pas op da'k u de paarden niet meer zie slaan. Sloeber!... Vooruit, tas maar op, Lieven Piot, daar is plaats genoeg, rechts achter de deur... Ewel, bazin, wa' zeg-de er van?
Door die plotselinge vraag schoot Annemie wakker uit haar droomerij:
- 'k Zeg, da'ge wakkere kadee's zijt, en da'ge uw best doet!... 'k Zie da' geerne. Paulien, schenk eens 'nen goeîen druppel in voor ons mannen.
Paulien, de rosharige en vette meid, hing juist aan den hangel, onder den schouwmantel, een grooten koperen ketel die glom in 't halfduister. Ze verdween een oogenblik en kwam dan terug met het aarden jeneverkruikje en een glas.
Als de laatste bussel op den dorschvloer lag, rolde Janneke de kar onder het afdak. Kees verzamelde het alaam in een hoek van de schuur en sloot de deur.
Paulien stond op de mannen te wachten. Kees, het glas in de hand, deed ze nader komen, en, zich tot de boerin wendend:
- Santee, bazin! zegde hij, alvorens den inhoud in éen teug naar binnen te gieten. Met de tong tegen het gehemelte smakkend, gaf hij het glas terug aan de meid.
De werkers dronken om beurt. Ze stonden daar in hun hemdsmouwen; het rood, baaien flanel hing los open en liet de vleezige borsten bloot, waarop er zweetdruppelen perelden. Een zerpen okselreuk ging uit van die sterk afgeslaafden.
Door het aanhoudend wroeten van de heupen, gedurende 't werken, waren hun hemden boven den strafgespannen broekriem opgeschoven en hingen daar nu in losse plooien. Sommigen dier jongens ontspanden den riem, en, de hand tusschen de gesperde beenen in 't kruis van hun broek, trokken zij hun slip terug op haar plaats. Ze deden dat