen worden over een redelijk bedrag. En eindelijk komt dan Després weer naar Amsterdam. Ditmaal niet met een geverfde juffer van het trottoir, maar met een keurige vrouw, met wie hij een liaison heeft aangeknoopt. Want hij wil een getuige hebben, als er spaanders zouden vliegen, wanneer Baerling weigert over de brug te komen. Ik heb een idee, dat hij zelfs een tweede getuige erbij wilde hebben en dat ik daaraan de uitnodiging voor mijn vrouw en mij te danken heb. Hij zal de notaris hebben geschreven, dat hij iemand van de politie of het parket in de buurt wenste te hebben, om zijn vriend aan de galg te brengen, als de afrekening zou tegenvallen.
Hij komt vol goede moed in Amsterdam, zegt zijn vriendin, dat hij net zo veel geld hier in de stad kan opnemen als hij wil. En het kan niet anders, of het incasseren van het bedrag moest
| |
| |
samenvallen met het diner. Wij hebben iets meer dan tien gulden in zijn bezit gevonden en hij had mevrouw Zadova voorgesteld de volgende dag naar Den Haag te gaan. Ik ben er zeker van, dat Baerling op de hoogte was van de voorgenomen aanwezigheid van die dame bij het diner. Hij zal dit alleen voor zijn vrouw verzwegen hebben, omdat hij verwachtte, dat deze mevrouw Zadova de toegang zou weigeren en hiermee Després voor een fait accompli zou stellen. Hetgeen intussen niet gebeurde. En dan overvalt hij 's middags onverwacht Baerling op zijn kantoor. Ik vermoed, dat de notaris hem reeds in een briefje, dat Zondag in het hotel voor Després werd afgegeven, geschreven heeft, dat hij niet meer dan een bepaald bedrag kon missen. Goed. Després gaat niet accoord met de voorgestelde afkoopsom en stelt nieuwe eisen. Vandaar de hooglopende ruzie. Ik denk, dat Baerling tijdens die bekvechterij definitief besloten heeft zijn afperser voorgoed op te ruimen, ondanks de grote risico's, die hij daarmee liep. Hij zal tenslotte schoorvoetend hebben toegegeven, wetende, dat Després dood zou zijn, voor hij het begeerde kistje sigaren kon bereiken.
Hij belt de Zaanlanders op, die een groot bedrag bij hem zullen storten en dringt er op aan, dat dit nog diezelfde middag zal gebeuren. Ik vermoed, dat hij Després aan de reservehoorn heeft laten meeluisteren, opdat die er goed van doordrongen zou zijn, dat er inderdaad voor de avond een ton op tafel zou komen. Després gaat gerustgesteld weg en vertelt op het Leidseplein aan Mr. van Hooghveldt, dat die 's avonds een verrassing zal beleven aan het dessert. We zullen er wel nooit achterkomen, wat hij met die woorden bedoeld heeft. Wilde hij zich meester maken van het geld en had hij een smoes klaar om het misdrijf van Baerling tóch aan mij te verraden in het bijzijn van de anderen? Had de notaris nog andere surprises achter de hand, had hij nog andere valletjes opgesteld, òf zat hij daar aan tafel het restje van zijn champagne te drinken met in zijn zak een of andere tablet klaar, die hem uit de schande moest redden?’ Van Houthem haalde weifelend de schouders op. ‘Hoe het ook moge zijn, ik heb jullie nu in het kort geschetst wat de aanleiding tot
| |
| |
de moord kan zijn geweest en hoe die werd bedreven. Mogelijk hebben jullie er een andere kijk op. In dat geval wil ik graag de argumenten horen.’
De twee adjudants wisten wat er van hen werd verlangd. Beiden begrepen, dat de officier van Justitie, hoezeer hij het scherpe inzicht van zijn commissaris waardeerde en hoe overtuigd hij ook mocht zijn van het logisch verband, dat de uitsluitend op deductie berustende reconstructie bijeen hield, niet bereid zou zijn tot het nemen van maatregelen, zo lang niet een schijn van juridisch bewijs kon worden aangevoerd. Tenslotte was Mr. Wildenberg de man, die de strafvervolging diende uit te voeren en niet het hoofd van de recherche.
