Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Aan Alice Nahon 'k Wist wel dat Uwer woorden pracht Mijn leed niet weg kan dringen, Want in Uw lied herkende ik zacht Het lied dat d'armen zingen... Als d'avond aan hun vensters bloeit En 't leed der dagen hooger groeit, En zij zich eenzaam weten -, Hun ziel een lieve wijs begint, Die hen aan verre vreugden bindt... Om... alles te vergeten... Doch ieder woord wekt dieper pijn En doet hen meer verlaten zijn Dan ooit zij waren... Toch klinkt zijn klank hun niet als hoon -, 't Wordt hun als werd al lijden schoon - En schoon t'aanvaarden... - - - - - - - - - Zie, d'avond aan mijn venster bloeit, De fijne, grijze deemst'ring groeit Reeds over gindsche daken -. Daar zucht weemoedig windgeruisch Rondom mijn grauwe avondhuis - Nu zal mijn pijn ontwaken... [pagina 68] [p. 68] Doch hoe met d'oude, felle macht Ook 't harde leed gaat wringen, Ik neur Uw lied -, ik neur het zacht - Het lied dat d'armen zingen. Vorige Volgende