Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Gestalten [pagina 45] [p. 45] De bedelaar Een avonddorp. Een schrompl'e beedlaar gaat Den schemerweg. Wat stille blaren zwerven Voor zijne voete' en om zijn grauw gelaat. Teeder en traag, lijk een die eind'lijk derven En kalm berusten kan, Hangt ergens tusschen 't zwart getakte van 'n Schaamlen najaarsboom de oude dag te sterven. De wind ruischt loom. De bedelaar blijft staan En heft de vedel. Weeke klanken gaan Langs grijze, wank'le huizemuren streelen... 't Spel zwijgt. Gebarsten bedelstem vraagt brood. Een deur valt toe. En huizen verder veêlen Gaat weer het zoete wijsje van den dood. Vorige Volgende