Groot-Duitsche dichtkunst(1942)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekendEen reeks vertolkingen Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Mystisch [pagina 174] [p. 174] Mystische tijd Stort neer, gij, Gesternte des Doods! Hoog zweven de witte Wolken der lente. Boven den heuvel, die Groener en milder zich bermt, Zwaatlen de berken. Voor de herberg Drinken de dorps-ouderlingen Den wijn, die goudener werd in lange Heilige nachten, hooren Van den akker den roep der knechten Heen naar den beemd, waar De kinderen spelen En verder, over de dooden. De merel zingt in den levensboom, En zoo is het goed, en de grijzen Knikken, en staren Over het landschap. O Lente! Maar de nachten zijn Vervuld van onzegbare zoetheid. Vlinders duiken in lichtende kelken. Dieper dringen wortels In de warme aarde En in het woud Waart de liefde. [pagina 175] [p. 175] Donkerder, wilder gonzen De harpen des bloeds, Toon, die 't Heelal doorzingt Van middernacht tot middernacht. Hermann Stuppäck Vorige Volgende