Kees Doorik of een bloedig half-vasten
(1919)–Georges Eekhoud– Auteursrecht onbekend
[pagina 97]
| |
twistte over de waarde van Kempische kiekens, waarvan hij er haar drie koppels wou opdringen, werd Kees Doorik zijn naam uitgesproken door den Milledju. - Kees kan ze dezen avond nog komen halen? - Kees is weg! zei Annemie vastberaden. - Is Kees weg? vroeg ongeloovig, en drukkend op elk woordje, de uitgedroogde heimelijke; met open mond en tevens met zulk een komisch-vertrokken, dom gelaat bleef hij haar staan aankijken, dat de pachteres een glimlach niet kon wederhouden, alhoewel ze van in den morgen zeer zenuwachtig was, en in het geheel niet op haar gemak. Niemand, op de hoeve, wist iets af van het vertrek van den armen knecht; zelfs Janneke wist het nog niet. - Zij-de daar zóo van verwonderd? vroeg Annemie. - Milledju!... ge zijt er verduiveld rap mee geweest... De jongen bezat goede hoedanigheden; 't is toch zóo niet, dat ge moet omgaan met uw oud werkvolk; en dan nog... ge hadt toch wel eerst aan uw vrienden kunnen raad vragen... - Heb-de zelf ni' aangeraden, mij er zoo gauw mogelijk van af te maken. Ge beweerdet, dat dit gevaarlijk was voor mijnen goeîen naam. Hewel dan!... 'k Heb gebruik gemaakt van de eerste gelegenheid de beste; we hebben woorden gehad over 't werk. Hij wou zijnen kop uitwerken, en ik heb hem doen verstaan, dat de deur open stond. Hij heeft het begrepen... En, ziedaar, alles is nu gedaan voor goed! - En in afwachting ga-de u zonder meesterknecht bevinden? - O! toch niet voor lang! 'k Heb al iemand in 't zicht. | |
[pagina 98]
| |
De Milledju kon zijn verfrommelde ooren niet gelooven. Niet alleen joeg men de knechten buiten, zonder hem te verwittigen, maar men nam er zoo maar nieuwe aan, en dat alles buiten zijn weet! Dat ging toch een beetje ver over zijn hout! Hoe durfde Annemie zoo iets doen?... Maar... dat was openlijk opstaan tegen zijn voogdij! En dan was hij al de verrassingen nog niet door; zijn oogen gingen dra nog heviger vuur schieten: - En die, welke gij in 't oog hebt, mogen we daar den naam van weten? - Ha! ja zeker; ge kent hem: Jurgen Faas, van Beirendrecht. Ze noemde hem, zonder dat haar stem beefde, en zelfs lei ze er wat nadruk op. - Jurgen Faas! Maar is 't Gods mogelijk! riep Wannes uit, zijn lange, kromme armen opstekend boven zijn vaal, groen-geel wezen, en, als door waanzin aangegrepen, balde hij de vuisten. Dan was 't veel beter den anderen hier te houden, dat was tenminst een eenvoudige, kloeke kerel, waarvan alleen de ouwe kwâtongen slecht wisten te spreken en wat op uw kap vertelden, maar dezen flierefluiter... - Zal me heelemaal op den slechten weg brengen! Dank u... Spreek maar op, broerken lief, wa' zul-de mij nog zoo allemaal vertellen? Luister, 't is tijd, dat we eens voor goed een eind maken aan dat spelleken. 'k Ben het beu, radikaal beu, hoorde, altijd zoo te worden behandeld als een klein meisken. Op uw eigen aandringen heb ik dat ‘kind van den armen’ doorgezonden, dien jongen, welken ge gisteren met geen oogen kondet zien, en waar ge op roemt, nu hij weg is... En wat gebeurt er? In plaats mij gelijk te geven, staart ge mij aan alsof ik zoo 'nen kartonnen kop op had als de reus- | |
[pagina 99]
| |
kens van Borgerhout...Ga naar voetnoot1) 't Is dan nog niet goed, want ge verwijt me dan nog een domheid begaan te hebben. Neen! neen! 'k heb er genoeg van! In 't vervolg zal ik mijn eigen goesting doen. - Annemie! Ongelukkige! hakkelde de voogd het uit, gansch uit zijn lood geslagen; ge zult wel rede verstaan hebben alvorens die verkwister den voet hier binnen zal zetten. Wat uitstaans heeft die luierik van Beirendrecht met u? Zoo'n leeglooper gaan uitkiezen, als er zóoveel werklieden zonder eten zitten! Maar waar zijn uw gedachten toch? Wil-de u dan heelemaal ten onder brengen? Neen, 'k zeg het u nog eens, hij zal hier geen voet over den drempel zetten, dat verzeker ik... - En ik... ik zeg u dat hij zál komen; en nogal van morgen af... En al 't noodig is, zal ik hem zelf gaan halen... Had hij zelf me niet gezeid, dat hij in mijnen dienst wou komen, den avond van onze laatste wandeling naar Putte? - Onnoozel! En gij neemt dat ernstig op, de zotte spreuken van dien gast? - 'k Heb gelijk. En ook, hij móet komen... Volstrekt moet hij hier zijn... Versta-de dat?... 'k Zal eens laten zien, wie hier iets te zeggen heeft... Die woorden werden uitgebracht met zulke vastheid en klem, zóo krachtig, dat de Milledju twee passen achteruit week, onthutst, en geen woord meer kon uitbrengen. Veertien dagen later, tot de grootste verwondering van gansch de streek, trad die levenslustige Jurgen Faas in dienst op de Wit-Hoef, als knecht van vertrouwen. Wat er met Kees gebeurde? Reeds den volgenden dag van zijn vertrek bij Annemie nam hij werk | |
[pagina 100]
| |
aan bij den burgemeester Flup Sap. En, daar hij overtuigd was, dat zijn klachten geen uitwerksel zouden hebben op zijn dolle en onredelijke zuster, zoomin als zijn bedreigingen, deed Wannes Andries alsof hij de nieuwe schikking aannam; maar in afwachting, broeide hij de gewaagdste plannen om in éenen keer een eind te stellen aan die ál te voorkomende knechten, goed in staat om de schijven van den ouden Nelis Cramp nog te ontfutselen aan de kleine Milledjus. |
|