De koninklyke harp-liederen(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 379] [p. 379] Het CXI. harp-lied. Toon. Aartje die is aardig. WEl! wie zal beletten, Dat Ik 's Heeren lof Niet en zou trompetten? Daar Ik zoo veel Stoff' Vinde in all' zijn dáden: Neen: Ik zal veel eer, Yder daar toe ràden, Daar Ik by verkeer'. 2.[regelnummer] 'k Zal daar alle schàren Plegtlijk by malkà'er. Tot zijn dienst vergaren, Met mijn harpe-snaar Roemen zijne werken, Tot haar lof-gerugt Op gezwinde vlerken Drijft door aarde en lugt. 3.[regelnummer] Zijne groote kragten, Vol van Majesteit, Dringen ter gedagten, Om zoo de eeuwigheid By ons te verduuren: Zijn onkreukbaar regt, Staat als yz're muuren, Eeuwig vast en hegt. 4.[regelnummer] En, gelijk Zijn wonder Yder is bekend: Heeft Hy, in 't byzonder, Zijne gunst gewend [pagina 380] [p. 380] òver alle vròmen: Welke Hy voor de mond, Alles toe laat kòmen, Volgens zijn verbond. 5.[regelnummer] In voorléden dàgen Déde Hy voor zijn volk, Wonder daar zy 't zàgen, Rukte ze uit den kolk: Om haar voorts te !eiden, Naar een lang gezwerf, Door Woestijne en heiden, Tot haar eigen erf. 6.[regelnummer] Waar uit zy bevonden, Dat Hy daad aan woord Hegte en hield gebonden: En zoo zal Hy voort In belofte en wetten, Vast gegrond op ré'en, Die men noit verzetten Mag, nog òvertré'en: 7.[regelnummer] Die op zulke schràgen Rusten, dat zoo lang Als den zonne-wàgen Gaat, en houd zijn gang, Nimmer een van allen, (Berstende uit de naad) Zal van zelfs vervallen, Als 't met de aardsche gaat. 8.[regelnummer] Want Gods dierbre waarheid Is haar grond en voet; Hy verloste uit zwaarheid Jacobs édel bloed: Enkel en uit réden Van beloofde trouw, Dat ze in eeuwighéden Allen blijken zou. 9.[regelnummer] Wes zijn heil'ge nàme Vol ontzagbaarheid, [pagina 381] [p. 381] Door de vlugge fàme, Wijds en zijds verbreid: Ja tot alle volken Word her-om gevoerd: Dat de diepste kolken Van het herte omroerd: 10.[regelnummer] Daar ze een heilig schroomen Bàren zal en voên, Dwàze driften toomen, Wijzheid deure opdoen, Leiden op zijn wégen: Want die Hem regt vreest, Krijgt alleen den zégen Van verstand en geest. 11.[regelnummer] Nu wie zal 't bepàlen, De eer' vàn Onzen held? Wie kan ze agter-hàlen In zoo ruim een veld? Dus moet elk Hem lòven, Want in eeuwigheid, Word zijn naam hier bòven, Lof en dank gezeid. Vorige Volgende