‘Ik heb,’ begon Dijkema bedachtzaam, nadat een lange stilte had geheerst, ‘mij voortdurend verwonderd over de samenstelling van het gezelschap die avond. Na wat u ons vertelde wordt het er niet begrijpelijker op. Drie mensen enerzijds, die nauw betrokken zijn bij de problemen van het misdrijf. Aan de andere kant twee misdadigers, van wie de een een beroepsafperser zou zijn en de ander om het bekend worden van een, wie weet hoe oud vergrijp te verhinderen, zijn toevlucht neemt tot moord. Zoeven vertelde u ons, dat u meent de uitnodiging voor het diner te danken te hebben aan Després. Maar tenslotte was het toch de notaris, die de invitatie deed. Niet alleen aan u, maar ook aan de anderen. Ik kan me niet voorstellen dat Baerling, wetende, dat hij zijn risico door uw aanwezigheid vertienvoudigde, zich bij die eis van Després zou hebben neergelegd. Hij had toch zonder moeite de uitnodiging achterwege kunnen laten en op de avond van het diner kunnen zeggen, dat hij tot zijn spijt een telefoontje van u had ontvangen, dat dringende dienstzaken u verhinderden te komen. Després had moeilijk kunnen zeggen: dat zal ik even verifiëren. Daarmee zou hij een gek figuur hebben gemaakt tegenover Verdoorn en Van Hooghveldt. Ik vraag me daarom af, of er niet een voor de hand liggender verklaring te vinden is. Kijk, wanneer ik mijn oude verdachte, Verdoorn, er weer bij sleep en de notaris als onschuldig beschouw, krijgen we een heel ander beeld. De notaris vermoedt, dat Verdoorn iets
| |
| |
zo ernstigs tegen Després heeft, dat het wel eens op moord kon uitlopen. Hij nodigt u uit, en Van Hooghveldt, om een tegenwicht te vormen tegen mogelijke plannen van de schrijver. Maar Verdoorn, die doorkneed is in de constructie van fictieve misdaden, laat zich daardoor niet weerhouden. Ik heb uit zijn verklaring gezien, dat hij 's middags Després in Américain heeft gesproken. Wie zegt, dat ze geen afspraak hebben gemaakt voor 's avonds in het kantoor. Ik heb verschillende boeken van Verdoorn gelezen en ik moet erkennen, dat hij een meester is in het bedenken van alibi's, waarbij het aankomt op seconden. Hij is, dat zag ik uit uw proces-verbaal, een scherpschutter. Nu gaat het zo. Hij verdwijnt zogenaamd naar het toilet. Hij heeft ergens een beitel klaarliggen, loopt het privé-kantoor in, opent de balcondeur en laat de sporen na, die een inbraak suggereren; de weggestoken plaat en de handschoen. Dan gaat hij naar binnen, haalt Baerlings pistool uit de la en wacht. Després zoekt een excuus om weg te komen. De vergeetachtigheid van Baerling geeft hem een geschikte aanleiding de sigaren te halen. Hij gaat het kantoor binnen, sluit de deur en steekt het licht op. Verdoorn leunt tegen de stalen kast en houdt de revolver in de afhangende hand. Hij begint te spreken en Després loopt op hem toe. Verdoorn brengt bliksemsnel de hand omhoog. Zo snel, dat hij de impuls naar boven niet tijdig kan tegenhouden. Daardoor komt de revolver op kophoogte. Voor Després goed begrijpt wat er gebeurt zijn de schoten afgevuurd. Verdoorn, die van te voren zich ervan heeft overtuigd, dat de tuindeur open is, vliegt naar buiten, klapt de deur dicht en spring over het balcon naar de W.C. - Op het ogenblik, dat hij daarin verdwijnt hoort hij u de eetkamerdeur openen. Hij wacht tot hij de tochtdeur hoort klikken - ik heb mij ervan overtuigd, dat het geluid op de gesloten W.C. te horen is - en laat de stortbak leeglopen...’
