Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De zaaier Ik zag hem, groot, vóór purperen avondbrand, Aanschrijden langs de bloeibereide voren; Met zegenend gebaar zaaide hij 't koren, Ernstig den mond en oogen: Gòdsgezant! Een verre vogel deed zich lokkend hooren, Een lief'lijk vleien kwam van d'anderen kant... Hij stond, en staarde mijm'rend over 't land, De rustige ziel in eind'loosheid verloren... Dieper gloeiden de stille wolken aan den Gestrekten einder... en de zaaier waande er, Zalig ontroerd, der heem'len paarlen poort. Dan, of hem God met zacht berispend woord En vriendelijken lach tot arbeid maande, Schreed, groot vóór d'avondbrand, hij weder voort... Vorige Volgende