Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Andere liederen [pagina 65] [p. 65] Herfstliedje 'k Weet den zomer nog die schalde Door mijn blijde, blonde laan -, Doch nu schouw ik zacht, hoe al de Bladertjens te sterven gaan... Rillend wankelen naar den kouden, Naar den glinster-vochtigen grond, Vogeltjes van donkeren goude, Aan de vleugelkens gewond... 'k Weet den zomer nog, die zonde Aan de takken, blank en hel, Aan de stammen, die daar stonden: Daden, schoon en groot en fel!... Maar nu zijn mijn trouwe boomen Dingen vol van duisterheid -, Dingen, zonder dade' of droomen -, Dingen... aan den dood gewijd... 'k Weet de zwaluwen nog, die zwierden Onderdoor hun dichten boog...; 'k Weet de merels nog, die tierden In hun kronen, feest'lijk hoog! Maar nu neuren wind en regen Trieste liedjes van geween..., En de luide merels zwegen..., En de zwaluwen zijn heen.... [pagina 66] [p. 66] Rillend wankelen naar den kouden, Naar den glinster-vochtigen grond, Vogeltjes van donkeren goude, Aan de vleugelkens gewond... 'k Weet den zomer nog, die schalde Door mijn blijde, blonde laan -, Doch nu schouw ik zacht, hoe al de Bladerkens te sterven gaan... Vorige Volgende