Groot-Duitsche dichtkunst(1942)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekendEen reeks vertolkingen Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] De reizende handwerksgezel zingt: Win ik secuur mijn daaglijksch brood En een moot versche worst Erbij, en, sapperloot, Wat vochtigs voor den dorst - 't Behoeft niet altijd water te zijn, Rombe-de-bom bombom, Schiet er één klare af voor mij Ik noem dien vent niet krom - o nee! Hiep hiep hoera! Hiep hiep hoerra! In Hamburg aan de Elbe Droomde ik een heelen nacht van jou, Mijn blauwe Adria... Thans trek ik op het zuiden aan Met ransel en joechhei! Mijn deern, wat zeg j' ervan? Ai, wist ik j' aan mijn zij... Maar ach jouw maagdlijke beentjes zijn, Ei-ei, ei-ei, ei-ei - Te rank, mijn kind, te blank, te fijn Voor zoo'n lange tippelarij - ja-ja! Hiep hiep hoera! Hiep hiep hoerra! In Hamburg aan de Elbe - Vergeet mij nooit, mijn zoete schat, Ham-mo-nia! [pagina 150] [p. 150] Berlijn ligt netjes aan de Spree, En oovral bakt men brood En rijmelt liefde alleen Op - ja, op... Mor...genrood! En daar doe jij geen draad van af, Rombe-de-bom bombom... Ik voer een mispelaar als staf En wie mij dreigt doet dom - gewis! Hiep hiep hoera! Hiep hiep hoerra! Mijn Hamburg aan de Elbe - Wie dat niet weet, weet niets - ha-ha -, Is mooier dan de mooiste, De allermooiste Adria, De blauwe Adria... Peter Burlach Vorige Volgende