Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Aan allen Toen de morgen mijn oogen raakte - o, mijne vrienden! -, lag gansch de aarde mij open te bloeien, zoo einde- loos wijd, o wijd!, en wit 'lijk het lichaam van den Christus. Mij was of ik ontwaakte in het heldere land van God! Dan heb ik den dag-lang gezocht in Uwe oogen - o, mijne broeders! - naar het licht van Uw hart dat diep zijn zou en warm en blank als een middag te Meie! Nu in den avond - de roode roodborstjes sluim'ren; de stille sneeuw brandt met duizend bloemen - kan ik enkel nog knielen: God, mijn God, ruk Gij van de gelaten mijner broeders het martelend masker. Vorige Volgende