Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Vers Ik denk aan U, en hoe Gij komen zult in 't avonden der wereld als de waat'ren diep zijn en donker-glanzend 'lijk Uw blik en in de groote, zachte boomen huivert de zuiv're stilte van Uw handen... Ik denk aan U, en hoe Gij komen zult met den teer-sterken schred van een Verwachte uit 't verre land der bergen tot dit dal - in alle dorpen knielt het landvolk neer, de moede grijsaard en het ranke kind, de blonde vrouw, de struische, rechte man - -, en ergens jubelt, in 't gestruik verdoken, de kleine, grijze vogel van den nacht... Ik denk aan U, en hoe Gij spreken zult tot wie U weten en Uw roep vernamen in 't eigen hart lang vóór Gij kwaamt uit 't verre land der bergen tot dit dal... Ik denk aan U en hoe ik luist'ren zal met duizenden naar 't Hooglied van Uw stem... ... Misschien raakt Gij mij aan: ’'k heb U zóó lief..., kom..., ginder jubelt in 't verward gewas de kleine grijze vogel van den nacht...’ Vorige Volgende