‘En dan slikt hij het pistool in, zoals ik al verschillende malen heb gezegd,’ viel Van Houthem Dijkema in de rede. ‘Bovendien is Verdoorn een geboren jongleur en dus heeft hij, terwijl hij schoot, de wegvliegende hulzen met een handige graai in zijn linkerhand weten te vangen. Neen, ouwe jongen, je kunt mij nog
| |
| |
veel meer vertellen, maar ik houd mij liever aan het gebruik van een geraffineerd mechanisme in het huis van een aarts-knutselaar, dan aan het geloof in wonderen. Bovendien, hoe bliksemsnel Verdoorn de arm met het pistool ook zou hebben opgeheven, die beweging zou Després aan het schrikken hebben gemaakt. Hij zou zijn mond geopend hebben om te schreeuwen, zich hebben gebukt of opzij geworpen, maar hij zou zich niet zonder een enkele reactie hebben laten slachten. Wat denk jij ervan, Willem?’
‘Er kan een derde mogelijkheid hebben bestaan, waarom Baerling u uitnodigde. Wanneer hij er van overtuigd was, dat zijn valletje goed zou werken, zou het voor hem van belang zijn geweest later te kunnen zeggen, dat u met hem aan tafel zat terwijl de schoten vielen. Een goed advocaat zou hier veel van hebben kunnen maken. Méér dan van het getuigenis van zijn vrouw en zijn vrienden. Wanneer wij inderdaad een paar plaatsen in die lade ontdekken, waar een sterke veer bevestigd kan zijn geweest, geloof ik niet, dat meneer Wildenberg nog veel te beweren kan hebben. Bovendien begin ik er nu wel aan te geloven, dat die volledige zuivering van zijn kantoorpersoneel in '33 een reden heeft gehad, die in verband stond met manipulaties, waarbij de notaris geen getuigen kon gebruiken, die op de hoogte waren van de gang van zaken. Wanneer Dijkema er morgen niet in slaagt iets definitiefs los te krijgen uit meneer Bosman in Laren, zouden we de Rijksaccountantsdienst eens een kijkje kunnen laten nemen in de boeken. Misschien vinden we dan langs die weg iets, dat Després gelegenheid gaf Baerling te chanteren. Overigens geloof ik, dat uw lezing de feiten dekt, voor zo ver we die kennen.’
Ze praatten nog wat na in de killer wordende kamer. Voor Dijkema was het verhoor, dat hem was opgedragen, een traktatie. Hij meende de naam Bosman meer te hebben gehoord en moest zich erg vergissen, wanneer de man, die hij bedoelde niet op een notariskantoor was geweest; maar het was lang geleden.
‘Natuurlijk ken je hem, Tjerk!’ hoonde Staring. ‘De ene helft van de Nederlanders is familie van je en de andere helft heb je
| |
| |
hier of daar wel eens ontmoet. Als we jou niet bij de afdeling hadden, kregen we geen enkele zaak rond.’
Hoofdschuddend, als een man, die zich gegriefd voelt door een ondeugend gezegde van een enfant terrible, keek Dijkema zijn commissaris aan. Van Houthem stond lachend op.
‘Laat mij dadelijk weten of je iets van belang er uit hebt gekregen,’ zei hij, terwijl hij naar de kapstok liep om zijn jas aan te trekken. ‘Mocht het laat worden, dan kan je mij altijd thuis vinden.’
‘En neem je schaatsen mee!’ plaagde Staring. ‘Met dit weer heb je meer kans hem op de ijsbaan dan bij de kachel te vinden. Tenminste, wanneer hij werkelijk de Bosman is die jij bedoelt, komt hij zeker uit het Noorden.’
|
|