Groot-Duitsche dichtkunst(1942)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekendEen reeks vertolkingen Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] De tafel Honderd jaren reeds, Onder Gods zoon steeds, Blankt de esschen tafel bij den muur, en Wonderbaar vertrouwd, Breed en recht gebouwd Om nog honderd jaren voort te duren. Rein zichzelf bewust Stempelde haar rust Diepe sporen in den planken bodem. Wankelen wij - zij is Nimmer ongewis En ons dierbaar als eens onzen dooden. Simpel, mild en wijs Droeg zij onze spijs, Zal zij onze spijzen immer dragen: Melk en 't zoete brood, Karig in den nood Overrijk in d'enkele weelde-dagen. In den harden rand Grifte menige hand, Ongeweten, vele runen-kerven, Hand, in arbeid noest, Hand, die sterven moest Om het eeuwig leven te verwerven. [pagina 160] [p. 160] Ieder die hier zat, Rustte, bad of at Voelen wij onzichtbaar hier gebleven: Ouders, voorgeslacht, Heiligende macht Op ons aller nederige leven -, Zijn als God nabij, Eén met u en mij, In gepreveld dankwoord en gebaren, Eén met onzen wil Wanneer vroom en stil Wij het eind aanvaarden onzer jaren. Johannes Linke Vorige Volgende