Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Het avondt trage... ‘Het avondt trage, kind. De rozen dooven In vreemd bewegen op den schaam'len wind. En het is nu dat 't oude leed begint... Het avondt trage, kind. De rozen dooven, De groote rozen in den schaam'len wind. Het avondt trage, kind. De bloemen gloeden. En niets bleef ons dan onze armoe, kind. En om ons henen waait de oude wind. Het avondt trage, kind. De bloemen gloeden. Hoe hebben wij zooveel geloofd, zooveel bemind! Het avondt trage, kind. O niets bleef ons Dan harde honger; niets dan diepe pijn Om wond geloof van zacht bemind te zijn. Het avondt trage, kind. En niets is ons Dan onze armoe en ons eenzaam zijn. Het avondt trage...’ Vorige Volgende