Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Zwemmer Een knaap. Hij komt op d'oever toegetreden En buigt de willige pluimen zacht uiteen... Dan, even aarz'lend, ziet hij rond zich heen, En bloost om 't blanke naakt van lijf en leden. Stil en geheimvol klokt en lokt beneden Zijn ernstig, broos gelaat, teeder besneên, De golving, zon-doorklaard - en al meteen Is hij het milde water ingegleden. Hij wendt en keert met vluggelingsche slagen -; Soms uit zijn rooden mond, bij zotte vlagen, Rumoert een blije schater, hel en straf! -, Tot, plots, hij recht rijst, en met starende oogen Neerschouwt op 't water door zijn drift bewogen... Een vracht van paarlen druipt zijn schouders af. Vorige Volgende