De koninklyke harp-liederen(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het CXXXVI. harp-leid. Toon. Al hebben de Princen háren wensch. SLaat heilige zielen, slaat een toon Tot lof van onzen Heere in 's hemels troon: Dien Heere, wiens goedheid ons alle ten goê, Vloeid met lévende stroomen toe. 2.[regelnummer] Kom, loof dézen Heere die daar leeft, En die magt òver alle gòden heeft: Dien Heere &c. 3.[regelnummer] Loof d'Oppersten òver all wat hier Of steeg, of klimmen kan tot hoog bestier, Dien Heere &c. 4.[regelnummer] Loof alle dien Heere, welkers kragt, Ons zoo veel nutte wondren heeft gewragt: Dien Heere &c. 5.[regelnummer] d'Almagtige Kóning, en wiens hand, Nu nog den hemel rondom d'aarde spand: Dien Heere &c. 6.[regelnummer] Die d'aarde op het wàter heeft gegrond, En die ook wéder 't vogt om d'aarde wond: Dien Heere &c. 7.[regelnummer] Die 't ligt uit de duisternisse riep, En all' des hémels heldre fakk'len schiep: Dien Heere &c. 8.[regelnummer] [D]ie 't goudene hooft in 't blaauwe veld, Ten hooft die'r flonkerende lampen steld: Dien Heere &c. [pagina 452] [p. 452] 9.[regelnummer] Die 't zilvere en flaauwer spiegel-ligt, Ten dienste van de nagt heeft aangerigt. Dien Heere &c. 10.[regelnummer] Die d'eerste geboorne in mensch en vee, Sloeg, tot gansch Egiptens herten-wee: Dien Heere &c. 11.[regelnummer] Die Jacobs geslagte rukte uit 't naauw En uit des fellen drijvers wreede klaauw: Dien Heere &c. 12.[regelnummer] Die met eene geessel in de vuist, Heeft all' des vyands kragten gansch vergruist: Dien Heere &c. 13.[regelnummer] Diens kragtigen arrem 't veld der zee Door sneed, en kloofde die ten gronde aan twee: Dien Heere &c. 14.[regelnummer] Die zijne geliefde een ópen baan Daar vlak door héne maakte om langs te gaan: Dien Heere &c. 15.[regelnummer] Die Phar'o (haar volgende in het meir) Met een vloed òverdekte, en all' zijn heir: Dien Heere &c. 16.[regelnummer] Die zijne verloste door woestyn, Als metter hand geleide, om veil te zijn: Dien Heere &c. 17.[regelnummer] Die daarom ook zoo veel Vorsten sloeg, Of dood van vreeze voor haar héne joeg. Dien Heere &c. 18.[regelnummer] Die Koningen, Princen, heeft berooft Van staf en scepter, kroon en troon en hooft. Dien Heere &c. 19.[regelnummer] Dat zagme in den trotsen Amorijt, Die bukte en moeste vallen in den strijd: Terwijle zijn goedheid &c. 20.[regelnummer] En éven zoo heeft hy aangevat Hem, die nog Bàzans troon in rust bezat: Terwijle zijn &c. 21.[regelnummer] Die néder gezonken in 't verderf, Haar land aan andre lieten tot een erf. Terwijle zijn &c. [pagina 453] [p. 453] 22.[regelnummer] Ter eeuwiger erve voor zijn knegt, Voor Isr'el, eeuwen lang al toegezegt: Terwijle zijn &c. 23.[regelnummer] Want zijne gedugte Majesteit Sloeg 't ooge op onze bange néd righeid: Terwijle zijn &c. 24.[regelnummer] Dus daalde hy hulp-vaardig né'er, en trok Ons uit der wé'erpartijders lastig jok: Terwijle zijn &c. 25.[regelnummer] Zijn heilrijken zégen gaf met-een, Ook spijze in overvloed aan groot en kleen: Terwijle zijn &c. 26.[regelnummer] Dus heilige zielen, loof dien God, Loof hem die 's hémels heir heeft in gebod: Ja loof hem, wiens goedheid ook alle de goê, Vloeid met eeuwige stroomen toe. Vorige Volgende